ECLI:NL:RBAMS:2025:3820

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
C/13?757491 / HA ZA 24 - 1100
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van openstaande facturen door gedaagde 1 op basis van toereikende volmacht aan gedaagde 2

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Amster Shot B.V. en gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Amster Shot vorderde betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 26.516,50, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank oordeelde dat gedaagde 1, de moeder van gedaagde 2, aansprakelijk was voor de openstaande facturen omdat gedaagde 2, die namens een eenmanszaak handelde, een toereikende volmacht leek te hebben. Gedaagde 1 had erop mogen vertrouwen dat gedaagde 2 bevoegd was om de eenmanszaak te vertegenwoordigen, ondanks dat gedaagde 2 in correspondentie had aangegeven niet bevoegd te zijn. De rechtbank concludeerde dat gedaagde 1 de facturen moest betalen, terwijl gedaagde 2 niet aansprakelijk werd gesteld. De rechtbank heeft de vordering van Amster Shot toegewezen en gedaagde 1 veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/757491 / HA ZA 24-1100
Vonnis van 11 juni 2025
in de zaak van
AMSTER SHOT B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Amster Shot,
advocaat: mr. W. van Dijk,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.R. van Leeuwen,
2.
[gedaagde 2],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
niet verschenen,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

1.Waar gaat deze zaak over?

[gedaagde 2] heeft namens [naam eenmanszaak] aan Amster Shot meermalen opdracht gegeven foto’s te maken voor de website van [naam eenmanszaak] . Amster Shot heeft dat gedaan en daarvoor facturen verstuurd. Een deel van die facturen is betaald. Een deel is niet betaald en Amster Shot vordert daarvan in deze procedure betaling. De rechtbank oordeelt dat Amster Shot erop mocht vertrouwen dat aan [gedaagde 2] een toereikende volmacht was verleend om [naam eenmanszaak] te vertegenwoordigen. [naam eenmanszaak] was de eenmanszaak van [gedaagde 1] en daarom moet zij de facturen betalen. Omdat [gedaagde 2] namens [naam eenmanszaak] handelde en niet zichzelf heeft verbonden, moet hij de facturen niet betalen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2024
- de akte met producties van Amster Shot
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 april 2025.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Amster Shot is een fotografiebedrijf. [naam eenmanszaak] , een eenmanszaak van [gedaagde 1] , was een online kledingwinkel. [naam eenmanszaak] werd feitelijk gedreven door [gedaagde 2] , de zoon van [gedaagde 1] .
3.2.
[gedaagde 2] heeft namens [naam eenmanszaak] in 2021 en 2022 Amster Shot meermalen opdracht gegeven foto’s te maken voor de website van [naam eenmanszaak] . Amster Shot heeft in dat kader werkzaamheden verricht en daarvoor facturen verstuurd. Een deel van de facturen is betaald. € 19.736,78 is niet betaald.
3.3.
Amster Shot heeft haar vorderingen ter incasso uitbesteed aan een incassobureau. Op 10 mei 2023 is een betalingsregeling tot stand gekomen tussen [gedaagde 2] en het incassobureau. [gedaagde 2] heeft vervolgens € 470,00 betaald en is voor het overige de afspraken niet nagekomen.
3.4.
[naam eenmanszaak] is per 31 mei 2023 opgeheven.
3.5.
Op 11 september 2023 heeft [gedaagde 1] aan het incassobureau bericht dat zij geen weet had van en geen toestemming heeft gegeven voor de fotoshoots en dat zij daarvoor geen contracten of offertes heeft getekend. Zij stelt daarbij dat [gedaagde 2] , die namens [naam eenmanszaak] de overeenkomsten heeft gesloten, niet bevoegd was namens [naam eenmanszaak] te handelen.
3.6.
Een dag later, op 12 september 2023, heeft [gedaagde 2] aan het incassobureau bericht dat hij niet tekenbevoegd was voor [naam eenmanszaak] en dat [gedaagde 1] nooit akkoord is gegaan met de fotoshoots. [gedaagde 2] verzoekt het incassobureau daarom de facturen aan hem te richten omdat hij de schuld graag wil afbetalen.

4.Het geschil

4.1.
Amster Shot vordert hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 26.516,50, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 7 mei 2024 en kosten.
4.2.
Amster Shot legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Amster Shot heeft werkzaamheden voor [naam eenmanszaak] verricht en daarvoor facturen verstuurd. [naam eenmanszaak] heeft € 19.736,78 niet betaald. Over dat bedrag is zij tot en met 6 mei 2024 € 6.277,35 aan rente verschuldigd en € 972,37 aan buitengerechtelijke incassokosten. Er is € 470,00 betaald (zie 3.3) en daarom moet [naam eenmanszaak] nog € 26.516,50 betalen. Omdat [naam eenmanszaak] de eenmanszaak van [gedaagde 1] was, moet [gedaagde 1] dat bedrag betalen.
[gedaagde 2] heeft gezegd dat hij voor de vordering instaat en hij heeft erkend dat Amster Shot een vordering op hem heeft. [gedaagde 2] moet daarom ook (hoofdelijk) betalen.
4.3.
[gedaagde 2] is niet in de procedure verschenen. [gedaagde 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van Amster Shot. Als de vordering wordt toegewezen vraagt [gedaagde 1] deze volledig voor rekening van [gedaagde 2] te laten komen of het bedrag dat [gedaagde 1] moet betalen te matigen tot 50% van het gevorderde bedrag. [gedaagde 1] zegt daarbij dat [naam eenmanszaak] niet door haar maar door [gedaagde 2] werd gedreven. [gedaagde 2] heeft op eigen initiatief en zonder medeweten of toestemming van [gedaagde 1] de opdrachten aan Amster Shot gegeven. Amster Shot heeft uitsluitend met [gedaagde 2] gecorrespondeerd, niet met [gedaagde 1] . Uit het handelsregister volgt niet dat [gedaagde 2] een volmacht had om namens [naam eenmanszaak] te handelen. Omdat [gedaagde 2] onbevoegd namens [naam eenmanszaak] de overeenkomsten is aangegaan moet niet [gedaagde 1] maar [gedaagde 2] de facturen van Amster Shot betalen. [gedaagde 2] heeft dat zelf ook bevestigd.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde 1] heeft niet betwist dat de openstaande facturen zijn verschuldigd. Ook de hoogte van het openstaande bedrag heeft zij niet betwist. Het gaat in deze zaak alleen om de vraag of Amster Shot [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , of één van hen, kan aanspreken tot betaling van deze facturen. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 1] moet betalen en [gedaagde 2] niet. Zij licht dit als volgt toe.
Waarom moet [gedaagde 1] betalen?
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde 2] namens [naam eenmanszaak] aan Amster Shot opdracht heeft gegeven foto’s te maken voor de website van [naam eenmanszaak] . De vraag is of [gedaagde 2] bevoegd was dat namens [naam eenmanszaak] te doen. Amster Shot zegt dat dit het geval is, [gedaagde 1] heeft dit betwist. Ook [gedaagde 2] heeft in correspondentie gezegd dat hij niet bevoegd was (zie 3.6). De rechtbank laat in het midden of [gedaagde 2] bevoegd was namens [naam eenmanszaak] de overeenkomsten met Amster Shot aan te gaan. Ook als dat niet zo is geldt dat [gedaagde 1] op grond van artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht is de openstaande facturen van Amster Shot te betalen. Aan [gedaagde 1] kan in dat geval namelijk worden toegerekend dat bij Amster Shot de schijn is gewekt dat [gedaagde 2] bevoegd was namens [naam eenmanszaak] te handelen. Dat blijkt uit het volgende.
5.3.
[gedaagde 1] heeft verklaard dat haar eenmanszaak [naam eenmanszaak] feitelijk volledig werd gedreven door [gedaagde 2] , die ook voornemens was de onderneming over te nemen. [gedaagde 2] deed alle bestellingen, gaf alle opdrachten en verrichtte alle betalingen. [gedaagde 2] vroeg voor het inkopen van kleding soms toestemming aan [gedaagde 1] , omdat zij zelf jarenlang een andere kledingwinkel heeft gedreven. Voor betalingen in het algemeen vroeg hij geen toestemming. Dit alles was bij [gedaagde 1] bekend, zij vertrouwde [gedaagde 2] . Tegen die achtergrond is van belang dat [naam eenmanszaak] de eerste facturen van Amster Shot heeft betaald. In totaal is elf keer een betaling aan Amster Shot gedaan. Amster Shot heeft er daarom op vertrouwd dat het goed zat. Daarnaast heeft [gedaagde 2] tenminste twee e-mails vanuit het e-mailadres van [gedaagde 1] aan Amster Shot gestuurd. Zo zijn voor aanvang van de werkzaamheden door Amster Shot vanuit het e-mailadres van [gedaagde 1] afspraken gemaakt over de te verrichten werkzaamheden. [gedaagde 1] heeft nog verklaard dat zij nooit op de bankrekening keek en dat zij meestal haar e-mails niet leest. Dit verweer helpt haar niet. [gedaagde 1] heeft haar zoon alle vrijheid gegeven om opdrachten aan te gaan en betalingen te verrichten namens [naam eenmanszaak] . Daarbij heeft zij [gedaagde 2] toegestaan gebruik te maken van haar e-mailadres en van de bankrekening van [naam eenmanszaak] . Terwijl zij wist dat [gedaagde 2] de online kledingwinkel vanuit haar eenmanszaak dreef, heeft zij het kennelijk niet nodig gevonden zijn activiteiten te controleren. Dat alles rechtvaardigt dat zij het risico draagt van de mogelijk onbevoegde vertegenwoordiging. Amster Shot mocht er onder deze omstandigheden op vertrouwen dat aan [gedaagde 2] een toereikende volmacht was gegeven. Zij heeft daarop ook vertrouwd. In dit verband is van onvoldoende gewicht dat uit het handelsregister niet blijkt dat [gedaagde 2] bevoegd was [naam eenmanszaak] te vertegenwoordigen. Dat uit dat register geen volmacht voor [gedaagde 2] blijkt sluit niet uit dat hem wel een volmacht is verleend.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde 1] is gebonden aan de overeenkomsten die [gedaagde 2] namens [naam eenmanszaak] met Amster Shot heeft gesloten. Daarom moet zij de openstaande facturen betalen.
Waarom moet [gedaagde 2] niet aan Amster Shot betalen?
5.5.
Amster Shot en [gedaagde 1] hebben gesteld dat (ook) [gedaagde 2] moet betalen. Ter onderbouwing van dit standpunt zeggen zij dat [gedaagde 2] , die in deze procedure niet is verschenen, dat in correspondentie zelf ook heeft gezegd (zie 3.6). Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit die correspondentie dat [gedaagde 2] meent dat hij de facturen
in plaats van[gedaagde 1] moet betalen, en niet dat hij de facturen
naast[gedaagde 1] is verschuldigd. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde 2] niet zichzelf maar (de eenmanszaak van) [gedaagde 1] aan de overeenkomsten met Amster Shot heeft gebonden, zodat [gedaagde 1] de openstaande facturen moet betalen. Dat [gedaagde 2] zich in die situatie richting Amster Shot heeft verbonden de facturen te betalen is niet gebleken. Het staat [gedaagde 2] in beginsel op grond van artikel 6:30 lid 1 BW vrij namens [gedaagde 1] te betalen. Dit maakt [gedaagde 2] nog niet aansprakelijk voor de betaling. De rechtbank zal de vordering van Amster Shot op [gedaagde 2] daarom afwijzen.
De verhouding tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
5.6.
[gedaagde 1] heeft nog gevraagd haar betalingsverplichting volledig voor rekening van [gedaagde 2] te laten komen of het bedrag dat zij moet betalen te matigen tot 50% van het gevorderde bedrag, waarbij [gedaagde 2] de overige 50% moet voldoen. Daarvoor bestaat geen grondslag. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde 1] de openstaande facturen moet betalen aan Amster Shot en [gedaagde 2] niet. Als [gedaagde 2] niet bevoegd was [naam eenmanszaak] te vertegenwoordigen, zoals [gedaagde 1] stelt, dan kan [gedaagde 1] zich wellicht tot [gedaagde 2] wenden. [gedaagde 1] heeft [gedaagde 2] daarom in deze procedure ook in vrijwaring opgeroepen, maar zij heeft nagelaten de vrijwaringsprocedure tijdig aan de rechtbank te sturen. Amster Shot staat daar verder buiten. De rechtbank zal dit verzoek van [gedaagde 1] dan ook afwijzen.
Slotsom, rente en kosten
5.7.
[gedaagde 1] moet het openstaande bedrag van de facturen van € 19.736,78 aan Amster Shot betalen. Amster Shot heeft gesteld dat [gedaagde 1] over dat bedrag tot en met 6 mei 2024 € 6.277,35 aan rente is verschuldigd. [gedaagde 1] heeft de hoogte van dat bedrag niet betwist zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
Amster Shot heeft gevraagd het bedrag van de openstaande facturen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW), vanaf 7 mei 2025. Omdat sprake is van een handelsovereenkomst zal de rechtbank deze vordering toewijzen.
Daarnaast vordert Amster Shot € 972,37 aan buitengerechtelijke incassokosten, waarvan € 470,00 al is betaald. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank stelt vast dat Amster Shot voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is minder dan het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
In totaal moet [gedaagde 1] (€ 19.736,78 + € 6.277,35 + € 972,37 - € 470,00) € 26.516,50 betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 19.736,78, met ingang van 7 mei 2024.
5.8.
[gedaagde 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Amster Shot worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,61
- griffierecht
2.889,00
- overige explootkosten
14,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.766,61
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan Amster Shot te betalen een bedrag van € 26.516,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 19.736,78, met ingang van 7 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 4.766,61, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Blok en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.