ECLI:NL:RBAMS:2025:394

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
13-197422-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van detentieomstandigheden in Frankrijk

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland verblijft. De rechtbank oordeelde dat de detentieomstandigheden in de Franse gevangenissen, met name in Toulouse en Montauban, niet voldoen aan de vereisten voor humane behandeling. De rechtbank baseerde haar beslissing op aanvullende informatie van de Franse autoriteiten, waaruit bleek dat er geen garantie was dat de opgeëiste persoon na overlevering in een cel met voldoende persoonlijke ruimte zou worden geplaatst. De rechtbank had eerder al geconstateerd dat er een algemeen reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van gedetineerden in deze instellingen. De rechtbank heeft de procedure beëindigd en de geschorste gevangenhouding opgeheven, waarbij zij zich beroept op de Overleveringswet (OLW).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-197422-24
Datum uitspraak: 23 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 19 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juni 2024 door het
Parquet du Tribunal Judiciaire de Perpignan(Frankrijk) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 15 augustus 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd (artikel 22, eerste en derde lid, OLW).
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen en geschorst tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak van 29 augustus 2024
Bij tussenuitspraak van 29 augustus 2024 [2] heeft de rechtbank onder meer geconcludeerd dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het voorlopige hechtenisregime in de detentie instellingen van Toulouse en Montauban terechtkomen.
Het onderzoek is heropend en geschorst om via de officier van justitie nadere vragen te stellen aan de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden in beide instellingen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd (artikel 22, vijfde lid (oud), OLW), onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding artikel 27, derde lid, OLW).
Zitting van 18 september 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB - met toestemming van partijen – in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 18 september 2024 in aanwezigheid van
mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J. Nierop.
De behandeling van de zaak is voor bepaalde tijd aangehouden om de beantwoording door de Franse autoriteiten van de in de tussenuitspraak van 29 augustus 2024 door de rechtbank geformuleerde vragen af te wachten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd (artikel 22, vijfde lid (oud), OLW), onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).
Zitting van 22 oktober 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB - met toestemming van partijen - in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 22 oktober 2024 in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. C.J. Nierop. De behandeling van de zaak is voor bepaalde tijd aangehouden om de beantwoording door de Franse autoriteiten van de in de tussenuitspraak van 29 augustus 2024 door de rechtbank geformuleerde vragen af te wachten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd (artikel 22, vijfde lid, OLW), onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).
Zitting van 26 november 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB - met toestemming van partijen - in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 26 november 2024 in aanwezigheid van
mr. M. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J. Nierop.
Tussenuitspraak van 10 december 2024
In de tussenuitspraak van 10 december 2024 [3] heeft de rechtbank - kort samengevat - geconcludeerd dat de door de Franse autoriteiten op 18 november 2024 verstrekte individuele garanties onvoldoende zijn om het in de tussenuitspraak van 29 augustus 2024 vastgestelde algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten ten aanzien van de opgeëiste persoon uit te sluiten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van een individueel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, heeft het onderzoek heropend en direct geschorst, de beslissing over de overlevering aangehouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW en ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW een redelijke termijn van 30 dagen vastgesteld waarbinnen door een wijziging van omstandigheden het algemeen reëel gevaar ten aanzien van de opgeëiste persoon nog kan worden weggenomen.
Tot slot heeft de rechtbank de beslistermijn met 60 dagen verlengd (artikel 22, vierde lid, sub c, OLW), onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).
Zitting van 9 januari 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB - met toestemming van partijen - in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 9 januari 2025 in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is opnieuw bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J. Nierop.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon (opnieuw) verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 29 augustus 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 29 augustus 2024, waarin zij heeft geoordeeld over de grondslag en de inhoud van het EAB (rubriek 3), de genoegzaamheid (rubriek 4), de strafbaarheid (rubriek 5) en de terugkeergarantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW (rubriek 6). Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11: detentieomstandigheden in Frankrijk

Inleiding
De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen in rubriek 7 van haar tussenuitspraak van 29 augustus 2024 [4] en in rubriek 4 van haar tussenuitspraak van 10 december 2024. [5] De overwegingen uit deze rubrieken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In het bijzonder brengt de rechtbank in herinnering dat bij de tussenuitspraak van
29 augustus 2024 is geconcludeerd dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten in de Franse detentie-instellingen in Toulouse en Montauban. Bij de tussenuitspraak van 10 december 2024 is vastgesteld dat dit algemene gevaar ook voor de opgeëiste persoon geldt en is ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW een redelijke termijn van
30 dagen vastgesteld, waarbinnen door een wijziging van omstandigheden het algemeen reëel gevaar ten aanzien van de opgeëiste persoon nog kan worden weggenomen. De rechtbank heeft daartoe in het bijzonder overwogen dat op basis van de informatie die ten tijde van de tussenuitspraak door de Franse autoriteiten was verstrekt, niet was gegarandeerd dat aan gedetineerden in Toulouse en Montauban ten minste 3 m² exclusief sanitair ter beschikking staat en dat de persoonlijke ruimte enkel voor korte tijd, bij gelegenheid en in geringe mate wordt gereduceerd ten aanzien van de vereiste minimale 3 m².
Op 9 januari 2025 heeft de
Head of the Office for International Mutual Criminal Assistancein Frankrijk - voor zover relevant - de volgende aanvullende informatie verstrekt:
By way of introduction and as a general statement, it is necessary to recall that neither the French government, nor the Prison Administration or the Judicial Authority can guarantee beforehand that a person will be assigned to a specific penitentiary facility to the detriment of another.
However, it may be specified that the choice in the place of imprisonment of a person serving time in prison is made on the basis of several criteria: the person's point of entry into national territory at the time of surrender, the requirements of the investigation or the needs of the defence, the possible proximity of the defendant's family, the need to isolate him or her from a co-perpetrator or accomplice in a certain facility. The decision on where to detain the person concerned will be made by the magistrates in charge of these proceedings, at the Perpignan Judicial Court, which has jurisdiction over the judicial situation of [opgeëiste persoon] and which issued the European Arrest Warrant dated 17 June 2024.
In light of the abovementioned criteria, and subject to the decision of the Judge for Liberties and Detention where applicable, [opgeëiste persoon] woulda priori
be assigned to the Montauban Remand Prison or the Toulouse Seysses Penitentiary Centre, both located within the jurisdiction of the Toulouse Court of Appeal, which are part of the Toulouse Inter-Regional Prison Services Directorate, which counts 24 prisons.
(…)
The remand prison unit for men at the Toulouse Seysses Penitentiary Centre consists of:
-
342 cells with a surface area of 10 to 11 m2 and a capacity of two places but equipped with two beds,
-
6 cells with a surface area of 12 to 13 m2 and a capacity of two places and equipped with 2 beds,
-
78 cells with a surface area of 13 to 14 m2 and a capacity of 2 places and equipped with 2 beds.
Each cell has a washbasin and a partitioned sanitary area equipped with a toilet and a shower with access to hot and cold water. This area is accessible at all times of the day and night.
All the cells have at least one opening window for lighting and ventilation, as well as a ceiling light. The cell is bright enough to be read at any time of the day or night. The cells are also equipped with a mechanical ventilation system, located in the sanitary area, to renew the air.
The furniture in each cell depends on the number of beds it contains. For example, a cell with two beds will have two wardrobes (one per person), a work surface, two chairs and shelves. Each bed also has its own bedside lamp.
The Montauban Remand Prison is composed of:
-
56 cells with a surface area of 9 to 10 m2 and a capacity of one place but equipped with two beds,
-
40 cells with a surface area of 12 to 13 m2 and a capacity of two places and equipped with 2 beds.
In case the person concerned were surrendered, he would join buildings A or B, the renovation of which was completed in 2011.
All cells have a partitioned sanitary area equipped with a washbasin, a toilet and a walk-in shower, of a 2,49 m2 surface area.
Cells in Building A have a 9,91 m2 surface area and a 29,53 m3 volume, i.e. 7,42 m2 as personal space excluding the sanitary facilities. As on 26 January 2022, 8 cells are occupied by a single person, having 7,42 m2 of personal space, 4 are occupied by three people having a 2,47m2 personal space and the remaining cells are occupied by two people, having a 3,71 m2 personal space.
Cells in Building A are equipped with a wooden wardrobe, a fridge, a two-tier bed with a metal frame equipped with a ladder, a wooden table, two plastic chairs and a wall cabinet with three shelves.
Cells in Building B have a 14,15 m2 surface area and 43,46 m3 volume; i.e. 11,66 m2 as personal space excluding the sanitary facilities. As on 26 January 2022, all cells in this building are occupied by two people and the detained persons assigned there benefit from a 5,83 m2 personal space.
As for cells in Building B, the furniture includes a two-tier bed, two wardrobes with a hanging rail, two wall cabinets, two tables, two chairs, a fridge. Two sets of three coat pegs are fixed to the wall. Electric lighting is provided by two ceiling lights and two night lights.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om geen gevolg te geven aan het EAB en haar niet-ontvankelijk in de vordering tot overlevering te verklaren. Daartoe heeft zij aangevoerd dat op basis van de hiervoor weergegeven aanvullende informatie niet kan worden uitgesloten dat de opgeëiste persoon na overlevering wordt gedetineerd in een cel waarin hij minder dan
3 m² tot zijn beschikking heeft.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank - na wijziging van zijn primaire standpunt - eveneens en op basis van soortgelijke argumenten verzocht om geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of zich binnen de in de tussenuitspraak van
10 december 2024 gestelde redelijke termijn een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan op grond waarvan het algemene reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ten aanzien van de opgeëiste persoon kan worden uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat de door de Franse autoriteiten verstrekte aanvullende informatie daartoe onvoldoende aanknopingspunten biedt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Hoewel uit de aanvullende informatie van 9 januari 2025 blijkt dat het in de detentie-instellingen in Toulouse en Montauban mogelijk is dat een gedetineerde in een cel wordt gedetineerd waarin hij minstens 3 m² aan persoonlijke ruimte exclusief sanitair tot zijn beschikking heeft, blijkt daaruit eveneens dat er cellen zijn waarin gedetineerden minder dan 3 m² persoonlijke ruimte exclusief sanitair tot hun beschikking hebben. Ten aanzien van de opgeëiste persoon is niet gegarandeerd dat hij na zijn overlevering in een van de cellen met ten minste 3 m² persoonlijke ruimte wordt gedetineerd.
De rechtbank concludeert dat bij deze stand van zaken geen sprake is van een wijziging van omstandigheden op basis waarvan het voornoemde algemeen reëel gevaar voor de opgeëiste persoon kan worden uitgesloten. De rechtbank zal dan ook geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Hierdoor wordt de overleveringsprocedure beëindigd. [6]

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de opgeëiste persoon bij overlevering het risico loopt op schending van zijn grondrechten en de in de tussenuitspraak van 10 december 2024 ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW vastgestelde redelijke termijn is verstreken, wordt op grond van artikel 11, vierde lid OLW in samenhang met artikel 28, derde lid, OLW geen gevolg gegeven aan het EAB.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 11 OLW.

7.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering ex artikel 23, tweede lid, OLW.
HEFT OPde - geschorste - gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Rb. Amsterdam 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5399.
3.Rb. Amsterdam 10 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:7849.
4.Rb. Amsterdam 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5399.
5.Rb. Amsterdam 10 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:7849.
6.Zie artikel 28, derde lid, OLW, zoals deze bepaling met ingang van 1 oktober 2024 luidt.