ECLI:NL:RBAMS:2025:376

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
C/13/754135/ HA RK 24-238
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in medische aansprakelijkheidszaak met betrekking tot WHC

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 januari 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen [verzoekster] en het Women's Health Care Center (WHC) over medische aansprakelijkheid. [verzoekster] heeft het WHC aansprakelijk gesteld voor schade die zij heeft geleden als gevolg van een vermeende tekortkoming in de geneeskundige behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er bezwaren zijn tegen het eerdere deskundigenrapport van dr. A.W. Nap, dat concludeerde dat er geen sprake was van medisch onzorgvuldig handelen. De rechtbank heeft besloten om een nieuw deskundigenonderzoek te gelasten, waarbij dr. S.F.P.J. Coppus als deskundige is benoemd. De rechtbank heeft de deskundige de opdracht gegeven om feitelijke informatie te verzamelen over de medische praktijk en het handelen van de betrokken artsen, en om te toetsen of er is gehandeld volgens de professionele standaard. Tevens is bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek door beide partijen gedeeld moeten worden. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat het onderzoek pas kan beginnen na betaling van het voorschot. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de procedure verder uitgewerkt in detail.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/754135 / HA RK 24-238
Beschikking van 16 januari 2025
in de zaak van
[verzoekster],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. J. van Eck,
tegen
WOMEN'S HEALTH CARE CENTER,
te Amsterdam,
verwerende partij,
hierna te noemen: het WHC,
advocaat: mr. E.J.C. de Jong.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 17 juli 2024, met producties,
- het verweerschrift van 16 augustus 2024,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 november 2024 en de daarin opgenomen processtukken,
- de brief van 26 november 2024 van mr. De Jong met een opmerking over het proces-verbaal,
- de correspondentie met partijen over de te benoemen persoon van de deskundige.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] is op 13 februari 2018 naar het WHC verwezen in verband met pijnklachten in haar onderbuik. Op 27 maart 2018 heeft een gynaecoloog van het WHC een transvaginale echografie uitgevoerd, waarbij een myoom (vleesboom) is gezien en (mogelijke) adenomyose (een goedaardige aandoening van de baarmoeder).
2.2.
[verzoekster] is de volgende dag teruggekeerd naar het WHC wegens ernstige buikpijnklachten en heeft ook daarna verschillende malen artsen bezocht in verband met buikpijnklachten.
2.3.
In juli 2020 werd door een gynaecoloog in Leuven bij [verzoekster] de diagnose adenomyose gesteld.
2.4.
In december 2020 is in het VUMC een MRI verricht, waarbij adenomyose is gezien en verlittekening in de fornix posterior (de plek waar de baarmoederhals is verbonden met het bovenste deel van de achterwand van de vagina) passend bij diep infiltrerende endometriose (graad 4).
2.5.
[verzoekster] is in 2020 gestart met het doorslikken van anticonceptie ter behandeling van haar klachten.
2.6.
Bij brief van 13 oktober 2021 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [verzoekster] , ARAG, het WHC aansprakelijk gesteld voor materiële en immateriële schade op grond van (primair) een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
2.7.
De verzekeraar van het WHC, VvAA, heeft namens WHC de aansprakelijkheid bij brief van 11 februari 2022 van de hand gewezen, maar partijen zijn wel overeengekomen om buiten rechte gezamenlijk een deskundigenbericht te vragen. Vervolgens heeft gynaecoloog dr. A.W. Nap op 20 november 2022 een deskundigenrapport uitgebracht. Op verzoek van de medisch adviseur van [verzoekster] heeft zij op 12 februari 2023 aanvullende vragen beantwoord. Volgens de deskundige is geen sprake van medisch onzorgvuldig handelen van (de betrokken arts(en) van) het WHC.
2.8.
[verzoekster] kon zich niet kon vinden in de rapportage en aanvullende antwoorden van de deskundige en de wijze waarop het rapport tot stand is gekomen. Zij heeft aan
mr. J. Beer verzocht om hierover advies uit te brengen. Volgens het advies van mr. Beer bestaan er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen de totstandkoming en de inhoud van het rapport van de deskundige.
2.9.
Een jurist van ARAG heeft daarna op 18 oktober 2023 telefonisch overleg gevoerd met een jurist van VvAA en meegedeeld dat er bezwaren bestaan tegen de verrichte expertise en dat een nieuw onderzoek nodig was. Zij heeft daarna de bezwaren ook per e-mail uiteengezet en een concept-vraagstelling meegezonden. In die e-mail staat onder meer:
“Zoals tijdens het gesprek aangegeven zijn er bezwaren tegen de expertise. De bezwaren zijn:
(…)
In de bijlage treft u een conceptvraagstelling aan. Ik heb intern navraag gedaan naar een nieuwe deskundige. Zodra ik een naam heb, laat ik het u weten.
In verband met de geschillenregeling zijn wij verplicht om een procedure te starten indien wij buitengerechtelijk niet tot overeenstemming komen voor de start van een nieuw voorlopig deskundigenbericht. (…)”
2.10.
Per e-mail van 12 december 2023 heeft de jurist van ARAG gevraagd aan de jurist van VvAA of zij akkoord gaat met de eerder gestuurde vraagstelling. Op 20 december 2023 heeft de jurist van VvAA, voor zover van belang, als volgt gereageerd:
“Hiermee kom ik terug op bovenstaande kwestie.
Wij kunnen niet akkoord gaan met de vraagstelling. Ik val in herhaling, maar wil nogmaals benadrukken dat de vraagstelling voorgesteld door uw kantoor niet tot een oplossing van de zaak gaat leiden. (…)
Als er geen normatieve vragen worden gesteld dan blijft er na een medische discussie nog meer discussieruimte over hoe met een rapport moet interpreteren en welke consequenties je aan het rapport moet verbinden. Ik vraag mij ook af wat het bezwaar is tegen een medisch-normatieve vraag? (…)
Het evidente voordeel van een medisch-normatieve vraag is, dat het doorgaans minder discussie over de interpretatie van het rapport oplevert en dat bespaart een hoop onnodige kosten. En uw cliënte heeft bovendien sneller duidelijkheid. Dat is zeker in deze zaak gewenst aangezien het eerdere deskundige-traject niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, doordat uw cliënte niet is opgeroepen door de deskundige.
Deze normatieve vragen zijn niet opgenomen in uw vraagstelling, maar wel in de eerste. Ik verneem graag of met deze nadere uitleg alsnog akkoord kan worden gegaan met de vraagstelling die is gebruikt in de eerste expertise.”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) beveelt en een gynaecoloog benoemt. Daarbij verzoekt [verzoekster] :
- primair te bevelen dat aan de te benoemen deskundige de in productie 8 bij het verzoek overgelegde vragen worden voorgelegd en eventueel door de rechtbank te formuleren vragen,
- subsidiair te bevelen dat de in randnummer 38 (de rechtbank leest: randnummer 39) van het verzoek opgenomen vragen worden voorgelegd en eventueel door de rechtbank te formuleren vragen,
waarbij in beide gevallen de als productie 13 bij het verzoekschrift aangehechte lijst van beschikbare medische informatie aan de deskundige zal worden overgelegd.
Verder verzoekt [verzoekster] kort gezegd dat de rechtbank VvAA aanwijst om het voorschot voor de kosten van de deskundige te voldoen.
3.2.
Aan het verzoek heeft [verzoekster] het volgende ten grondslag gelegd. Het WHC wordt verweten dat de diagnose adenomyose bij het consult van 27 maart 2018 niet meteen helder aan [verzoekster] is gecommuniceerd, dat er geen behandelplan is voorgesteld, dat er niet op is toegezien dat de behandeling daadwerkelijk zou starten en dat er geen vervolgafspraak is gemaakt. Verder luidt het verwijt dat de diagnose niet aan de huisarts is gecommuniceerd en dat [verzoekster] steeds voor dezelfde klachten is teruggegaan naar het WHC en de diagnose intern niet goed is overgedragen. Nu zij jarenlang ten onrechte de pil niet heeft doorgeslikt, heeft zij onder meer darmklachten die zij daarvoor niet had en zorgen over haar vruchtbaarheid. [verzoekster] wenst excuses van het WHC en vergoeding van de schade die zij als gevolg van het
delay in treatmentheeft opgelopen.
Tegen de rapportage van dr. Nap bestaan zwaarwegende en steekhoudende bezwaren. VvAA heeft namens het WHC al ingestemd met het opnieuw laten verrichten van het onderzoek door een andere deskundige. Er was alleen nog geen overeenstemming over de te benoemen deskundige en over de vraagstelling die aan de nieuw te benoemen deskundige moet worden voorgelegd.
3.3.
Het WHC heeft zich verzet tegen toewijzing van het verzoek en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het WHC betwist dat er jegens [verzoekster] onzorgvuldig is gehandeld en ook dat [verzoekster] schade heeft geleden. Partijen hebben een gemeenschappelijke opdracht gegeven aan een ter zake deskundige. Die heeft een rapport uitgebracht en geoordeeld dat het WHC niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Partijen zijn gebonden aan de uitkomsten van het onderzoek, tenzij er zodanig zwaarwegende en steekhoudende bezwaren bestaan tegen de inhoud of totstandkoming van dat rapport dat partijen daaraan niet kunnen worden gehouden. [verzoekster] stelt dat de vraagstelling aan de deskundige bij nader inzien niet juist is, maar zij heeft daarmee zelf ingestemd. De bezwaren zijn bovendien niet steekhoudend. Het verzoek om een nieuw deskundigenrapport is in strijd met de goede procesorde, levert misbruik van recht op dan wel anderszins een zwaarwegend bezwaar. Zolang de discussie over de vraagstelling niet was beslecht, heeft het WHC zich niet verbonden aan het inwinnen van een nieuw deskundigenadvies. Voor zover het verzoek desondanks wordt toegewezen, moeten aan de tweede deskundige dezelfde vragen worden voorgelegd als aan de eerste deskundige. [verzoekster] moet als verzoekende partij de kosten dragen.

4.De beoordeling

Nieuw deskundigenrapport?
4.1.
In deze zaak staat allereerst ter discussie of een nieuw deskundigenonderzoek moet worden gelast. Dat is het geval omdat VvAA namens het WHC bij [verzoekster] het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat het WHC zou meewerken aan een nieuw, gezamenlijk aan te vragen deskundigenonderzoek. Dat volgt uit de onder de feiten geciteerde e-mailcorrespondentie. Daaruit is af te leiden dat ook volgens VvAA het eerdere deskundigenonderzoek “niet tot het gewenste resultaat heeft geleid” en dat de vraagstelling partijen verdeeld houdt. Als VvAA geen aanleiding zag voor een nieuw deskundigenonderzoek had het op haar weg gelegen om dat toen aan [verzoekster] kenbaar te maken en niet in discussie te treden met ARAG over de vraagstelling voor de deskundige. Weliswaar zijn partijen het over die vraagstelling niet eens geworden, maar dat biedt geen ruimte om thans terug te komen van het (impliciete) besluit om mee te werken aan een nieuw gezamenlijk deskundigenrapport. Alle bezwaren van het WHC tegen het benoemen van een nieuwe deskundige stuiten hierop af. Daarbij kan in het midden blijven of er al dan niet zwaarwegende bezwaren kleven aan het rapport van dr. Nap.
De deskundige
4.2.
De rechtbank zal dr. S.F.P.J. Coppus als deskundige benoemen. Zijn benoeming heeft de instemming van beide partijen. Dr. Coppus beschikt over de vereiste deskundigheid en heeft aan de griffier meegedeeld bereid te zijn om het om het deskundigenonderzoek uit te voeren, geen samenwerkingsverband met het WHC te hebben en vrij te staan ten opzichte van (de betrokken arts van) het WHC en [verzoekster] .
De vragen
4.3.
Vervolgens is in geschil welke vragen aan de deskundige moeten worden voorgelegd. Partijen hebben zich hierover over en weer uitgelaten.
4.4.
Met inachtneming van de opmerkingen van partijen komt de rechtbank tot de vraagstelling als in de beslissing vermeld. Deze vraagstelling richt zich op het verzamelen van feitelijke informatie over de medische praktijk en het handelen van de betrokken arts(en). Met de antwoorden van de deskundige op de feitelijke vragen kan vervolgens worden getoetst aan de maatstaf “is er gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht?”. Het is dus niet nodig en ook niet wenselijk om met zoveel woorden aan de deskundige te vragen of is gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.
4.5.
De deskundige kan bij zijn onderzoek tot uitgangspunt nemen dat naar aanleiding van het consult op 27 maart 20218 vanuit het WHC geen brief aan de huisarts van [verzoekster] is gestuurd, omdat zulks in het verweerschrift (in nr. 5) als juist is erkend.
4.6.
Indien de deskundige niet met de vraagstelling uit de voeten kan, dient hij contact op te nemen met de rechtbank.
Horen
4.7.
[verzoekster] heeft de uitdrukkelijke wens is om te worden opgeroepen. Het is aan de deskundige om te bepalen hoe hij zijn onderzoek inricht. De rechtbank geeft hem wel in overweging om zowel [verzoekster] als de behandelend arts(en) op enigerlei wijze te horen. Niet alleen omdat beide partijen het feit dat [verzoekster] niet door de eerdere deskundige is gehoord blijkbaar als een gemis hebben ervaren, maar ook omdat dit kan bijdragen aan de acceptatie van het deskundigenrapport. De keuze om een en/of ander wel of niet te doen, dient in het rapport te worden toegelicht.
Het dossier voor de deskundige
4.8.
Partijen zijn het erover eens dat aan de deskundige het procesdossier en het volledige medische dossier ter beschikking wordt gesteld.
Voorschot
4.9.
De kosten van het eerdere deskundigenonderzoek heeft VvAA betaald. Zoals hiervoor overwogen was er overeenstemming over het inwinnen van een nieuw deskundigenrapport en is het overleg van partijen gestrand in de discussie over de vraagstelling. Niet blijkt dat tussen partijen aan de orde is geweest wie de kosten van een nieuw onderzoek zou dragen. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat [verzoekster] erop mocht vertrouwen dat het WHC of VvAA de kosten van dit tweede onderzoek weer volledig zou dragen. Daarbij weegt mee dat het eerste deskundigenonderzoek in het voordeel van het WHC was en dat op WHC ook geen verplichting rust om de kosten van het tweede onderzoek te dragen. De rechtbank zal partijen ieder voor de helft belasten met het voorschot van de kosten van het deskundigenonderzoek. De deskundige heeft laten weten eerst het dossier te willen inzien alvorens een opgave van de kosten te kunnen doen.
Blokkeringsrecht
4.10.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat nu het onderzoek door de deskundige een medisch onderzoek is waarvoor geen geneeskundige behandelingsovereenkomst bestaat, [verzoekster] het inzage- en blokkeringsrecht heeft als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat [verzoekster] als eerste het conceptrapport van de deskundige moet ontvangen en vervolgens, als zij bij dat rapport haar blokkeringsrecht niet heeft uitgeoefend, ook als eerste het definitieve rapport van de deskundige ontvangt. De deskundige zal daarom moeten handelen als hierna in de beslissing is opgenomen. De rechtbank wijst er overigens op dat, als [verzoekster] van haar blokkeringsrecht gebruik maakt, de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die zij in de gegeven omstandigheden geraden acht.
Slotopmerkingen
4.11.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.12.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Inleiding
In deze zaak staat het handelen van het WHC ter discussie. Uw onderzoek(srapport) heeft als doel om partijen (en zo nodig de rechter) te informeren over het handelen van het WHC. Het handelen van de betrokken artsen moet juridisch getoetst worden aan een norm die geduid wordt als de norm van het goed hulpverlenerschap. Die norm vereist kennis van de medisch professionele standaard en de manier waarop de betrokken artsen de geneeskundige behandeling heeft/ hebben verricht. Om die toets te kunnen doen, is het noodzakelijk dat de partijen door u als medische deskundige wordt voorgelicht, om zo te worden voorzien van feitelijke informatie over de medische praktijk en het handelen van de betrokken artsen.
U wordt als medisch deskundige niet gevraagd om te oordelen over de aansprakelijkheid. Bij uw beoordeling moet u dan ook uitgaan van objectieve maatstaven. Leeftijd, rang en ervaring van de arts zijn voor de toets niet van belang.
In dit kader worden u onderstaande vragen gesteld. Het zal niet mogelijk zijn om alle vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te geven. Wel wordt gevraagd of u, vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied, de geformuleerde vragen wilt beantwoorden, naar de stand van de wetenschap op het moment waarop de geneeskundige behandeling plaats had, uw antwoorden te motiveren en zo mogelijk te verwijzen naar relevante literatuur.
Het begrip ‘medisch professionele standaard’ moet u steeds opvatten als het geheel van regels en normen waaraan de hulpverlener is gehouden, die blijken uit de opleiding(seisen) voor medici, inzichten en ervaring uit de geneeskundige praktijk, wetenschappelijke literatuur, protocollen en gedragsregels.
Vragen:
1. Beschikt u over voldoende informatie om de casus te beoordelen? Zo nee, wilt u dan
aan partijen laten weten welke informatie u nog wilt ontvangen dan wel deze informatie rechtstreeks opvragen?
2. Wilt u op basis van het dossier een beschrijving geven van de voorgeschiedenis op uw vakgebied bij [verzoekster] ?
3. Kunt u het verloop van de behandeling bij het WHC gedurende de periode van 27 maart 2018 tot en met 16 februari 2021 zo uitvoerig mogelijk beschrijven?
4. Hoe hoort het in het algemeen te gaan?
a. Kunt u de voor de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling waar het hier over gaat, aangeven waaruit deze moet bestaan volgens de binnen de beroepsgroep bestaande professionele standaard?
b. Wilt u daarbij zoveel mogelijk verwijzen naar richtlijnen, protocollen en literatuur, en de (digitale) vindplaats daarvan vermelden?
c. Kunt u bij de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling aangeven of met de bepaalde handelwijze beoogd wordt een specifiek omschreven medisch doel te bereiken?
d. Zo ja, welk doel?
e. Zijn er meerdere mogelijkheden van behandeling?
f. Zo ja, voor welke mogelijke behandeling is in dit geval gekozen?
g. Kunt u aangeven of er binnen de beroepsgroep bestaande medisch professionele standaard iets bekend is over het verschil in resultaat van de behandelingen?
5. Hoe is het in dit geval gegaan?
a. Kunt u op basis van het medisch dossier een beschrijving geven van de verschillende stadia van de geneeskundige behandeling zoals verricht bij betrokkene in de periode van 27 maart 2018 tot en met 16 februari 2021?
Zijn er diagnoses gesteld bij [verzoekster] en behandelplannen voorgesteld aan haar door het WHC in de periode maart 2018? Zo ja, wat waren die diagnose en behandelplannen en is daaraan bij de vervolgconsulten na 27 maart 2018 bij het WHC aandacht besteed?
6. Toets aan de professionele standaard. U moet deze vraag zo feitelijk mogelijk beantwoorden. U hoeft niet aan te geven in hoeverre een eventuele afwijking
aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is.
a. Kunt u aangeven of naar uw oordeel de behandelend gynaecoloog heeft gehandeld volgens de op dat moment voor hem/haar geldende professionele standaard?
b. Als er niet volgens de professionele standaard is gehandeld, kunt u dan aangeven
in hoeverre dat niet is gebeurd en hoe er anders had moeten en kunnen worden
gehandeld?
7. Zijn er richtlijnen of protocollen die bepalen of de gynaecoloog gehouden is de
huisarts te informeren, en zo ja binnen welke termijn?
8. Heeft u nog opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor de beoordeling van
deze zaak door de betrokken partijen?
10. Indien er volgens u sprake is van een delay in treatment, kunt u de gevolgen daarvan
beschrijven?
5.2.
benoemt tot deskundige:
Dr. S.F.P.J. Coppus,
correspondentieadres: [naam medisch centrum]
Locatie [locatie]
Bezoekadres: [adres 1]
Postadres: [adres 2]
telefoon: [telefoonnummer]
emailadres: [e-mailadres] ,
het voorschot
5.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige dient
binnen drie wekenna de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
- partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
5.4.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot over dienen te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.6.
bepaalt dat het WHC het procesdossier en het volledige medisch dossier in afschrift aan de deskundige moet sturen,
5.7.
wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
www.rechtspraak.nlof desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
5.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien de deskundige daarom vraagt, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.9.
draagt de deskundige op om uiterlijk
drie maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.10.
schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding moet worden gemaakt van de inhoud van die opmerkingen en verzoeken,
5.11.
bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport eerst aan [verzoekster] zal toezenden en dat zij schriftelijk aan het WHC zal laten weten dat hij het concept-rapport aan [verzoekster] heeft gezonden,
5.12.
bepaalt dat de deskundige, als [verzoekster] haar blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn concept-rapport vervolgens aan het WHC zal toezenden,
5.13.
bepaalt dat de deskundige partijen vervolgens in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken en dat hij in zijn rapport moet vermelden of aan dit voorschrift is voldaan en waaruit die opmerkingen bestaan, alsmede zijn reactie daarop,
5.14.
bepaalt dat de deskundige zijn definitieve rapport eerst aan [verzoekster] zal toezenden en dat hij schriftelijk aan het WHC zal laten weten dat hij het definitieve rapport aan [verzoekster] heeft gezonden,
5.15.
bepaalt dat de deskundige, als [verzoekster] haar blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, dan wel een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn definitieve rapport vervolgens aan de rechtbank zal toezenden, met afschrift aan het WHC,
5.16.
bepaalt dat de deskundige, als [verzoekster] haar blokkeringsrecht heeft uitgeoefend, daarvan schriftelijk bericht zal geven aan de rechtbank, met afschrift aan het WHC.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Bockwinkel, bijgestaan door mr. K.E. Beerlage, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2025.