ECLI:NL:RBAMS:2025:3781

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
81/247356-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en witwassen door bestuurder van zorgbedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man, die werd beschuldigd van verduistering en witwassen van aanzienlijke geldbedragen afkomstig van een zorgbedrijf dat door zijn dochter werd bestuurd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk zich toe-eigenen van geldbedragen die toebehoorden aan [naam 1] B.V., en dat hij zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van een deel van deze bedragen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en transacties die zijn uitgevoerd tussen de bankrekeningen van de verdachte en die van het zorgbedrijf. De verdachte had grote bedragen van de bankrekeningen van [naam 1] B.V. naar zijn eigen rekeningen overgemaakt en contant opgenomen, terwijl hij wist dat deze gelden afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank volgde niet het verweer van de verdediging dat de verdachte geen opzet had op de verduistering, en dat de betalingen als loon voor werkzaamheden moesten worden gezien. De rechtbank legde de straf op met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen en gokverslaving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81/247356-23
Datum uitspraak: 5 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 mei 2025. Verdachte was niet bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. F. Bahadin, en hetgeen de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. J.J. Weldam, advocaat te [lokatie] , naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1
verduistering van een geldbedrag van € 497.016,12 toebehorend aan [naam 1] B.V., in de periode van 10 februari 2022 tot en met 11 januari 2024 en
Feit 2
het (eenvoudig) witwassen van een geldbedrag van € 320.859,62 in de periode van 10 februari 2022 tot en met 27 september 2023.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Door de geldbedragen (met een totaalbedrag van € 497.016,12) van de bankrekeningen van [naam 1] B.V. en de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) naar zijn eigen bankrekeningen over te maken, heeft verdachte hier als heer en meester over beschikt. Door het overboeken van de gelden en het vervolgens uitgeven van een groot gedeelte hiervan, vindt de officier van justitie dat verdachte opzet had op de wederrechtelijke toe-eigening van de gelden. Daarnaast stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat verdachte een totaalbedrag van € 320.859,62 heeft witgewassen. Verdachte heeft de gelden die aan [naam 1] B.V. toebehoorden naar andere (creditcard) rekeningen overgemaakt en contant opgenomen en daarmee omgezet, terwijl verdachte wist dat de gelden van (eigen) misdrijf afkomstig waren.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de aan hem ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op de toe-eigening van de gelden en hij de geldbedragen daarmee niet wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte heeft de bedragen overgeboekt met medeweten en toestemming van de bestuurder van de vennootschap (zijn dochter). Bovendien dient een groot deel van de betalingen te worden gezien als loon voor de door hem verrichte werkzaamheden voor [naam 1] B.V. Nu verduistering daarmee niet bewezen kan worden, kan er volgens de raadsman ook geen sprake van witwassen zijn, gelet op het feit dat de geldbedragen niet afkomstig zijn uit enig misdrijf.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. [1]
Het onderzoek Rearden is gestart naar aanleiding van een melding van de
Financial Intelligence Unit(hierna: FIU) over verdachte transacties tussen het bedrijf [naam 1] B.V. en verdachte. [2] Uit de melding van de FIU komt naar voren dat er vanaf 10 februari 2022 grote geldbedragen van [naam 1] B.V. naar de privébankrekeningen van verdachte zijn overgeboekt. Verder valt op dat er van de privérekeningen van verdachte maandelijks duizenden euro’s contant geld wordt opgenomen en dat er grote bedragen worden uitgegeven aan transacties via TikTok. [naam 1] B.V. is een zorgonderneming die onder meer thuiszorg biedt en formeel wordt bestuurd door de dochter van verdachte, tevens enig aandeelhouder. [3] Verdachte is alleen in de periode van 1 april 2023 tot 20 augustus 2023 formeel medebestuurder geweest van [naam 1] B.V. en heeft in die periode ook de functie van directeur bekleed. [4]
Feit 1
In de periode van 10 februari 2022 tot en met 11 januari 2024 zijn diverse geldbedragen vanaf de bankrekeningen van [naam 1] B.V. op de privérekeningen van verdachte zijn gestort. Een totaalbedrag van € 370.167,62 wordt zonder omschrijvingen op de rekening van verdachte gestort en verder ontvangt verdachte een totaalbedrag van € 43.980,- vanuit [naam 1] B.V. met daarbij steeds de omschrijving ‘lening’. [5] Daarnaast ontvangt verdachte een totaalbedrag van € 82.868,50 op zijn privérekeningen rechtstreeks vanuit de SVB. [6]
In zijn verhoor bij de politie op 7 november 2023 heeft verdachte verklaard toegang te hebben tot de bankrekeningen van [naam 1] B.V. en alle betalingen namens de besloten vennootschap te verrichten. [7] Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte de financiële administratie en de gelden van [naam 1] B.V. beheerde. Verdachte had deze bedragen dus anders dan door misdrijf onder zich en heeft de voornoemde geldbedragen van [naam 1] B.V. zelfstandig naar zijn privérekeningen overgeboekt. Verdachte kon hierdoor in zijn privédomein als heer en meester over deze gelden beschikken, terwijl de geldbedragen werden onttrokken aan het zicht en het beheer van [naam 1] B.V. Daarbij is de rechtbank niet gebleken van enige rechtsgrond die ten grondslag lag aan de overboekingen van de geldbedragen. Uit het politieverhoor van de (enige) bestuurder van [naam 1] B.V. ( [naam 2] ) volgt namelijk dat zij niets weet van de overboekingen en dat zij ook niet weet hoe het salaris van verdachte tot stand is gekomen. [8] Verder volgt uit het transactieoverzicht tussen de privérekeningen van verdachte en de ABN-rekening van [naam 1] B.V. dat verdachte in de periode dat hij formeel in dienst was van [naam 1] B.V. bedragen aan zichzelf overmaakte met als beschrijving ‘salaris’ en ‘loon’ en dat deze bedragen niet in het ten laste gelegde bedrag zijn meegenomen. [9] Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat de andere door verdachte overgeboekte bedragen niet zagen op de uitbetaling van loon, zoals door de raadsman is betoogd. De rechtbank volgt ook niet het standpunt van de raadsman dat sprake zou zijn van leningen door verdachte. Verdachte heeft ogenschijnlijk lukraak grote geldbedragen aan zichzelf overgemaakt, het enkele feit dat hij bij een aantal van deze overboekingen het woord ‘lening’ heeft vermeld maakt dit nog geen leningen. Verdachte heeft dit ook niet door middel van stukken onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt en daarmee naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze concreet of verifieerbaar gemaakt.
Nu de rechtbank niet is gebleken van enige rechtsgrond die ten grondslag lag aan de overboekingen van de geldbedragen vanaf de rekeningen van [naam 1] B.V. is zij van oordeel dat verdachte zich de geldbedragen opzettelijk en wederrechtelijk heeft toegeëigend, waarmee hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering.
Dat verdachte een gedeelte van de geldbedragen later heeft teruggeboekt naar [naam 1] B.V., doet niet af aan het feit dat hij dit geld eerst heeft verduisterd.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte een totaalbedrag van € 414.147,62 toebehorende aan [naam 1] B.V. heeft verduisterd.
Partiële vrijspraak
Verdachte wordt vrijgesproken van de verduistering van de € 82.868,50 die vanuit de SVB op zijn persoonlijke bankrekening zijn gestort. Hoewel dit gelden betreffen die aan [naam 1] B.V. toebehoorden, en verdachte deze dus niet op zijn privérekening had mogen laten storten, waren dit geen gelden die hij onder zich had
‘als feitelijk gebruiker van de bankrekeningen [bankrekeningnummer 1] en [bankrekeningnummer 2] op naam van [naam 1] B.V.’, zoals wel is tenlastegelegd. Verdachte heeft de gelden immers rechtstreeks vanaf de SVB op zijn eigen rekening laten storten.
Feit 2
Uit de transactiegegevens van de bankrekeningen van verdachte volgt dat een groot gedeelte van de verduisterde bedragen vanuit [naam 1] B.V. wordt aangewend voor uitgaande betalingen naar
online payment platforms(zoals TikTok, PayPal en Google Play), betalingen via betaalautomaten en contante opnames. [10] In totaal wordt tussen 10 februari 2022 en 27 september 2023 een bedrag van € 320.859,62 naar andere rekeningen omgezet of omgezet in contanten. [11] Een gedeelte van dit bedrag wordt uitgegeven via de creditcard die op naam staat van de vrouw van verdachte, maar waarvan verdachte in zijn politieverhoor heeft verklaard als enige gebruik te maken. [12] Daarnaast verklaart verdachte de transacties aan TikTok te hebben verricht en via de creditcard contante geldbedragen te hebben opgenomen. [13]
Doordat dit geldbedrag van € 320.859,62 onderdeel uitmaakt van het totaalbedrag dat verdachte van [naam 1] B.V. heeft verduisterd, wist verdachte dat de gelden onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een totaalbedrag van
€ 320.859,62.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode 10 februari 2022 tot en met 11 januari 2024, te [lokatie] en/of de Bilt, opzettelijk, geldbedragen, tot een totaalbedrag van € 414.147,62 (AMB-005-011, p. 386), toebehorende aan [naam 1] B.V., en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als feitelijk gebruiker van de bankrekeningen [bankrekeningnummer 1] en [bankrekeningnummer 2] op naam van [naam 1] B.V., wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 2
in de periode 10 februari 2022 tot en met 27 september 2023, te [lokatie] en/of de Bilt, geldbedragen, tot een totaalbedrag van € 320.859,62 (AMB-005-14, p. 402) heeft overgedragen en omgezet terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen – onmiddellijk– afkomstig waren uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de door
de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke gedeelte van
de op te leggen straf worden gekoppeld.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verduistering van een groot geldbedrag toebehorend aan een zorgbedrijf en het witwassen van een groot gedeelte daarvan. Hiermee heeft verdachte zich gemeenschapsgeld – dat onder andere was bestemd voor de salarissen, pensioenpremies, loonheffingen ten behoeve van het eigen personeel en andere belastingen – onterecht toegeëigend. Daarnaast is gebleken dat verdachte deze geldbedragen met ogenschijnlijk het grootste gemak verbraste. Verdachte heeft hiermee enkel gehandeld uit financieel gewin en daarmee het vertrouwen van de gemeenschap ernstig geschonden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging gekeken naar het strafblad van verdachte van 31 maart 2025, waaruit onder meer volgt dat verdachte in 2023 is veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsrapport betreffende verdachte van 13 mei 2025. Hieruit volgt onder meer dat verdachte kampt met financiële problemen en een gokverslaving, hetgeen mogelijk heeft bijgedragen aan het plegen van deze feiten. De reclassering adviseert daarom verdachte in een (gedeeltelijk) voorwaardelijk kader te behandelen voor zijn verslavings- en psychische problematiek en om hem te laten meewerken aan schuldhulpverlening.
De op te leggen straf
In het kader van de strafoplegging heeft de rechtbank gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting, waaruit volgt dat bij fraude met een benadelingsbedrag van tussen de € 250.000,- en € 500.000,- het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf tot achttien maanden is. Dit oriëntatiepunt kan fungeren als vertrekpunt van denken. De rechtbank heeft ook oog voor het feit dat verdachte een deel van het verduisterde bedrag weer aan [naam 1] B.V. heeft overgemaakt, waardoor het totale benadelingsbedrag lager uitvalt.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden passend en geboden is. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de op te leggen straf – te weten zes maanden – in voorwaardelijke vorm op te leggen, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel een proeftijd voor de duur van drie jaar koppelen, nu uit het procesdossier volgt dat verdachte ook na de ten laste gelegde periode nog gelden naar zijn privérekeningen heeft overgeboekt. Een lange proeftijd dient daarom als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 321 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
verduistering
en
Feit 2
witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt de volgende bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering lnforsa op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen voor zijn verslavings- en psychische problematiek door Fivoor [lokatie] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.E. Wijnker, voorzitter,
mrs. H.B.W. Beekman en N. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Bos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juni 2025.
[..]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 6640-2019-5100. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.DOC-005-03, p. 1101.
3.DOC-011-01, p. 1276.
4.DOC-003-19, p. 1091.
5.DOC-002-51, p. 0866-0870. DOC-002-08, p. 0698-0699.
6.DOC-010-03, p. 1273.
7.V-001-01, proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 november 2023, p. 0049.
8.G-004-01, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 7 november 2023, p. 0178.
9.DOC-002-08, p. 0698-0699.
10.AMB-005-14, p. 0405.
11.AMB-005-14, p. 0402.
12.V-001-01, proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 november 2023, p. 0059.
13.V-001-01, proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 november 2023, p. 0059-0060.