ECLI:NL:RBAMS:2025:3956

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
13-092275-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot diefstal door verenigde personen

Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Piotrków Trybunalski, Polen. Het EAB was gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980, die gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 28 mei 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, en een tolk in de Poolse taal. De officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, heeft de vordering tot behandeling van het EAB ingediend op 4 april 2025.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat leidde tot het vonnis in Polen, en dat er geen garantie was dat hij zijn verdedigingsrechten kon uitoefenen. De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij een adres had opgegeven, maar dat hij niet adequaat had gereageerd op officiële correspondentie. Hierdoor was de rechtbank van mening dat de overlevering niet zou leiden tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, diefstal door twee of meer verenigde personen, ook onder Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. Daarom heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-092275-25 (EAB II)
Datum uitspraak: 11 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 4 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 december 2023 door
the Regional Court in Piotrków Trybunalski, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentie adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 mei 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment of the Bełchatów District Courtvan 26 augustus 2016, met kenmerk II K 518/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaren, één maand en achtentwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon is niet verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW, zodat de opgeëiste persoon alsnog zijn verdedigingsrechten kan uitoefenen, ontbreekt. De opgeëiste persoon heeft weliswaar een adres opgegeven, maar dit is onvoldoende om af te zien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden afgezien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB, de aanvullende informatie van 14 mei 2025 en 23 mei 2025 en het verhandelde ter zitting blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces. Verder blijkt dat de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen, waarbij hij op de hoogte is gesteld van de op hem rustende verplichting om een adres op te geven waarop hij bereikbaar was voor de Poolse justitiële autoriteiten, alsmede dat hij iedere adreswijziging moest doorgeven. Daarnaast is de opgeëiste persoon gewezen op de gevolgen als hij geen adreswijziging zou doorgeven, waaronder de mogelijkheid dat er in zijn afwezigheid een beslissing wordt genomen. De opgeëiste persoon heeft het adres van zijn moeder opgegeven. De oproepingen voor de zitting zijn naar het opgegeven adres gestuurd, maar deze zijn door de opgeëiste persoon niet in ontvangst genomen.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie van de Poolse justitiële autoriteiten. Overlevering leidt daarom niet tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Piotrków Trybunalski(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. Westerman en M.W. Speksnijder, rechters,
in tegenwoordigheid van G. Riedijk, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.