Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 57-jarige man, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 1.094 gram MDMA. De verdachte, geboren in 1967 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op het moment van de zitting gedetineerd. Tijdens de zitting heeft de verdachte een bekentenis afgelegd. De officier van justitie, mr. J. Hofstee, vorderde een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van MDMA, terwijl de verdediging stelde dat alleen het voorhanden hebben van 1.094 gram MDMA bewezen kon worden. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van bevindingen als bewijs gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte op 11 september 2024 te Amsterdam opzettelijk 1.094 gram MDMA aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die voor het eerst in aanraking kwam met de justitie. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen geldbedrag van € 1.090,- aan de verdachte moet worden teruggegeven.