ECLI:NL:RBAMS:2025:39

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
13/292642-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 57-jarige man voor het bezit van MDMA met vrijspraak voor medeplegen

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 57-jarige man, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 1.094 gram MDMA. De verdachte, geboren in 1967 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op het moment van de zitting gedetineerd. Tijdens de zitting heeft de verdachte een bekentenis afgelegd. De officier van justitie, mr. J. Hofstee, vorderde een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van MDMA, terwijl de verdediging stelde dat alleen het voorhanden hebben van 1.094 gram MDMA bewezen kon worden. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van bevindingen als bewijs gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte op 11 september 2024 te Amsterdam opzettelijk 1.094 gram MDMA aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die voor het eerst in aanraking kwam met de justitie. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen geldbedrag van € 1.090,- aan de verdachte moet worden teruggegeven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/292642-24
Datum uitspraak: 13 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 13 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Hofstee, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.I. Keukens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 11 september 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5.816 gram, althans 1.094 gram, MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van 1.094 gram MDMA door verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet méér bewezen kan worden dan dat verdachte 1.094 gram MDMA voorhanden heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen:
1. de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter op de zitting van
13 december 2024;
2. een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024199279 van 12 september 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] doorgenummerde bladzijden ZD 7 tot en met ZD 17;
3. een proces-verbaal van bevindingen met nummer 19923370 van 12 september 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde [opsporingsambtenaar], doorgenummerde bladzijden ZD 18 tot en met ZD 21.
4. een geschrift, zijnde een laboratoriumrapport, afkomstig van Laboratorium Forensische Opsporing van 29 november 2024, [opsporingsambtenaar] forensisch expert, doorgenummerde bladzijden ZD 106 en ZD 107.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het medeplegen niet bewezen. Het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting bieden onvoldoende aanknopingspunten om een nauwe en bewuste samenwerking met een ander te kunnen vaststellen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 11 september 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 1.094 gram MDMA.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest Zij heeft bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte: zijn vrouw in zijn thuisland Nigeria is ziek en verdachte heeft vier kinderen die naar de universiteit en de middelbare school gaan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de zitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van meer dan een kilo MDMA in de woning waar hij verbleef. Deze MDMA is aangetroffen in een kamer waar zich in transparante plastic zakken nog duizenden andere tabletten (grotendeels negatief getest op drugs) bevonden, evenals diverse verpakkingsmaterialen en meerdere weegschalen. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, kan het niet anders dan dat deze MDMA bestemd is geweest voor de handel. De handel in verdovende middelen gaat dikwijls gepaard met andere vormen van criminaliteit. Ook brengt het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich mee voor de gebruikers van deze drugs. Bovendien wordt drugsgebruik vaak bekostigd door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade aan de samenleving wordt toegebracht en gevoelens van onveiligheid ontstaan. Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan al deze schadelijke gevolgen van de drugswereld.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland nog niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte is daarom een
first offender. Anders dan door de raadsvrouw bepleit, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
De op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor het bewezen verklaarde feit gekeken naar deze oriëntatiepunten. Daarin wordt voor het aanwezig hebben van 1 tot 1,5 kilogram harddrugs een gevangenisstraf van vijf maanden genoemd.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf zoals die in de LOVS wordt genoemd passend en zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van voorarrest opleggen.

9.Het beslag

De rechtbank komt ten aanzien van het beslag tot het volgende oordeel.
Teruggave
Onder verdachte is een geldbedrag van € 1.090,- in beslag genomen. Het in beslag genomen geld dient, zoals door de officier van justitie gevraagd en door de verdediging bepleit, aan verdachte te worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan veroordeelde [verdachte] van:
1.090 EUR ibg;11-09-2024 (Omschrijving:PL1300-2024216833-6552641).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M. van Hall, voorzitter,
mrs. C. Wildeman en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Zoetelief, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2024.