Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Piotrków Trybunalski, Polen. Het EAB was gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980, die gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 28 mei 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, en een tolk in de Poolse taal. De officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, heeft de vordering tot behandeling van het EAB ingediend op 4 april 2025.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat leidde tot het vonnis in Polen, en dat er geen garantie was dat hij zijn verdedigingsrechten kon uitoefenen. De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij een adres had opgegeven, maar dat hij niet adequaat had gereageerd op officiële correspondentie. Hierdoor was de rechtbank van mening dat de overlevering niet zou leiden tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, diefstal door twee of meer verenigde personen, ook onder Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. Daarom heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.