ECLI:NL:RBAMS:2025:4015

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
13/053194-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na winkeldiefstal door veelpleger

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 februari 2025 in Amsterdam goederen heeft weggenomen uit een Albert Heijn winkel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M.S. Bond, gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat aan alle voorwaarden van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De verdachte, die een dakloos bestaan leidt en kampt met verslavingsproblematiek, heeft in het verleden veelvuldig vermogensdelicten gepleegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsrapport, dat de hoge kans op recidive bevestigt. De rechtbank concludeert dat er geen reëel alternatief is voor de ISD-maatregel en dat de veiligheid van goederen de oplegging van deze maatregel eist. De beslissing is genomen in het belang van de samenleving, om verdere overlast en schade te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/053194-25
Datum uitspraak: 28 mei 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 28 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.S. Bond, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. S.J. van Galen, advocaat te Purmerend, naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat de deskundige, mevrouw [reclasseringsmedewerker 1] (reclasseringswerker bij GGZ Fivoor leiden), naar voren heeft gebracht.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich op 17 februari 2025 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan een winkeldiefstal bij de Albert Heijn.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde winkeldiefstal. De rechtbank grondt haar beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkorte vonnis gehecht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 17 februari 2025 te Amsterdam boodschappen die aan het winkelbedrijf Albert Heijn (gevestigd aan de [straat] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd voor wat betreft de oplegging van de ISD-maatregel. De raadsman heeft de rechtbank in overweging gegeven om aftrek van het voorarrest toe te passen, om zo de motivatie en bereidheid van verdachte om mee te werken aan zijn behandeling te vergroten.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Diefstal is een hinderlijk feit dat in de maatschappij in het algemeen, en bij de betreffende winkel in het bijzonder, overlast en schade veroorzaakt. Verdachte leeft een dakloos bestaan zonder inkomen en heeft gezondheidsklachten en verslavingsproblematiek. Verdachte pleegt vermogensdelicten om vermoedelijk in zijn verslaving en (levens)behoeften te kunnen voorzien. Dat is zorgelijk en vereist een concrete en ingrijpende aanpak om dit gedrag in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 10 april 2025 en heeft gezien dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor winkeldiefstallen.
Rapportage
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Fivoor van 20 mei 2025, opgesteld door mevrouw [reclasseringsmedewerker 2] . De reclassering heeft – kort samengevat – het volgende gerapporteerd. Verdachte is in het afgelopen jaar dusdanig veel veroordeeld voor vermogensdelicten dat hij in aanmerking komt voor de ISD-maatregel. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De risicofactoren die van invloed zijn op het criminele gedrag van verdachte zien op zijn houding en psychosociaal functioneren, zijn verslavingsproblematiek, zijn medische situatie en het ontbreken aan een inkomen. Er is sprake van instabiliteit op alle leefgebieden.
Verdachte heeft van 2015 tot eind 2024 meerdere aaneensluitende reclasseringstoezichten gehad. Dit maakt dat hij negen jaar lang vrijwel continue onder toezicht heeft gestaan. Binnen deze trajecten zijn er meerdere interventies ingezet om te werken aan abstinentie, gedragsverandering en recidivevermindering. Zowel ambulante als klinische behandelingen hebben niet het gewenste effect gehad of zijn vroegtijdig negatief beëindigd. Dit komt deels door de ernst van de verslavingsproblematiek en deels door de zelfbepalende houding van verdachte. De reclassering is van mening dat de mogelijkheden binnen een voorwaardelijk kader niet toereikend zijn en inmiddels zijn uitgeput. De reclassering acht een langdurige klinische opname noodzakelijk om het risico op recidive te kunnen beperken. De kans van slagen van een behandeltraject wordt het grootst geacht binnen de onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De ISD-maatregel biedt de mogelijkheid voor een terugplaatsing of een time out. Het advies luidt daarom, bij een veroordeling, een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De behandeling dient zich daarbij te richten op de verslavingsproblematiek en het aanleren van adequate copingsvaardigheden.
De deskundige, mevrouw [reclasseringsmedewerker 1] , heeft voornoemd advies op de terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Oplegging van de ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast is hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf, terwijl het in dit vonnis bewezenverklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde reclasseringsrapportage en het strafblad, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad volgt dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het in dit vonnis bewezenverklaarde feit. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat is voldaan aan de ‘harde’ ISD-criteria.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook aan de ‘zachte’ ISD-criteria voldoet. Die houden in dat er geen reëel alternatief voor de oplegging van de ISD-maatregel bestaat. Zoals in de rapportage omschreven hebben eerdere ambulante en klinische behandelingen niet het gewenste effect gehad of zijn deze vroegtijdig negatief beëindigd. De mogelijkheden binnen een voorwaardelijk kader zijn inmiddels uitgeput. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat er geen reëel alternatief is voor de oplegging van de ISD-maatregel.
In het licht van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie volgen en een ISD-maatregel opleggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en een behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende de tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht zal om die reden niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. B. Ketelaers en N. Entius, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2025.
[…]