ECLI:NL:RBAMS:2025:398

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
13-036142-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van verjaring in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Provincial High Court of Alicante. De officier van justitie had op 22 november 2024 verzocht om de behandeling van het EAB. De opgeëiste persoon, geboren in 1951 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen, was aanwezig op de zitting en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Korver. De rechtbank constateerde dat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, naar Nederlands recht op 4 maart 2016 was verjaard. Dit leidde tot de conclusie dat de overlevering op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de Spaanse autoriteiten een EAB hadden uitgevaardigd, er geen nationaal aanhoudingsbevel was afgegeven voorafgaand aan het EAB. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er geen redenen waren om af te wijken van de weigeringsgrond van verjaring. De rechtbank weigerde de overlevering en stelde vast dat het EAB niet voldeed aan de vereisten van artikel 2 OLW. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-036142-24
Datum uitspraak: 9 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 22 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 januari 2024 door de
Provincial High Court of Alicante, Eleventh division based in Elchein Spanje (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1951,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 januari 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Korver (waarnemer voor mr. M.L. van Gessel), advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judicial decision dated 18/01/24 ruling the issuance of European warrant, extending the national search and arrest warrant to the request for surrender by the Dutch authorities (the decision is final as it has not been appealed by any of the parties).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Spaans recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [2]
Genoegzaamheid: ontbreken van een nationaal aanhoudingsbevel
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat bij de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende informatie dient te worden opgevraagd, nu uit het dossier blijkt dat voorafgaand aan het uitvaardigen van het EAB geen nationaal aanhoudingsbevel is uitgevaardigd.
De rechtbank constateert met de verdediging en de officier van justitie dat uit het EAB en de in het dossier gevoegde aanvullende informatie van de Spaanse autoriteiten van 7 januari 2025 niet kan worden afgeleid dat de Spaanse autoriteiten voorafgaand aan het uitvaardigen van het EAB, ten aanzien van de opgeëiste persoon een daarvan te onderscheiden nationaal aanhoudingsbevel hebben uitgevaardigd. Uitganspunt is dat in dat geval dat de Spaanse autoriteiten in de gelegenheid worden gesteld om aanvullende informatie te verstrekken dan wel het gebrek aan de genoegzaamheid van de stukken te herstellen. De rechtbank zal echter, gelet op de hieronder weergegeven overwegingen in het licht van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW volstaan met de bovenstaande constatering.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
verduistering.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Gelet op het hieronder over artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW overwogene, hoeft de rechtbank zich niet te buigen over de vraag of zij de overlevering afhankelijk zal maken van een dergelijke garantie.

6.De weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW

Het standpunt van de partijen

Volgens de raadsman is het vervolgingsrecht van het feit naar Nederlands recht verjaard en zijn er geen redenen om af te zien van de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. De officier van justitie heeft zich - subsidiair - op hetzelfde standpunt gesteld.
Het oordeel van de rechtbank
Overlevering van de opgeëiste persoon kan op basis van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW worden geweigerd voor een feit ter zake waarvan naar Nederlands recht rechtsmacht kon worden uitgeoefend, maar wegens verjaring geen bestraffing meer kan plaatshebben. Dat Nederland over het feit rechtsmacht kan uitoefenen staat ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vast, nu de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.
De rechtbank komt ook tot het oordeel dat het recht van vervolging van de opgeëiste persoon voor het in het EAB vermelde feit is verjaard. Op het feit ‘verduistering’ staat op grond van artikel 321 Sr een maximale gevangenisstraf van 3 jaar. Ingevolge artikel 70 Sr geldt voor dit feit een strafvorderlijke verjaringstermijn van 6 jaar. De verjaringstermijn van het feit vangt overeenkomstig artikel 71 Sr aan op de dag waarop het feit is gepleegd en wordt ingevolge artikel 72, eerste lid, Sr gestuit door iedere daad van vervolging.
Uit de in het dossier gevoegde aanvullende informatie van de Spaanse autoriteiten van
8 januari 2025 blijkt dat de exacte pleegdatum van het feit niet kan worden vastgesteld en dat ten aanzien van het feit op 4 maart 2010 voor het laatst een daad van vervolging en daarmee stuitingshandeling heeft plaatsgevonden. Uitgaande van deze laatste datum, is het recht op strafvervolging op 4 maart 2016 verjaard. De weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW is daarmee van toepassing.
De rechtbank ziet verder onvoldoende aanleiding om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Van belang is dat er geruime tijd is verstreken sinds het recht tot strafvervolging naar Nederlands recht is verjaard. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, staat sinds 9 augustus 2007 in de Basisregistratie Personen in Nederland ingeschreven, heeft zijn leven in Nederland opgebouwd met sociale binding en is niet voor soortgelijke delicten als de in het EAB vermelde feiten met justitie in aanraking gekomen.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon weigeren op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB niet voldoet aan de vereisten van artikel 2 OLW. Daarnaast staat de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW aan de overlevering in de weg. Om die reden weigert de rechtbank de overlevering.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 321 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6, 7 en 9 OLW.

9.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Provincial High Court of Alicante, Eleventh division based in Elchein Spanje voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPde - geschorste - gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.