17. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met i BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
17. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door IBM naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW. Daartoe wordt overwogen dat IBM in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat [verweerder] in 2024 onder de maat heeft gepresteerd. Los van alles dat [verweerder] heeft aangevoerd ter zake de wijze waarop de verbetertrajecten zijn ingezet (geen overleg bij de start, geen evaluatie of verbetermogelijkheden en enkel ingezet op targets van hogerhand) is vast komen te staan dat [verweerder] per ultimo 2024 slechts 41 % van zijn jaartarget heeft gehaald. Dat is simpelweg te weinig.
17. De kantonrechter is verder van oordeel dat herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet in de rede ligt. Daarbij is van belang dat IBM onweersproken heeft gesteld dat er geen passende (sales) vacatures zijn.
17. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van IBM zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW zal worden ontbonden op de verzochte d-grond met ingang van 1 augustus 2025. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
17. Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, zal de transitievergoeding op basis van artikel 7:673 BW worden toegekend. Ter zake de hoogte van de transitievergoeding, waarbij volgens IBM gerekend moet worden met een maandsalaris van € 10.388,13 bruto, geldt het volgende. Volgens [verweerder] is het rekenbedrag een hoger bedrag omdat IBM geen rekening houdt met de restantbonus over 2022, die niet is betaald. De kantonrechter is van oordeel dat IBM op dit punt het gelijk aan haar zijde heeft. Immers heeft [verweerder] met zijn e-mail van 9 januari 2025 ingestemd met de e-mail van IBM van 6 januari 2025, waarin vermeld wordt dat het verkoopplan van 2022 geannuleerd wordt en dat het werkelijke Target Incentive (TI) wordt gesteld op 200 %. Onder verwijzing naar het laatste blad van productie 14 bij het verzoekschrift komt 200 % van de Full Plan TI neer op 2 x € 19.687,38 = € 39.374,76 bruto, welk bedrag IBM reeds aan [verweerder] heeft voldaan en met welk bedrag zij ook rekening heeft gehouden bij het berekenen van het maandsalaris ter zake de transitievergoeding.
17. Rekening houdend met het maandsalaris van € 10.388,13 bruto bedraagt de transitievergoeding € 10.388,13 bruto.
17. Gelet op het bovenstaande onder 20. wordt het nevenverzoek van [verweerder] tot betaling van de restantsom bonus over 2022 ter hoogte van € 92.932,97 bruto afgewezen.
17. De kantonrechter kan op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding toekennen, indien de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Dienaangaande overweegt de kantonrechter als volgt.
17. [verweerder] heeft aangevoerd dat het PIP in strijd is met het Nederlandse arbeidsrecht, omdat het niet individueel is bepaald en bovendien enkel targets betreft. De kantonrechter volgt [verweerder] hierin niet. Aan hem kan worden toegegeven dat de PIP’s voor [verweerder] , [naam 4] en een aantal collega’s (vrijwel) gelijkluidend waren, maar dat geldt niet voor de daaronder liggende quota. Die zijn individueel bepaald. Voorts heeft IBM aangetoond dat er in de PIP’s ook elementen zijn opgenomen die niet direct target gerelateerd zijn. Dat geldt voor de onderdelen Externally focused, System hygiene en Skills. Op dit punt is er derhalve geen sprake van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van IBM.
17. De kantonrechter is van oordeel dat van IBM mag worden verwacht dat zij de PIP’s in een gesprek met de werknemer aankondigt en bespreekt, dat zij de vorderingen regelmatig tussentijds samen met de werknemer evalueert en dat zij deze evaluaties (toetsbaar) vastlegt. Aan dat alles heeft IBM niet voldaan en dat is ook nog eens in strijd met haar eigen toezegging in de eerste PIP, waarin staat dat een evaluatie regelmatig zal plaatsvinden en de tussenevaluaties zullen worden vastgelegd. Aan het bovenstaande kan niet afdoen dat er wel gesprekken tussen [naam 2] en [verweerder] hebben plaatsgevonden, nu partijen het er niet over eens zijn wat er in die gesprekken is besproken. Evenmin kan daaraan afdoen de eenzijdig schriftelijke evaluatie van IBM d.d. 13 september 2024 (zie onder 1.6). De kantonrechter acht dit nalaten van IBM ernstig verwijtbaar.
17. De kantonrechter acht het ook ernstig verwijtbaar dat IBM [verweerder] in januari 2025 uit zijn functie heeft gezet, waarmee er in feite sprake was van een demotie. IBM heeft onvoldoende duidelijk kunnen maken dat deze maatregel nodig was en dat van haar niet kon worden gevergd [verweerder] nog langer in zijn eigen functie werkzaam te laten zijn.
17. Aan [verweerder] zal dan ook een billijke vergoeding worden toegekend.
17. Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van de ontbinding voor de werknemer. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Er kan wel rekening worden gehouden met de financiële situatie van de werkgever.
17. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 10.000,- bruto. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat, hoewel beslist is dat [verweerder] tekort is geschoten in zijn functioneren, IBM ernstige steken heeft laten vallen in de wijze waarop zij de verbetertrajecten heeft laten plaatsvinden, zoals hierboven overwogen. Van een grote onderneming als IBM mag anders worden verwacht. Hetzelfde geldt voor de de facto demotie, die [verweerder] zich heeft moeten laten welgevallen.
17. Nu aan de ontbinding een billijke vergoeding wordt verbonden, zal IBM gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
17. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt, behoudens voor het geval IBM het verzoek intrekt, in welk geval zij met de proceskosten zal worden belast.