ECLI:NL:RBAMS:2025:3991

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
C/13/756890 / HA ZA 24-1046
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beleggingsadviesrelatie en zorgplicht van Rabobank in het kader van ongedekte opties

In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], dat de rechtbank vaststelt dat Rabobank tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens hen en dat zij schadevergoeding dient te betalen. De zaak betreft een beleggingsadviesrelatie tussen eisers en Rabobank, waarbij eisers ongedekte opties hebben geschreven met marginverplichtingen. De rechtbank onderzoekt of Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden door onvoldoende onderzoek te doen naar de financiële mogelijkheden en deskundigheid van [eiser 1]. De rechtbank stelt vast dat Rabobank niet kan aantonen dat zij de kennis- en ervaringstoets op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd, en dat er fouten zijn gemaakt in de interne verslaglegging. De rechtbank laat Rabobank toe om bewijs te leveren over de uitvoering van de passendheidstoets en de communicatie over de risico's van het schrijven van ongedekte opties. De zaak wordt op 9 juli 2025 opnieuw behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/756890 / [naam 5] ZA 24-1046
Vonnis van 11 juni 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. H.J. Bos,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
advocaat: mr. T.R.B. de Greve.
Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd en gezamenlijk [eisers] Gedaagde zal hierna worden aangeduid als Rabobank of de bank.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 augustus 2024;
- de akte overlegging producties aan de kant van [eisers] ;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het vonnis van 8 januari 2025 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 april 2025 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] is geboren op [geboortedatum] 1947 en heeft jarenlang als hypotheekadviseur (laatstelijk als directeur) gewerkt bij Vlieg B.V. Deze onderneming adviseert onder meer piloten en artsen over hypotheken, verzekeringen en makelaardij. Op 1 januari 2013 is [eiser 1] gestopt met werken. [eiser 1] is getrouwd met [eiser 2] en samen hebben zij twee kinderen.
2.2.
Op 1 maart 2007 zijn [eisers] klanten geworden bij Rabobank door gebruik te maken van de overstapservice (zij kwamen van ING Bank N.V.). Hierbij hebben [eisers] een overeenkomst Beleggersrekening, een Rabo effectenrekening en een Verklaring inzake Optiehandel Euronext ondertekend.
2.3.
Op 1 november 2007 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser 1] en Rabobank waarin onder meer is gesproken over de overstapservice en het overboeken van effecten naar Rabobank.
2.4.
Op 31 januari 2008 heeft Rabobank [eiser 1] een brief gestuurd met betrekking tot zijn doelrisicoprofiel. Hierin staat het volgende:
“Op basis van uw beleggingswensen en mogelijkheden heeft u voor bovenstaande Effectenrekening gekozen voor het doelrisicoprofiel ‘Offensief’.
op dit moment is het risico van uw effectenportefeuille hoger dan bij dit doelrisicoprofiel past. U kunt twee dingen doen:- Uw effectenportefeuille aanpassen aan uw bestaande doelrisicoprofiel.- Uw doelrisicoprofiel verhogen.”
2.5.
Op 6 oktober 2008 en in de periode daarna heeft [eiser 1] verschillende gesprekken gehad op het kantoor van Rabobank kantoor in [woonplaats] . Hieronder volgt een overzicht van citaten uit enkele gespreksverslagen.
2.5.1.
Gespreksverslag 6 oktober 2008:
“klant ontvangen opknt. [woonplaats] . TD € 1 mio verlengen voor 3 mnd. 4,7% (concurrentie) en € 160.000,- naar de bel. rek. Daarmee gaat klant via RDB[Rabo Direct Beleggen, rb]
beleggen, nr. van de orderlijn doorgegeven.”
2.5.2.
Gespreksverslag 10 september 2010:
“klant ontvangen op knt. [woonplaats] . (…)hij zit in de hypotheken (vliegers en artsen) het verdienmodel staat danig onder druk. We hebben uitgebreid kennis over de markt met elkaar gedeeld. Hij informeerde naar de rente en de mogelijkheden daarin. Ik heb doelspaartarieven doorgegeven hij denkt daarover. RLC nog eens onder de aandacht gebracht ook daar denkt hij over en over het lidmaatschap. Signaal betaalpakket besproken klant is accoord met omzetting de CC van mevrouw moet wel opnieuw worden aangevraagd anders lukt dit niet, afgesproken dat deze plm. 14/9 weer een nieuwe heeft.”
2.5.3.
Gespreksverslag 7 december 2010:
“klant ontvangen op knt. [woonplaats] . Hij krijgt binnen enkele jaren plm. €250k lijfrentekapitaal vrij. Hij wil dat niet meer in polissen verlengen maar uit kosten oogpunt via banksparen doen. Op 29/12 expireert een ASR polis hiervoor wil klant een toekomstsparen vaste rente openen, met looptijd van 1 jaar. Het is zijn bedoeling bij volgende expiraties de toekomstsparen daarvoor te gebruiken. Hij wil met het kapitaal niet gaan beleggen omdat hij dan uitsluitend aan de robeco fondsen vast zit en hij mogelijk in de knel komt met zijn beleggingshorizon.”
2.6.
In december 2010 heeft Rabobank [eiser 1] een brief gestuurd met als onderwerp
“Structuur Private Banking”.In deze brief is opgenomen dat Rabobank vanaf 6 december 2010 binnen de afdeling Private Banking gaat werken met ‘gespecialiseerde accountmanagers’. Voor [eisers] betekende dit dat hun financiële zaken in de toekomst zouden worden behartigd door [naam 1] .
2.7.
Op 21 september 2011 heeft weer een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van Rabobank in [woonplaats] . Namens de bank waren daar drie personen aanwezig, onder wie [naam 1] . In het gespreksverslag van 23 september 2011 is het volgende opgenomen:
“Doel/aanleiding van het gesprek: kennismakingsgesprek/
Effectenrekening/naam: [rekeningnummer] [eiser 1] eo
Financiële situatie klant: Heeft een vermogen bij Rabo van 1,5 mio. Is wekelijks 1 dag vrij; vanaf begin volgend jaar wellicht stoppen met werken. Wil dan ook gedeeltelijk van zijn vermogen gaan leven. Vermogenspositie en inkomens behoefte is op dit moment nog niet geheel duidelijk. Volgt de financiële ontwikkelingen op de voet en heeft ook een duidelijke eigen visie/mening. Maakt op dit moment gebruik van Direct beleggen. Wil eventueel gesprekspartner. Ziet op dit moment de ontwikkelingen nog heel negatief in. Wil ook liquiditeiten op dit moment intact houden. Door zijn wensen Perpetuals schrijven van puts, individuele aandelen gevraagd of hij toegevoegde waarde van een adviseur is en ook bereid is hiervoor te betalen. Hij geeft aan, dat hij dit de overweging wel waard vindt. Voorlopig doet hij op dit moment nog niets. Drp[doelrisicoprofiel, rb]
zal speculatief zijn als hij ver buiten de voor ons gebruikelijke structuren wenst te beleggen.
Uitleg gegeven hoe eea werkt bij de Rabobank als hij puts wenst te schrijven. Hij geeft aan voldoende saldo achter de hand te houden voor het volledig af te nemen bedrag. Uitleg gegeven dat hij toch een faciliteit nodig heeft. Hij vindt dit onzin, toch wordt een aanvraag gemaakt voor 150.000.
Met [eiser 1] gespard over de beleggingen in het algemeen en of RSB wat voor hem is.
Klant weet precies wat hij wil zoekt ook een sparringspartner.
Klant gaat erover nadenken maar wil wel een effectenkrediet om evt opties te schrijven
Voor 150000 euro. Dit gaan we gezien zijn zekerheidspositie voor hem regelen.
Zie in de algemene bijlagen het wft formulier en het formulier aanvraag effectenkrediet.”
2.8.
Tevens heeft [naam 1] (Rabobank) een BeleggingsInventarisatieFormulier (hierna: BIF) ingevuld (handgeschreven) met datum 23 september 2011. Hierin staat, voor zover van belang, het volgende:
  • bij ‘Beleggingswensen/Beleggings-/bestedingsdoel’ is het vakje “het behalen van een hoger rendement dan sparen” aangevinkt;
  • bij ‘Bedieningswijze’ is het vakje “zelf beleggen zonder Rabobank-advies” aangevinkt;
  • onder ‘Kennis en Ervaring’ staat bij ‘Kennis en ervaring met beleggen’ onder ‘Complexe financiële instrumenten’ het volgende:
Warrants, speeders, Turbo’s e.d.: kennis: ja, aantal transacties (totaal): 3;
Gestructureerde producten met hoofdsomgarantie: kennis: ja; aantal transacties (totaal): 3; bedrag per order (gemiddeld): € 10.000;
Gestructureerde producten zonder hoofdsomgarantie (incl. reverse convertibles, CDO’s, high yield-obligaties): kennis: ja; aantal transacties (totaal): 3; bedrag per order (gemiddeld): € 10.000;
Converteerbare obligaties: kennis: ja; aantal transacties (totaal): 4; bedrag per order (gemiddeld): € 25.000,
waarbij steeds is opgeschreven als ‘periode waarin de transacties zijn verricht’: 2001-2011;
  • Bij de vraag ‘Heeft u uit hoofde van uw (voormalige) beroep te maken (gehad) met effectendienstverlening?’ staat als antwoord “nee”;
  • Onder ‘Opleiding’ staat als antwoord op de vraag ‘Wat is uw hoogst genoten opleiding’ als antwoord “WO” vermeld; en staat “NVT” bij de vraag “welke relevante (beleggingsgerelateerde) opleidingen heeft u afgerond?’;
  • Onder ‘Financiële positie’ staat voor zover van belang een bruto jaarinkomen van € 120.000, geen leningen (excl. Hypotheek, pensioenvoorziening geregeld?): ja, en bij ‘Het huidige hoofdbestanddeel van uw inkomen is:’ is het vakje met de tekst “ruim voldoende (…) voor vaste lasten, levensonderhoud en overige financiële verplichtingen. Jaarlijks kan een bedrag opzij worden gezet.” aangevinkt.
  • dat de belangrijkste bron van het huidige inkomen “inkomen uit huidige dienstbetrekking” is;
  • bij het ‘doelrisicoprofiel’ is aangegeven dat een ‘beleggingshorizon’ “n.v.t.” is; dat de ‘neerwaartse risico-acceptatie’ -100% is; bij ‘prognoserendement’ staat “n.v.t.” en als “doelrisicoprofiel” staat er “speculatief”.
2.9.
Tot slot heeft Rabobank een (intern) zogeheten Formulier Limiet voor Effectenkrediet (hierna: FLE) opgemaakt. Als toelichting is hierin opgenomen:
“De heer [eiser 1] wil vanwege de dalende beurzen en de volatiliteit hierbij Call- en put-opties gaan schrijven. Gezien zijn inkomens- en vermogenspositie levert het gevraagde krediet ten opzichte van zijn zekerheidswaarde een comfortabele uitgangspositie op. Het dekkingsresultaat is 11,01%. De uitstaande financiering betreft de aflossingsvrije hypotheek bij de Fortis. Op de BKR/EVA toetsen zijn ook geen bijzonderheden te zien. Derhalve is het gevraagde krediet geen probleem en ook gezien de moraliteit gerechtvaardigd.”
2.10.
Vervolgens hebben partijen op 23 september 2011 de volgende overeenkomsten ondertekend:
de Overeenkomst Rabo Direct Beleggen. Op die overeenkomst zijn onder meer de Algemene voorwaarden voor de Effectendienstverlening voor de Rabobank 2007 van toepassing. Als bijlage bij die overeenkomst is aan [eiser 1] de Informatiebrochure Opties en Futures en de Verklaring inzake Optiehandel Euronext verstrekt;
een kredietovereenkomst voor een effectenkrediet met een limiet van € 150.000. Op de kredietovereenkomst zijn onder meer de Algemene Voorwaarden Rabobank Beleggersrekening 2011 van toepassing.
2.11.
In de Overeenkomst Rabo Direct Beleggen is bij de bijzondere bepalingen onder meer het volgende opgenomen:
“In het kader van Rabo Direct Beleggen kan worden belegd in aandelen, obligaties, opties binnenland en beleggingsfondsen.
(…)
Het is in het kader van Rabo Direct Beleggen niet mogelijk advies van een beleggingsadviseur te krijgen of orders bij een beleggingsadviseur in te leggen. (…)
Rekeninghouder realiseert zich, dat hij in het kader van Rabo Direct Beleggen op eigen initiatief en voor eigen rekening en risico handelt. Rekeninghouder realiseert zich voorts, dat hij zelf geregeld zijn portefeuille dient te controleren.
Onmiddellijk na elke transactie ontvangt u een effectennota met daarop de gedetailleerde informatie over de transactie. Verder ontvangt u rond februari van ieder jaar een overzicht van uw portefeuille per ultimo van het voorgaande jaar en met de beginwaarde van uw portefeuille van dat jaar. Indien u een limiet voor de beleggingsverplichtingen bent overeengekomen en daar ook gebruik van maakt, dan ontvangt u ten minste maandelijks een zogenaamd dekkingsoverzicht waarop de waarden van uw zekerheden en verplichtingen zijn weergegeven en waarop u uw dekkingsresultaat kunt aflezen.
Indien u geen of slechts weinig kennis en/of ervaring heeft met het beleggen in complexe financiële instrumenten (zoals converteerbare obligaties, warrants, speeders, turbo’s en gestructureerde producten), dan waarschuwen wij u dat het beleggen in een dergelijk financieel instrument voor u niet passend is, tenzij u zich, voordat u een aankoopopdracht geeft, ervan overtuigd heeft dat u alle risico’s die aan het beleggen in het betreffende financiële instrument verbonden zijn, kent, begrijpt en aanvaardt.
(…)”.
2.12.
Op 7 december 2011 heeft [eiser 1] een kort gesprek gehad met Rabobank. In het gespreksverslag staat het volgende:
“1. Klant wil heftig gaan beleggen in opties vanaf 10 december 2011 en wil hetzelfde kortingspercentage (…) (15%)
2. Verder wil hij voor dividenduitkeringen ook in opties gaan beleggen ook voor de premie als inkomensaanvulling
3. hij wil de bestaande toekomstsparen 1 jaar voorzetten voor 1 jaar 2,0%
4. Een polis bij asr in romdaco die expireert per 1 januari 2012 wil ook in de rts inbrengen met dezelfde datum als onder 3.
5. Hij heeft een oud regime post in australische dollars die wil hij in 2012 ook inbrengen in toekomstsparen.
Hij wil hiervoor voor 2 ton euro een fictieve berekening van hebben in 10 jaar uitkerend.
6. legitimatie zou hij nog aanleveren tezamen met het toegestuurde overdrachtsformulier van onder 4.
7. De australische dollars oud regime wil hij evt omzetten dmv polisbegunstigings wijziging
8. Verder wil hij weten waarom er bewaarloon gerekend wordt.”
2.13.
Vanaf 2 maart 2012 heeft [eiser 1] verscheidene optietransacties verricht via de telefonische orderlijn van Rabobank.
2.14.
In een verslag van een gesprek tussen [eiser 1] en [naam 1] (Rabobank) op 18 april 2012 staat het volgende:
“Klant geeft aan dat ultimo mei 65 jaar wordt en nog ultimo 2012 door blijft werken. Vanaf 2013 gaat hij afbouwen en is hij zo goed als zeker met de werkgever overeengekomen dat hij voor 3 dagen per weken door blijft werken. Puur commercieel in de vlieg hypotheken bv. Klant wil zich gaan focussen op opties en zal waarschijnlijk met 1 miljoen met opties gaan handelen in aanvulling op zijn pensioen. Klant is tot ontdekking gekomen dat als je bij de Rabobank opties onder 0,10 ct sluit dat de volle provisie in rekening wordt gebracht. Dit is bij Binck Bank niet aan de orde. Hij wil hier of een goede regeling voor of hij boekt zijn vermogen naar binck bank omdat juist zijn strategie is om opties vlak voor het einde van de looptijd met kleine bedragen veilig te stellen. In mei 2012 krijgt hij nog een bonus van 4 ton euro netto.
[eiser 1] weet precies waar hij mee bezig is en opties is precies wat bij hem past.
(…).”
2.15.
Op 14 mei 2012 is het effectenkrediet verhoogd van € 150.000 naar € 450.000.
2.16.
Hieraan vooraf heeft op 11 mei 2012 een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser 1] en Rabobank. In het verslag van dit gesprek staat het volgende:
“Met [eiser 1] gesproken over de hoogte van zijn beleggingskrediet.
Klant komt voor het schrijven puts tekort.
Voor de motivatie en uitleg verwijs naar de algemene bijlagen het wft formulier en het formulier aanvraag effectenkrediet.”
2.17.
Bij de verhoging van het effectenkrediet heeft [naam 1] (Rabobank) ook een nieuw FLE opgemaakt, gedateerd 11 mei 2012, waarin de volgende toelichting is opgenomen:
“De heer [eiser 1] wil vanwege de dalende beurzen en de volatiliteit hierbij Call- en put-opties gaan schrijven. Gezien zijn inkomens- en vermogenspositie levert het gevraagde krediet ten opzichte van zijn zekerheidswaarde een comfortabele uitgangspositie op. Het dekkingsresultaat is 32,40%. Hij heeft gevraagd om de verhoging van het effectenkrediet ad € 150.000,-, naar € 450.000,- omdat hij erachter kwam bij het schrijven van 1 forse put-optie ING dat zijn margin van € 150.000,- bijna geheel was verbruikt.Aangezien hij van plan is de komende maand een aantal forse put-opties in te nemen is bovenstaande verruiming op korte termijn gewenst. Met de klant gesproken over zijn handelswijze van opties schrijven en daaruit blijkt dat het kennisnivo van deze klant op een hoog nivo ligt en wel om de volgende redenen:Ten eerste omdat hij namelijk 40-jaar financiële ervaring als hypotheekadviseur en financiële planner heeft en derhalve goed vanuit zijn werkpraktijk op de hoogte van de risico’s is die het handelen in opties inhouden.Ten tweede omdat hij zelfs bij meningsverschillen met de effectenorderlijn iedere keer nog gelijk heeft gekregen.
De uitstaande financieringen betreffen de aflossingsvrije hypotheek bij de Fortis ter grootte van € 240.000,- en het bestaande effectenkrediet van € 150.000,-.Op de BKR/EVA toetsen zijn ook geen bijzonderheden te zien. Derhalve is het gevraagde krediet geen probleem en ook gezien de moraliteit gerechtvaardigd.”
2.18.
Op 23 september 2013 heeft het jaarlijks onderhoudsgesprek plaatsgevonden. In het Formulier Klantonderhoud dat Rabobank naar aanleiding van dat gesprek heeft opgemaakt staat onder meer het volgende:
“(…)
De heer [eiser 1] (…) is 30 jaar lang een hypotheekadviseur en financieel planner geweest van piloten en overige vrije beroepsuitoefenaren. (…) Zijn jaarsalaris was bruti €250.000, exclusief bonussen die wel op konden lopen tot €150000. Zijn vrouw heeft geen inkomen.
Sinds 01012013 is hij gestopt met werken vanwege een tia.
(…)”.
Verder staan op het formulier, voor zover van belang, de volgende bezittingen en schulden
vermeld: waarde woning(en): € 600.000; inkomen: € 292.623; vrij vermogen: € 1.665.000; hypotheek: € 24.000. Bij het vrije vermogen staat op het formulier de volgende toelichting vermeld:
“(…)Totaal € 1665.000(…) Klant is per 01012013 gestopt met werken en gaat met geld van de beleggingsrekening naar schatting €90000 bruto, bij elkaar verdienen door middel van het schrijven van opties om zijn inkomensgat af te dekken zodat zijn vermogen niet inteert. Klant realiseert zich dat dit ook risico’s met zich meebrengt. Hij heeft jarenlange ervaring in de financiële branche en is er pertinent van overtuigt dat om in het huidige economische klimaat met het schrijven van opties dit inkomen bij elkaar te vergaren.De heer [eiser 1] ergert zich er wel aan dat het sluiten van kleine opties van onder de 10 cent bij de rabobank niet gratis is omdat dit een onderdeel van zijn optie filosofie is.(PS bij de rabobank is de 50% regel van toepassing die inhoudt dat de provisies maximaal 50% van de beurswaarde zijn ook als het bedrag uitkomt lager uitkomt dan het minimaal bedrag per transactie)
Hij wilt namelijk winsten veilig stellen door kleine opties te sluiten(bijvoorbeeld sluiting over 7 maanden) een zelfde positie weer innemen. Dit is ook positief voor zijn margin. Klant heeft op dit moment een marginkrediet van € 450.000,. Waarschijnlijk gaat dit te klein worden vanaf 01012013.
De heer [eiser 1] heeft een kortingsregeling van 15%. Deze regeling is vanwege zijn voorgenomen aktiviteiten verlengd tot 01012014.(zie hiervoor de brief in siebel)
(…).”
2.19.
Op 13 november 2014 heeft [eiser 1] een onderhoudsgesprek gehad met [naam 2] (Rabobank). Anders dan in de voorgaande jaren, waarin [naam 1] de vaste contactpersoon was, viel [eiser 1] nu door een herverdeling bij Rabobank (weer) in de portefeuille van [naam 2] . In het gespreksverslag staat het volgende:
“klant ontvangen op knt. [woonplaats] . Na enkele jaren in de port. van (…) gezeten te hebben is klant nu door herindeling weer terug bij mij. Klant vind dit wel prettig. We hebben leuk hernieuwd kennisgemaakt. Klant is onderteussen actief met RDB, hij zegt niet teveel risico te nemen bij het schrijven van opties. De kortingsregeling en krediet voldoen. Het service concept evenzo hij geeft zijn orders via internet door en dit loopt goed. Hij heeft geen beheofte aan integraal advies, hij is met pensioen en heeft geen hypotheek daarnaast is hij zelf heel het leven werkzaam geweest als financieel/planner. De expirerende RTS wil hij weer voor een jaar doorrollen tegen variabele rente, ik hem met hem gesproken over RTB en klant vraagt om info over de blackrock fondsen deze heb ik hem gemaild. indien hij RTS wil omzetten in RTB dan komt de klant hier zelf op terug. Klant uitgenodigd voor een beleggingsacond, klant denkt erover.”
2.20.
Eind 2015 spraken [eiser 1] en [naam 2] (Rabobank) elkaar opnieuw. In het gespreksverslag van 10 november 2015 dat begint met “Goeie avond [eiser 1] ” staat onder meer:
“(…)
Tenslotte het beleggingsvoorstel van de Beleggingsspecialist. Wij zijn blij dat we dit voorstel mogen maken. Jij gaf aan dit gesprek in Januari te willen doen. Wat ik even wil aanstippen is dat de maand december traditioneel een van de beste beursmaanden is, misschien wil je hier over nadenken. Hoor ik niets meer dan nemen wij begin januari het initiatief.
(…).”
2.21.
Op 22 april 2016 heeft [eiser 1] weer een gesprek gehad met Rabobank. In het gespreksverslag staat het volgende:
“ [eiser 1] gesproken op knt. [woonplaats] inz. zijn klacht over info voorziening RDB i.c. claimemissie DL. De kern van de zaak is dat klant niet begreep waarom de Rabo niet alle belangrijke info via de mail met klanten communiceert, nu is een brief soms dagenlang onderweg. (…) geeft aan dat we niet alles via de mail kunnen communiceren als het gaat om vertrouwelijke gegevens en veiligheid. Daarom gebruiken we de secured inbox en @ bankieren. alleen uit hoofte dan service en verhoging attentiewaarde bij de klant versturen we ook nog brieven via de post. klant snapt deze uitleg en accepteert deze ook. Klant vind veiligheid ook een heel belangrijk issue. Klant gaat nu werk maken van @bankieren en de bankieren/beleggen app. samen geprobeerd om de app op zijn telefoon te installeren maar dit lukte niet, klant gaat nieuwe telefoon kopen en thuis heeft hij ook een ipad. ik heb aangeboden hem hierbij te helpen maar klant zal zijn zoon vragen. (…)”
2.22.
In het gespreksverslag van een gesprek van [eiser 1] met Rabobank op 4 november 2016 staat onder meer het volgende:
“klant gesproken op knt. [woonplaats] . Hij ziet (voorlopig) definitief af van een advies/beheer concept. Hij vertrouwd de financiele markten niet en wil hoofdzakelijk met opties proberen rendement te maken (korte termijn=overzichtelijk) we zullen de dummy eff. rek. verwijderen. Beide RTS en zullen voor 1 jaar worden verlengd. (…)”
2.23.
Op 1 mei 2017 heeft [eiser 1] een kennismakingsgesprek gehad met opnieuw een andere contactpersoon van Rabobank, [naam 3] .
2.24.
Op 7 september 2018 overschreed het effectenkrediet van [eiser 1] de
overeengekomen limiet van € 450.000. Op het dekkingsoverzicht van 7 september 2018 dat
Rabobank aan [eiser 1] heeft toegestuurd staat vermeld: ‘Rabo Zelf Beleggen Actief’.
Verder staat op dit overzicht het volgende:
“U heeft een effectenkrediet waarvan de limiet is gekoppeld aan de onderpandswaarde van uw effectenportefeuille. Over de hoogte van uw kredietlimiet zijn afspraken gemaakt. Uw verplichtingen (zoals de debetstand op uw Rabobank Beleggersrekening en uw marginverplichtingen voor futureposities en geschreven optieposities) mogen bijvoorbeeld niet hoger zijn dan uw kredietlimiet. Op dit moment is dat echter wel het geval. Om deze overschrijding ongedaan te maken vragen wij u het volgende te doen:

het overschrijdingsbedrag over te boeken naar uw Rabobank Beleggersrekening, en/of

een gedeelte van uw beleggingen te verkopen, en/of

uw optie- en futureposities te sluiten, en/of

in overleg met uw adviseur de kredietlimiet aan te passen.
Heeft uw adviseur van de Rabobank hierover nog geen contact met u opgenomen? Neemt u dan zelf zo spoedig mogelijk contact op. (…).”
2.25.
Op 20 september 2018 heeft [eiser 1] een gesprek gehad met twee medewerkers van Rabobank. In het naar aanleiding van dit “klachtengesprek” opgemaakte verslag staat, voor zover van belang, het volgende:
“Aanleiding: Klant heeft een overschrijding van de effectenlimiet gehad en heeft druk ervaren om optieposities te sluiten. Hij wenst dat wij de waarde waarvoor hij heeft gesloten vergoeden tov waarde morgen bij de optie-expiratie.
(…)
De situatie van zijn execution only beleggingsportefeuille:
(…)
- Diverse optieconstructies op Nederlandse aandelen, voornamelijk geschreven puts
(…)
- Al 6 jaren zeer actief in beleggen via execution only in opties met margin
- Ik merk dat hij de constructies goed doorgrondt. Hij is een ervaren optiebelegger met kennis van zaken.
(…)
Een kort verslag in chronologische volgorde van de gebeurtenissen vanuit de belevening van [eiser 1]
- (…) In brief staan vier mogelijke opties genoemd als oplossing. Hij besluit de laatste te kiezen namelijk contact opnemen met de Rabobank of limiet verhoogd kan worden
- Klant belt met [naam 3] of de limiet verhoogd kan worden naar € 600.000
(…) geen probleem (…) geen overgrote haast (…) maken direct afspraak om de nieuwe limiet te tekenen (…)
- Klant krijgt een dag na dit telefoontje twijfels of de Rabobank de mondelinge toezegging wel gestand zal doen. Hij besluit geheel zelfstandig *…) toch maar een optie Unibail te sluiten waardoor hij onder de € 450.000 komt qua verplihtingen.
- Door [persoonlijke omstandigheden bankier] wordt de tekenafspraak voor de verhoging van de limiet naar € 600.000 geannuleerd.
- Klant vindt dat hij door fouten van ons positie heeft moeten sluiten (…).
We bespreken uitgebreid de regels rondom de wijze van beleggen en hoe het gegaan is. Wij komen tot de conclusie dat hij niet in aanmerking komt voor een schadevergoeding. (…)
(…) Wel maken we alsnog de kredietverhoging in orde. (…).”
2.26.
Vervolgens is het effectenkrediet verhoogd van € 450.000 naar € 600.000. In het “verslag” staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Financiële positie klant
1.
Past een Effectenkrediet bij de financiële positie van de klant?Ja, Toelichting De [eisers] hebben een riant vermogen. Bij onze bank is er een vermogen van circa € 1,5 miljoen. Daarnaast is er nog een hypotheekvrij huis met een WOZ van circa € 550/k. Naast dit vermogen zijn er nog een aantal lijfrentepolissen waar een mooi bedrag in zit. Het huidige inkomen is circa 50/k per jaar en bestaat uit pensioen, AOW en lijfrenteuitkeringen.
De beleggingsportefeuille wordt gebruikt om extra rendement mee te maken, zodat het inkomen aangevuld wordt. De klanten hebben als doel om de leuke dingen die ze doen te bekostigen met het behaalde rendement. Over het algemeen lukt dit goed, maar er zijn ook periodes dat dit niet lukt. Dit is niet erg, ze zijn dan bereid om dit te bekostigen uit het vermogen.
De klant belegt voornamelijk in opties en het krediet is nodig voor marginverplichting. Het aanhouden van een krediet past bij de wijze waarop de klant belegt.
Op 20-9 is er een gesprek geweest tussen [naam 4] , [naam 5] en de heer [eiser 1] waarin o.a. stilgestaan is bij de risico’s val zelf beleggen. Het principe van assignment is ook nogmaals besproken. Ook dat wij als bank niet aangesproken kunnen worden als de heer [eiser 1] zelf posities sluit is besproken. Al met al vind ik dat de heer [eiser 1] goed de risico’s begrijpt van zelf beleggen en specifiek de wijze waarop hij belegt, zeker na de gesprekken met [naam 4] , [naam 5] en de specialist op de beleggingslijn.
(…)
Risico’s krediet
5.
Past het krediet bij de risico’s die de klant is bereid te lopen?
Ja. De klant beseft de risico’s (zeker na de gesprekken van afgelopen week) van de wijze waarop hij belegt. Hij vindt het belangrijk dat hij niet gehinderd wordt door marginverplichtingen en vindt het wenselijk dat het krediet verruimd wordt, zodat hij meer vrijheid heeft om te handelen. Aangezien de klanten niet afhankelijk zijn van het beleggingsrendement is het risico passend.”
2.27.
In een gespreksverslag van 12 december 2019 staat:
“ [eiser 1] is 42 jaar getrouwd met zijn huidige vrouw. (…) Uit het eerste huwelijk van [eiser 1] heeft hij 2 kinderen waar hij geen contact meer mee heeft. Met zijn huidige vrouw heeft hij ook twee kinderen.
[eiser 1] (…) [eiser 1] hebben een NBI van 90000 euro. Hun hypotheek is 290000 euro en de waarde van de woning is 790.000 euro.
Klant heeft aan pensioeninkomen circa 48000 euro netto Jaarlijks haalt hij uit opties 42000 euro aan rendement waardoor zijn liquide vermogen circa 1500000 euro redelijk stabiel blijft.
(…).”
2.28.
Op 5 maart 2020 overschreden de marginverplichtingen van [eiser 1] de limiet van zijn effectenkrediet van € 600.000. Ook op het dekkingsoverzicht dat Rabobank naar aanleiding hiervan aan [eiser 1] heeft toegestuurd staat vermeld: ‘Rabo Zelf Beleggen’. Voor het overige staat op dit dekkingsoverzicht hetzelfde als op het formulier van 7 september 2018 (zie 2.24).
2.29.
Op 9 maart 2020 is het effectenkrediet verhoogd van € 600.000 naar € 950.000. In het FLE staat hierover:
“Klant is reeds jaren gepensioneerd en heeft jarenlang beleggers/optieerervaring. Op grond van onderpandswaarde zekerheden is het dekkingspercentage op dit moment 41,97%. Klant wil de kredietlimiet verhogen van 600.000 euro naar 950.000 euro. Het dekkingspercentage valt binnen het dekkingsnorm van 75% te weten 66,46. De verhoging is op grond hiervan plausibel en kan gerealiseerd worden.”
2.30.
Als gevolg van Covid-19 daalden de aandelenkoersen daarna snel. Hierdoor liepen ook de marginverplichtingen verder op. Op 10 maart 2022 had [eiser 1] marginverplichtingen ter grootte van € 908.990. Op 11 maart 2020 bedroegen deze € 927.536 en op 12 maart 2020 € 1.129.170 en werd de limiet van het effectenkrediet van € 950.000 overschreden.
2.31.
Op 15 maart 2020 heeft [eiser 1] € 390.000 geleend van zijn schoonzus om daarmee het effectenkrediet aan Rabobank deels af te lossen.
2.32.
In het kader van een eventuele verhoging van de limiet van het effectenkrediet is op 16 maart 2020 een nieuwe FLE opgemaakt. Op dit formulier staat de volgende toelichting:
“Klant is reeds jaren gepensioneerd en heeft jarenlang beleggers/optie-ervaring. Op grond van onderpandswaarde zekerheden is het dekkingspercentage op dit moment 54,81%. Klant wil de kredietlimiet verhogen van 950.000 euro naar 1.299.000 euro. Het dekkingspercentage valt net binnen het dekkingsnorm van 75% te weten 74,95%. De verhoging is op grond hiervan plausibel en kan gerealiseerd worden. Zie ook de brief in siebel die naar de klant verstuurd zal gaan worden.”
2.33.
Op 16 maart 2020 heeft Rabobank de (concept)overeenkomst voor de verhoging van de limiet met een begeleidende brief ter ondertekening gestuurd aan [eiser 1] . In de begeleidende brief staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
De gevraagde kredietlimiet en het beleggen in het concept Rabobank Direct Beleggen achten wij passend bij uw kennis en ervaring en het doel van de portefeuille. Wij wijzen erop dat beleggen in opties in deze volatiele beurs substantiële risico’s met zich meebrengt. U realiseert zich dat en heeft dit de afgelopen week ook ervaren door de berichtgeving omtrent het coronavirus. Dit is ook reden dat uw kredietlimiet wederom verhoogd zal gaan worden naar het gevraagde bedrag van € 1.299.000.
Wij willen u erop wijzen dat bij een verdere beursdaling het risico bestaat dat posities verplicht gesloten moeten worden
(…).”
2.34.
[eiser 1] heeft de (concept)overeenkomst niet ondertekend en besloot in plaats daarvan zijn optieposities te sluiten. Tussen 17 maart 2020 en 25 maart 2020 sloot [eiser 1] door middel van 25 ‘close buy’ opdrachten al zijn posities. Als gevolg daarvan daalden de marginverplichtingen weer binnen de limiet van het effectenkrediet. Om alle openstaande posities te sluiten betaalde [eiser 1] een bedrag van € 964.150.
2.35.
In 2021 heeft Rabobank besloten om te stoppen met het product effectenkrediet voor al haar klanten. Per brief van 15 december 2021 heeft Rabobank [eiser 1] hierover geïnformeerd. Op 18 juni 2022 en 22 augustus 2022 heeft Rabobank [eiser 1] eraan herinnerd dat het effectenkrediet zou eindigen op 15 oktober 2022. In de brief van Rabobank staat het als volgt:
“Dit krediet eindigt op 15 oktober 2022. U kunt vanaf die datum niet langer beleggen met geleend geld, of ongedekt opties schrijven die leiden tot een marginverplichting.”
2.36.
[eisers] zijn nog steeds klant bij Rabobank.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat Rabobank toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eisers] en/of dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] ,
II. Rabobank veroordeelt tot vergoeding van de door [eisers] dientengevolge geleden en te lijden schade te vermeerderen met de wettelijke rente, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. Rabobank veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten alsmede de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente (na 14 dagen) en de nakosten.
3.2.
[eisers] leggen aan deze vorderingen – samengevat – het volgende ten grondslag. Tussen [eisers] en Rabobank bestaat een beleggingsadviesrelatie. Rabobank is bij de uitvoering daarvan tekortgeschoten in haar (bijzondere) zorgplicht. Rabobank had in het kader van haar zorgplicht vooraf onderzoek moeten doen naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van [eiser 1] . Het door Rabobank gehanteerde BIF formulier is door haarzelf ingevuld, niet ter hand gesteld aan [eiser 1] en er staan veel onjuistheden in, bijvoorbeeld ten aanzien van het opleidingsniveau van [eiser 1] . Daarnaast had Rabobank [eiser 1] moeten waarschuwen voor de bijzondere risico’s die aan de handel in opties zijn verbonden; Rabobank heeft [eiser 1] niet gewaarschuwd voor de “extreme risico’s met wilde optietransacties”. Zo heeft Rabobank niet gewaarschuwd voor het feit dat [eiser 1] met geleend geld belegde en dat hij met elke kredietverhoging meer risico liep. Ook heeft Rabobank [eiser 1] niet gewezen op het feit dat de marginverplichtingen stegen. Bovendien had Rabobank moeten waarschuwen dat de voorgenomen beleggingsstrategie van [eiser 1] niet paste bij het daadwerkelijke profiel van [eiser 1] , aldus steeds [eisers]
3.3.
Rabobank voert verweer. Zij betwist – kort gezegd – dat sprake is van een beleggingsadviesrelatie en dat zij haar zorgplicht heeft geschonden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Opmerking vooraf
4.1.
In het dossier bevindt zich een 123 pagina’s tellend ‘Rapport natuurlijk persoon dhr. [eiser 1] ’ (hierna ook: het Rapport). Dit Rapport bevat louter interne gespreksverslagen en andere notities van Rabobank die nimmer met [eisers] zijn gedeeld. [eisers] hebben in aanloop naar deze procedure voor het eerst kennisgenomen van het Rapport. De citaten die zijn opgenomen onder de feiten zijn allemaal afkomstig uit dit (interne) Rapport, op een enkele uitzondering na waar uit een aan [eisers] gestuurde brief of een door [eisers] ondertekende overeenkomst wordt geciteerd.
Relatie [eiser 1] -Rabobank
4.2.
[eisers] zijn in 2007 van ING overgestapt naar Rabobank. Kennelijk had [eiser 1] toen een aandelenportefeuille met een waarde van circa € 100.000, bestaande uit aandelen in vier Nederlandse fondsen en werd hem het profiel ‘offensief’ toegekend, maar onduidelijk is waarop dat was gebaseerd. Ook onduidelijk is wat er tot september 2011 is gebeurd, maar kennelijk weinig en in ieder geval geen beleggingsactiviteiten bij/via Rabobank. De eerst volgende kenbare contacten tussen [eiser 1] en Rabobank hebben daarna plaatsgevonden op 21 september 2011, toen [eiser 1] het gesprek had met [naam 1] (Rabobank), waarna deze het BIF heeft ingevuld. [eiser 1] heeft via Rabobank de eerste optietransacties geschreven in maart 2012.
Karakter dienstverlening
4.3.
Tussen partijen is sprake van execution only beleggingsdienstverlening. [eiser 1] stelt wel dat sprake is (geweest) van een beleggingsadviesrelatie, maar daarvan kan niet worden gesproken. [eiser 1] heeft voor alle optietransacties zelf (telefonisch) opdracht gegeven via de Rabo Orderlijn. Daartoe kreeg hij de mogelijkheid na het ondertekenen van een overeenkomst met de bank getiteld ‘Rabobank Direct Beleggen’. [eiser 1] heeft een aantal van die overeenkomsten getekend. In die overeenkomsten staat steeds vermeld dat de rekeninghouder zich realiseert dat hij – in het kader van Rabo Direct Beleggen – op eigen initiatief en voor eigen rekening en risico handelt. Ook in de berichten naar aanleiding van de overschrijdingen van de limiet op 7 september 2018 en 5 maart 2020 staat steeds vermeld: ‘Rabo Zelf Beleggen Actief’ (zie 2.24 en 2.28). Dat [eiser 1] eerder (in 2007) – voordat hij opties ging schrijven – kennelijk had gekozen om te beleggen via ‘Rabo Select Beleggen’, een dienstverlening met volgens de bank een “zeer persoonlijke benadering en maatwerk in onze beleggingsdienstverlening”, maakt dat niet anders. [eiser 1] heeft geen enkele optietransactie kunnen benoemen die hij op advies van de bank is aangegaan en in het dossier – ook in het 123 pagina’s tellende (interne) Rapport – zijn hiervoor ook geen aanknopingspunten te vinden. Dat Rabobank ( [naam 1] ) [eiser 1] “uitleg [heeft] gegeven hoe eea werkt bij de Rabobank als hij puts wenst te schrijven”, betekent niet dat de bank ( [naam 1] ) [eiser 1] heeft geadviseerd (bepaalde) opties te schrijven. Ook het ‘advies’ om een kredietfaciliteit aan te gaan voor de marginverplichtingen, maakt niet dat de relatie moet worden gekwalificeerd als een beleggingsadviesrelatie. Die kredietovereenkomst was nodig om (ongedekte) opties te kunnen schrijven.
Zorgplicht bij execution only beleggingsdienstverlening
4.4.
Tot de zorgplicht van een bank bij een execution only relatie behoort onder andere het ken-uw-cliëntbeginsel (zie artikel 4:24 lid 1 Wft). Deze publiekrechtelijke gedragsregel bestaat uit twee plichten. Ten eerste, de plicht om informatie in te winnen over de kennis en ervaring van de belegger. Ten tweede, de plicht om aan de hand van de ingewonnen informatie te beoordelen of de aangeboden dienstverlening (of financieel product) passend is. Indien blijkt dat de dienstverlening niet passend is, moet de beleggingsonderneming de belegger daarvoor waarschuwen. Deze kennis- en ervaringstoets (ook wel de ‘passendheidstoets’) heeft mede tot doel om de cliënt bewust te maken van zijn financiële inzicht: “Het vaststellen of de cliënt over voldoende kennis en ervaring beschikt om te begrijpen welke risico’s zijn verbonden aan het desbetreffende financieel product en het verlenen van de betrokken financiële dienst dient te voorkomen dat de cliënt complexe financiële producten af neemt zonder zich rekenschap te geven van de risico’s die daarmee gepaard gaan. Een cliënt wordt immers bewust gemaakt van zijn financiële inzicht en de vraag of hij in staat is een afgewogen keuze te maken voor een financieel product”. [1] De wet stelt geen specifieke eisen aan de wijze waarop de passendheidstoets moet worden uitgevoerd. Wel wordt de eis gesteld dat beleggingsondernemingen moeten nagaan of de cliënt over de nodige kennis en ervaring beschikt om te begrijpen welke risico’s verbonden zijn aan het aangeboden of gevraagde product of beleggingsdienst. [2] Het verstrekken van relevante informatie is immers geen doel op zich, maar dient een duidelijk doel: het adequaat informeren van de cliënt over een financieel product of een financiële dienst. Het enkel en alleen waarschuwen dat niet zal worden geadviseerd is niet toereikend. [3]
De uitvoering
4.5.
Rabobank stelt dat zij aan haar zorglicht heeft voldaan. Zij kwalificeert [eiser 1] bij herhaling als een “doorgewinterde belegger”, met kennis en ervaring op het gebied van opties en met een ‘speculatief’ risicoprofiel. Rabobank leunt daarvoor zwaar – zo niet volledig – op het (naar aanleiding van het gesprek met [eiser 1] op 21 september 2011) door haar private banker [naam 1] op 23 september 2011 ingevulde BIF-formulier. [eiser 1] heeft dat formulier voor het eerst in de aanloop naar deze procedure onder ogen gekregen en stelt dat het formulier een aantal fouten bevat. Hij wijst erop dat hij geen WO-opleiding heeft (ter zitting heeft hij verklaard dat hij ‘slechts’ de MULO heeft afgerond en een assurantiediploma heeft behaald). Ook betwist hij stellig dat hij (heeft gezegd dat hij) – anders dan private banker [naam 1] heeft ingevuld – enige ervaring had met complexe financiële instrumenten (zoals opties, en futures, warrants, speeders, Turbo’s. e.d.).
4.6.
Het is inderdaad maar zeer de vraag of Rabobank ( [naam 1] ) de kennis en ervaring van [eiser 1] zorgvuldig (genoeg) in kaart heeft gebracht om te kunnen beoordelen of [eiser 1] over de nodige kennis en ervaring beschikte om te begrijpen welke risico’s zijn verbonden aan het schrijven van (ongedekte) opties en (dus) zorgvuldig (genoeg) heeft beoordeeld of de aangeboden dienstverlening (het schrijven van ongedekte opties) wel passend was voor [eiser 1] . Het is aan Rabobank om te onderbouwen en bij (gemotiveerde) betwisting te bewijzen dat zij de passendheidstoets op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd. Het – door Rabobank ( [naam 1] ) zelf ingevulde – BIF-formulier is hiervoor, gezien de gemotiveerde betwisting door [eiser 1] , onvoldoende. Volgens [eiser 1] heeft hij zelf nooit een kennis- en ervaringstoets ingevuld. Bovendien bevat het formulier in ieder geval één duidelijke fout: de opleiding. Ook is op het formulier ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat [eiser 1] voornemens was binnen afzienbare tijd met pensioen te gaan, terwijl in het verslag van het gesprek op 21 september 2011 staat dat [eiser 1] “begin volgend jaar wellicht [wil] stoppen met werken”. Het komt voorts hoogst onwaarschijnlijk voor dat [eiser 1] in het gesprek op 21 september 2011 daadwerkelijk zou hebben gezegd dat hij ervaring had in alle op het formulier genoemde complexe financiële instrumenten en dan ook nog (precies?) drie transacties in “opties en futures”, drie in “warrants, speeders, Turbo’s, e.d.”, drie in “gestructureerde producten met hoofdsomgarantie” (met een gemiddeld bedrag per order van € 10.000), drie in “gestructureerde producten zonder hoofdsomgarantie (incl. reverse convertibles, CDO’s, high yield-obligaties)” (met een gemiddeld bedrag per order van € 10.000) en vier in “converteerbare obligaties” (met een gemiddeld bedrag per order van € 25.000), zoals op het formulier staat vermeld. Volgens het formulier zouden deze transacties zijn aangegaan in de periode tussen 2001 en 2011. Het is volstrekt onduidelijk waarop Rabobank ( [naam 1] ) dit alles heeft gebaseerd. Uit het interne – evenmin met [eiser 1] gedeelde – verslag van het gesprek op 21 september 2011 blijkt in het geheel niet dat hierover is gesproken. Er staat slechts “Met [eiser 1] gespard over beleggingen in het algemeen”. Bovendien is onduidelijk waar – bij/via welke bank – [eiser 1] deze transacties dan zou zijn aangegaan. [eiser 1] was immers in 2007 met zijn beleggingsportefeuille (bestaande uit vier soorten beursgenoteerde aandelen) overgestapt naar Rabobank en [naam 1] heeft [eiser 1] in het gesprek op 21 september 2011 blijkens zijn eigen verslag uitgelegd hoe [eiser 1] bij Rabobank putopties kon schrijven. Rabobank heeft in ieder geval niet kunnen laten zien dat [eiser 1] in de periode van 2007 tot 2011 via Rabobank ervaring heeft opgedaan met transacties in “complexe financiële instrumenten”, in het bijzonder opties. Bovendien geldt dat, zelfs als [eiser 1] de indruk had gewekt dat hij (veel) ervaring had met beleggen, ook in complexe financiële instrumenten, het maar de vraag is of Rabobank daar in het licht van haar verplichting uit hoofde van artikel 4:24 lid 1 Wft zonder meer vanuit heeft mogen gaan. Deskundigheid op het gebied van de optiehandel aan de zijde van de cliënt kan weliswaar van invloed zijn op de omvang van de zorgplicht, maar de enkele bekendheid met de optiehandel in het algemeen en de daaraan verbonden risico’s in het bijzonder kan niet zonder meer leiden tot het oordeel dat sprake is van in dit verband relevante deskundigheid aan de zijde van de cliënt.
4.7.
Uit het hele dossier (het Rapport) komt bepaald niet het beeld naar voren dat Rabobank haar cliënt – [eiser 1] – daadwerkelijk (goed) kende. Vermeld is al de fout in het BIF-formulier over de opleiding van [eiser 1] . Dat is geen (eenmalige) vergissing geweest (zoals Rabobank stelt). Ook op de voorpagina van het Rapport staat dit foutief vermeld (en hier staat als hoogst genoten opleiding “HBO/HTS”). Niet alleen heeft Rabobank kennelijk geen idee gehad van het opleidingsniveau van [eiser 1] , zij lijkt ook geen duidelijk beeld te hebben gehad van het beroep/bedrijf dat [eiser 1] tot zijn pensioen uitoefende. In het BIF staat geen beroep vermeld, maar wel – terecht – dat [eiser 1] uit hoofde van zijn beroep niet te maken heeft gehad met effectendienstverlening. Later lijkt het idee te zijn ontstaan dat dat wel het geval was. In het FLE dat de bank op 11 mei 2012 heeft ingevuld staat opeens vermeld dat [eiser 1] “40-jaar financiële ervaring als hypothekenadviseur en financiële planner heeft en derhalve goed vanuit zijn werkpraktijk op de hoogte van de risico’s is die het handelen in opties inhouden”. Op het Formulier Klantonderhoud van 23 september 2013 staat vermeld dat [eiser 1] “30 jaar lang hypothekenadviseur en financieel planner” is geweest en dat hij “jarenlange ervaring [heeft] in de financiële branche”. Ook in een verslag van een gesprek op 13 november 2014 staat vermeld dat [eiser 1] “zelf heel het leven werkzaam [is] geweest als financieel/planner”. Wat betreft de hypotheek is het dossier op z’n zachtst gezegd evenzeer rommelig. Op de voorpagina van het Rapport staat vermeld: “In bezit van eigen huis”. In een verslag van een gesprek op 13 november 2014 staat dat hij geen hypotheek heeft. En dit terwijl in het FLE van 11 mei 2012 en het Formulier Klantonderhoud van 23 september 2013 staat vermeld dat [eiser 1] een aflossingsvrije hypotheek heeft ter grootte van € 240.000. In het interne verslag van de verhoging van het effectenkrediet naar € 600.000 in 2018 staat weer vermeld: “hypotheekvrij huis”. In een verslag van een gesprek op 12 december 2019 staat dan weer: “Hun hypotheek is 290000 euro en de waarde van de woning is 790.000 euro”. Volgens [eiser 1] is er inderdaad steeds sprake geweest van een (aflossingsvrije) hypotheek.
4.8.
Het is vooralsnog een raadsel hoe Rabobank op basis van deze onjuiste en gebrekkige informatie heeft kunnen beoordelen of het voor [eiser 1] passend was om (ongedekte) opties te gaan schrijven. Daar komt nog bij dat het maar de vraag is of het daarvoor benodigde speculatieve (doel-risico) profiel wel passend was voor [eiser 1] , althans of Rabobank dat in september 2011 kon beoordelen (zie gespreksverslag van 21 september 2011: “Drp zal speculatief zijn als hij ver buiten de voor ons gebruikelijke structuren wenst te beleggen”). Hij was, zoals gezegd, voornemens met pensioen te gaan, waardoor zijn inkomen significant zou dalen (van circa € 120.000 naar circa € 50.000), hij gedeeltelijk van zijn vermogen wilde gaan leven, zijn “vermogenspositie en inkomens behoefte nog niet geheel duidelijk” was en zijn “liquiditeiten op dit moment intact [wilde] houden” (zie 2.7). [eiser 1] zelf stelt dat hij altijd heeft gezegd dat hij “zijn saldo in tact” wilde houden. Dit lijkt er juist op te duiden dat hij niet bereid was grote neerwaartse risico’s te aanvaarden.
4.9.
Rabobank stelt dat de wens om opties te gaan schrijven van [eiser 1] zelf afkomstig was (“zijn wensen Perpetuals [te] schrijven van puts”, zie 2.7), terwijl [eiser 1] ter zitting heeft verklaard dat Rabobank ( [naam 1] ) met dat idee kwam. Voor de beoordeling kan in het midden blijven hoe het is gegaan (zie 4.4). In beide gevallen had Rabobank immers moeten nagaan of [eiser 1] over de nodige kennis en ervaring beschikte om te begrijpen welke risico’s aan het schrijven van (ongedekte) opties zijn verbonden. Ook hier geldt dat het aan Rabobank is om aannemelijk te maken en zo nodig te bewijzen dat de bank dit heeft gedaan. Dit blijkt onvoldoende uit het dossier. Uit het gespreksverslag van 21 september 2011 blijkt slechts dat Rabobank ( [naam 1] ) [eiser 1] heeft uitgelegd
hoehij bij Rabobank putopties zou kunnen schrijven en dat hij daarvoor een effectenkrediet nodig had. Over het schrijven van opties en het aangaan van een effectenkrediet in dat verband wordt in het verslag met geen woord gerept. Dat [eiser 1] begreep dat dat krediet werd gebruikt op marginverplichtingen af te dekken – en dat hij dus tot dat bedrag risico liep en ook het gehele bedrag van het krediet zou kunnen ‘kwijtraken’ – lijkt niet waarschijnlijk, nu hij een dergelijke faciliteit “onzin” vond. In ieder geval blijkt nergens uit dat [eiser 1] begreep, zoals nu zo helder in de conclusie van antwoord staat, dat het effectenkrediet “functioneerde als op voorhand ingebouwd plafond” en dat als “de marginverplichtingen van de klant dat plafond overschreden”, de bank [eiser 1] zou waarschuwen en dat [eiser 1] dan “een keuze [moest] maken: posities sluiten [en dus zijn verlies nemen, rb], saldo bijstorten of in overleg met Rabobank bezien of de limiet van het effectenkrediet verder kon worden verruimd”.
4.10.
Er lijkt sprake te zijn geweest van een ‘valse start’. Het lijkt erop dat Rabobank ( [naam 1] ) bij aanvang onvoldoende voorzichtig is geweest bij de inschatting van het deskundigheidsniveau van [eiser 1] en mogelijk te snel heeft aangenomen dat [eiser 1] wel wist wat hij deed/ging doen. Zoals hiervoor is overwogen, is onduidelijk waarop Rabobank het idee heeft gebaseerd dat [eiser 1] een ervaren belegger was met ervaring in het schrijven van opties.
4.11.
De rechtbank is het met Rabobank eens dat het niet zo is dat aan de interne verslaglegging geen enkele bewijskracht toekomt, zeker nu de verslaglegging van ten minste drie medewerkers van Rabobank afkomstig is ( [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] ). Gezien de fouten in het eerste BIF in 2011 over het opleidingsniveau van [eiser 1] en de stellige betwisting van [eiser 1] van zijn ervaring met opties (en de vele inconsistenties in de formulieren en verslagen) heeft Rabobank met deze stukken echter nog onvoldoende aangetoond dat zij voordat [eiser 1] in 2012 via Rabobank zijn eerste opties ging schrijven de kennis-en ervaringstoets (ook wel de ‘passendheidstoets’) op voldoende zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd. Met andere woorden: dat zij heeft voldaan heeft aan haar verplichting op grond van artikel 4:24 lid 1 Wft om (voldoende) informatie in te winnen over de kennis en ervaring van [eiser 1] en dat zij aan de hand van de ingewonnen tot het oordeel kon komen dat het schrijven van (ongedekte) opties voor [eiser 1] passend was. Rabobank zal in de gelegenheid worden gesteld het bewijs hiervan alsnog te leveren. Als Rabobank daarin slaagt, zal van aansprakelijkheid van de bank voor de door [eiser 1] geleden verliezen op de door hem geschreven opties geen sprake zijn.
En verder – eigen schuld?
4.12.
Indien Rabobank niet slaagt in het bewijs dat zij de ‘passendheidstoets’ op voldoende zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd en daarnaar heeft gehandeld, zal de bank aansprakelijk zijn voor de door [eiser 1] geleden schade. De bank zal deze schade echter niet volledig hoeven te vergoeden. Er is – zoals [eiser 1] zelf ook wel inziet – ook sprake van enige mate van eigen schuld.
4.13.
Rabobank stelt dat zij met [eiser 1] – (ook) na 2012 – geregeld heeft gesproken over de risico’s verbonden aan het afdekken van marginverplichtingen ingevolge ongedekte optieposities met geleend geld. Uit het dossier blijkt echter niet, althans onvoldoende, dat en wanneer dit – bijvoorbeeld bij de verhogingen van het effectenkrediet – het geval is geweest. In de conclusie van antwoord staat wel dat Rabobank bij de verhoging in 2012 naar € 450.000 “opnieuw in beeld [bracht] of dat passend was”, maar in het Rapport staat slechts vermeld: “Met [eiser 1] gesproken over de hoogte van zijn beleggingskrediet. Klant komt voor het schrijven van puts tekort. Voor de motivatie en uitleg verwijs naar de algemene bijlagen het wft formulier en het formulier aanvraag effectenkrediet”. Daarbij komt dat [eiser 1] ter zitting heeft verklaard dat hij op dat moment slechts een (geringe) verhoging van het krediet met € 25.000 wenste (hetgeen lijkt te passen bij hetgeen Rabobank in de conclusie van antwoord schrijft: [eiser 1] nam “telefonisch contact op met Rabobank. Hij informeerde Rabobank dat hij een grote optie op het aandeel ING Bank N.V. had geschreven en als gevolg daarvan zijn marginverplichting bijna zijn kredietlimiet van EUR 150.000 overschreed.”). Volgens [eiser 1] wilde de bank het krediet echter niet (steeds) met zo’n gering bedrag verhogen en was alleen een verhoging tot € 450.000 mogelijk. [eiser 1] vertelde dat hij een afspraak had met [naam 1] maar dat er op kantoor meerdere mensen van de bank aanwezig waren en dat hij zich opgejaagd voelde. Ook hier is dus weer niet duidelijk van wie het idee van de verhoging van het krediet met dit grote bedrag kwam en wat partijen bij die gelegenheid hebben besprooken. Hetzelfde geldt voor de verhoging in 2018 naar € 600.000. Ook daarover stelt Rabobank dat zij “opnieuw in beeld [bracht] of een verruiming passend was” en dat Rabobank ( [naam 3] ?) “indringend met [eiser 1] [sprak] over de risico’s van de wijze waarop hij belegde” en verwijst daarvoor naar het interne verslag van het gesprek (zie 2.26).
4.14.
Als Rabobank na 2012 wel met [eiser 1] het risico verbonden aan het schrijven van (ongedekte) opties en de werking van het effectenkrediet heeft besproken, kan Rabobank daarmee als het ware de beginsituatie tot op zekere hoogte hebben ‘geheeld’. Ook hier geldt dat aan de interne verslaglegging wel enige bewijskracht toekomt, maar dat Rabobank met deze stukken – in het licht van de gemotiveerde betwisting door [eiser 1] – nog onvoldoende heeft aangetoond dat en wanneer zij met [eiser 1] na 2012 het risico verbonden aan het schrijven van (ongedekte) opties en de werking van het effectenkrediet heeft besproken. Rabobank zal in de gelegenheid worden gesteld ook hiervan nader bewijs te leveren.
4.15.
Wat de waarde is van de opmerking in het FLE van 11 mei 2012 dat [eiser 1] “zelfs bij meningsverschillen met de effectenorderlijn iedere keer nog gelijk heeft gekregen” kan de rechtbank op dit moment niet beoordelen, aangezien niet duidelijk is waar deze meningsverschillen op zagen. Ditzelfde geldt voor de opmerking in het FLE van 23 september 2013: “Hij [ [eiser 1] ] wil namelijk winsten veilig stellen door kleine opties te sluiten (bijvoorbeeld sluiting over 7 maanden) een zelfde positie weer innemen”. Dit lijkt inderdaad te getuigen van kennis van zaken, maar [eiser 1] betwist dat dat het geval is. Rabobank zal dit in het kader van de bewijslevering desgewenst en indien mogelijk nader kunnen duiden.
4.16.
Welk deel van de geleden schade voor rekening van [eiser 1] moet blijven, zal dus deels afhankelijk zijn van hetgeen Rabobank in het kader van de bewijslevering nog naar voren zal brengen. Van (enige mate van) eigen schuld zal in ieder geval sprake zijn vanaf het moment dat [eiser 1] – door duidelijke waarschuwingen of ervaring – wist of behoorde te weten wat het risico was van het schrijven van ongedekte opties. In dat verband zullen in ieder geval de volgende momenten van belang zijn:
(i) in 2018 heeft [eiser 1] een positie gesloten (en dus verlies moeten nemen) op een optie op het aandeel Unibail-Rodamco (zie 2.25);
(ii) in de brief van 16 maart 2020 over de mogelijke verhoging van de kredietlimiet naar € 1.299.000 van Rabobank (zie 2.33) staat een duidelijke waarschuwing over risico’s en toen heeft [eiser 1] zijn posities gesloten en zijn verlies genomen.
In ieder geval vanaf de brief van 16 maart 2020 was [eiser 1] daadwerkelijk een gewaarschuwd mens. Als hij daarna, zoals Rabobank gemotiveerd stelt, toch weer ongedekte opties is gaan schrijven, zou de eigen schuld vanaf dat moment wel eens 100% kunnen zijn.
4.17.
Als Rabobank (een deel van) de door [eisers] geleden schade zal moeten vergoeden, kan bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding ook het beroep van Rabobank op voordeelstoerekening aan de orde komen.
4.18.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

5.1.
laat Rabobank toe te bewijzen:
kennis- en ervaringstoets
5.1.1.
dat zij in 2012, voordat [eiser 1] de eerste opties ging schrijven via Rabobank, de kennis- en ervaringstoets (ook wel de ‘passendheidstoets’) op voldoende zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd en heeft voldaan heeft aan haar verplichting op grond van artikel 4:24 lid 1 Wft om (i) (voldoende) informatie in te winnen over de kennis en ervaring van [eiser 1] en dat zij (ii) aan de hand van de ingewonnen tot het oordeel kon komen (erop mocht vertrouwen) dat het schrijven van (ongedekte) opties voor [eiser 1] passend was,
eigen schuld
5.1.2.
dat en wanneer zij met [eiser 1] na 2012 het risico verbonden aan het schrijven van (ongedekte) opties en de werking van het effectenkrediet heeft besproken,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
9 juli 2025voor uitlating door Rabobank of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als Rabobank getuigen wil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdata van de partijen en hun advocaten (en, zo mogelijk, de getuigen) in de maanden augustus tot en met november 2025 dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.4.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. R.A. Dudok van Heel, in het gerechtsgebouw te Amsterdam, Parnassusweg 280,
5.5.
bepaalt dat Rabobank uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle verdere beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moet toesturen,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.

Voetnoten

1.Nota naar aanleiding van het verslag Wijzigingswet financiële markten 2013, 33 236, nr. 6, p. 4
2.Zie art. 56 lid 1 Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565
3.Zie ook CBb 17 juli 2014, JOR, 2014/241, m.nt. Affourtit, r.o. 5.2