ECLI:NL:RBAMS:2025:3696

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
13/012958-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en het buiten noodzaak verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verzorgende, die beschuldigd werd van mishandeling en het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg zonder noodzaak. De verdachte, werkzaam bij Origin Thuiszorg, werd beschuldigd van het mishandelen van een 87-jarige vrouw, mevrouw [slachtoffer], op 28 oktober 2022, wat leidde tot een gebroken been en uiteindelijk haar overlijden op 16 december 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld, maar wel onzorgvuldig was geweest in haar zorgtaak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zwaardere aanklacht van 'dood door schuld', maar vond haar wel schuldig aan mishandeling en het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door haar onzorgvuldige handelen. De verdachte kreeg een taakstraf van 180 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weigerde een beroepsverbod op te leggen, omdat de verdachte sindsdien geen nieuwe incidenten had veroorzaakt en het tijdsverloop sinds het voorval in aanmerking werd genomen. De benadeelde partijen, waaronder de zoon van het slachtoffer, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat er geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen het handelen van de verdachte en het overlijden van mevrouw [slachtoffer].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/012958-23
Datum uitspraak: 3 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 mei 2025. Op 3 juni 2025 is het onderzoek gesloten en aansluitend uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – tenlastegelegd dat zij zich op 28 oktober 2022 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
1.
Primair:mishandeling van mevrouw [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), terwijl dit feit de dood van mevrouw [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Subsidiair:dood door schuld;
Meer subsidiair:zwaar lichamelijk letsel door schuld;
2.
Het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, buiten noodzaak, die benadeling van de gezondheid van mevrouw [slachtoffer] hebben veroorzaakt, terwijl zij wist dan wel moest vermoeden dat dit (een aanmerkelijke kans op) benadeling van de gezondheid van mevrouw [slachtoffer] veroorzaakte, terwijl dit feit de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling met de dood tot gevolg heeft zij aangevoerd dat het geheel van de hardhandige handelingen van verdachte maken dat sprake is geweest van het opzettelijk mishandelen van mevrouw [slachtoffer] . Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat mevrouw [slachtoffer] daardoor letsel zou kunnen oplopen. Mevrouw [slachtoffer] heeft door het handelen van verdachte een beenbreuk opgelopen, waarvoor zij een operatie heeft moeten ondergaan. Mevrouw [slachtoffer] is uiteindelijk overleden door de gevolgen van die operatie, zodat volgens de officier van justitie een causaal verband bestaat tussen het handelen van verdachte en de dood van mevrouw [slachtoffer] .
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte als verzorger bij mevrouw [slachtoffer] handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak heeft verricht, waardoor mevrouw [slachtoffer] benadeling in de zin van een gebroken been heeft opgelopen, waaraan zij uiteindelijk is overleden. Verdachte heeft hierop voorwaardelijk opzet gehad.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 primair (mishandeling met de dood tot gevolg) heeft zij aangevoerd dat verdachte niet het opzet heeft gehad op de mishandeling van mevrouw [slachtoffer] . Ook kan geen causaal verband worden vastgesteld tussen de handelingen van verdachte en het overlijden van mevrouw [slachtoffer] . Over het onder feit 1 subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde (dood/zware mishandeling door schuld) heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is geweest van strafbare schuld.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is volgens de raadsvrouw niet komen vast te staan dat de handelingen van verdachte buiten noodzaak zijn verricht. Subsidiair geldt dat de opzet ontbreekt.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 [1]
[zoon slachtoffer] heeft op 9 november 2022 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteonder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe namens mijn moeder [slachtoffer] aangifte tegen de thuiszorgmedewerker die mijn moeder heeft verzorgd. Mijn moeder is 87 jaar oud en woont alleen in haar huis in [plaats] . Zij is niet meer in staat om voor haar zelf te zorgen en het huis te onderhouden. Zij krijgt daarom hulp van Origin Thuiszorg. Deze hulp bestaat uit persoonlijke verzorging.
Op vrijdag 28 oktober 2022 in de ochtend om ongeveer 6 uur kwam de verzorger van Origin Thuiszorg bij mijn moeder thuis om haar te verzorgen. Dit is gebruikelijk. Zij wordt dan verschoond, krijgt ontbijt en gaat dan weer terug naar bed. Ik heb dit hele voorval later terug gezien en gehoord op de camerabeelden.
Later deze dag werd ik gebeld door mijn broer. Hij vertelde mij dat onze moeder haar rechterbeen gebroken was.
De huisarts heeft hij maandag 7 november een ambulance laten komen naar het huis van mijn moeder. De ambulance heeft mijn moeder meegenomen naar het OLVG West in Amsterdam. In het ziekenhuis bleek dat één bot van mijn moeder haar rechter bovenbeen gebroken was. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van onderzoek camerabeelden, met foto’svan 11 november 2022 onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op basis van de in het proces-verbaal van aangifte genoemde feiten heb ik de camerabeelden bekeken. Op de camerabeelden zag ik het volgende.
BESTAND 2 [ [bestandsnaam] ]:
Op de beelden zie ik dat het slachtoffer op bed wordt aangekleed. De verzorger pakt het slachtoffer bij haar armen. Ze legt de gebogen benen van het slachtoffer op de rand van het bed. Het linkerbeen van het slachtoffer hangt buiten het bed en haar rechter been ligt horizontaal in een onnatuurlijke houding. De verzorger trekt het slachtoffer omhoog.
Ik hoor een knak en zie dat het been nog verder in een onnatuurlijk houding gaat. Het slachtoffer begint te schreeuwen en de verzorger pakt het rechter been van het slachtoffer vast. Ze laat het been los, waardoor het buiten het bed bungelt.
De verzorger pakt het rechterbeen van het slachtoffer vast en geeft er een zwaai aan. Ze pakt de knie van het slachtoffer vast en schudt er aan.
De verzorger plaatst het slachtoffer in de tillift en verplaatst haar naar de rolstoel. De verzorger brengt de tillift naar de rolstoel toe. Terwijl tillift omlaag zakt hoor ik dat het slachtoffer schreeuwt. Ik zie dat de verzorger daar niet op reageert een doorgaat met het omlaag brengen van de lift.
Het slachtoffer zit eerst alleen in de woonkamer. De verzorger loopt heen en weer met kleding en beddengoed. Daarna komt de verzorger bij het slachtoffer en aait over haar rechterbeen. Zij praten kort met elkaar. De verzorger wil het slachtoffer eten geven van het bord wat voor haar staat. Het slachtoffer eet niets. Vervolgens krijgt het slachtoffer iets wat lijkt op medicatie via haar mond toegediend. Het slachtoffer drinkt hierna iets uit de beker.
De verzorger staat op en raakt het rechterbeen van het slachtoffer aan. Ik hoor dat het slachtoffer schreeuwt. De verzorger geeft uiteindelijk een kusje op het rechterbeen van het slachtoffer en aait het been. Hierna haalt de verzorger haar telefoon uit de slaapkamer.
De verzorger gaat weer bij het slachtoffer zitten en houd haar telefoon aan haar oor. Waarschijnlijk probeert zij iemand te bellen. Daarna doet de verzorger haar hand naast haar hoofd. Ik hoor dat zij zegt: “Naar Bed.” Hierna haalt zij haar eten weg. Zij brengt het slachtoffer weer richting haar slaapkamer. Het filmpje eindigt hier.
BESTAND 4 [ [bestandsnaam] ]:
Er is te zien dat de verzorger het slachtoffer de slaapkamer inrijdt. Hierna legt ze het slachtoffer met gebruik van een tillift in bed. Op het moment dat ze begint te hijsen, pakt de verzorger het been van het slachtoffer vast. Het slachtoffer slaat de verzorger op haar arm. Kennelijk doet dit pijn bij het slachtoffer. Ik hoor dat het slachtoffer zegt: “Kapot, kapot.” Ik hoor dat de verzorger zegt: “Nee, nee.” De verzorger gaat gewoon door.
Op het moment dat het slachtoffer op haar bed zit, voelt zij aan haar been. De verzorger negeert dit. Hierna legt de verzorger het slachtoffer in bed. Er is te zien dat het rechterbeen van het slachtoffer raar beweegt tijdens de verplaatsing. Het lijkt alsof deze er maar wat achteraan bungelt. Ik hoor dat het slachtoffer roept: “Kapot, kapot.” Ik hoor dat de verzorger zegt: “Nee, nee.”
De verzorger trekt de lakens over het slachtoffer heen, doet de gordijnen open en wrijft nog even over het been van het slachtoffer. Ik hoor dat het slachtoffer zegt: “Pijn, pijn.” Ik hoor dat de verzorger zegt: “Ik ga de dokter bellen, goed?” Hierna verlaat zij de kamer. De verzorger komt terug met een tas in hand. Ze zet het licht uit en vertrekt. [3]
Verdachte heeft blijkens het
proces-verbaal van verhoor verdachteop 6 maart 2023 bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Haar knieën waren een beetje opgetrokken en ik wilde haar laten draaien en laten zitten. Daar is iets mis gegaan. Ik hoorde krak, een geluid. Ik weet het niet. Er is iets mis gegaan. Toen raakte ik in paniek. Ik wist dat er iets was mis gegaan, maar ik kon het niet plaatsen. Toen ik haar in de lift had vast gemaakt, gaf ze pijn aan. Ze zei: pijn, pijn". Ze had op dat moment de handvaten van de lift vast en toen heb ik haar doormiddel van de lift in een rolstoel gezet. Toen ik haar in de rolstoel zette zei ze: "grote pijn". Toen zag ik dat haar been net onder de knie een beetje slingerde. [4]
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 6 mei 2025 heeft
verdachtehet volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Als ik een patiënt omhoog ga tillen om haar rechtop op de rand van haar bed te laten zitten, dan moet ik volgens het protocol eerst kijken of de benen vrij liggen, voordat ik haar omhoog til. Ik heb dat niet gedaan toen ik mevrouw [slachtoffer] omhoog tilde in haar bed. Ik had daardoor niet door dat een voet van haar op de bedrand bleef hangen. Toen ik haar omhoog haalde, hoorde ik een krak. [5]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 6 februari 2023 onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op maandag 07 november 2022 heeft de huisarts geregeld dat mevrouw [slachtoffer] per ambulance is overgebracht naar het OLVG-West ziekenhuis in Amsterdam. Daar is de breuk geconstateerd en is zij hieraan geopereerd. Op vrijdag 18 november is [slachtoffer] ontslagen uit het ziekenhuis en naar huis gebracht. Zij is op vrijdag 16 december 2022 thuis overleden. [6]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
De officier van justitie heeft in de tenlastelegging verschillende handelingen van verdachte opgenomen die zouden gelden als mishandeling van mevrouw [slachtoffer] , en als gevolg waarvan zij uiteindelijk zou zijn overleden.
Verdachte heeft als thuiszorger mevrouw [slachtoffer] verzorgd. Op grond van de beschrijving van de camerabeelden (die deels op zitting zijn afgespeeld) lijkt de verzorging er bij het rollen, wassen en omkleden van mevrouw soms hardhandig en gehaast aan toe te zijn gegaan. Mevrouw [slachtoffer] roept op verschillende momenten tijdens deze werkzaamheden ‘auw’. Echter, zoals uit het procesdossier ook blijkt, kan zij vaker schreeuwen, ook als zij niet wordt verzorgd. De rechtbank kan bij deze handelingen daarom niet vaststellen dat verdachte (voorwaardelijke) opzet heeft gehad op de ten laste gelegde mishandeling, zodat zij voor de handelingen genoemd in de eerste twee gedachtestreepjes wordt vrijgesproken.
Op een gegeven moment trekt verdachte mevrouw [slachtoffer] omhoog om haar op de rand van haar bed te laten zitten. Volgens haar eigen verklaring (en tegen het protocol in) controleert verdachte hierbij niet of de benen van mevrouw [slachtoffer] vrij liggen. Verdachte trekt mevrouw [slachtoffer] omhoog terwijl haar benen nog op de rand van het bed liggen. Haar knie komt hierdoor in een rare hoek te liggen, waardoor er een knak klinkt, en het bovenbeen van mevrouw [slachtoffer] breekt. Hoewel verdachte haar werkzaamheden bij het omhoog tillen van mevrouw [slachtoffer] op een verkeerde manier heeft uitgevoerd, en mevrouw [slachtoffer] hierdoor haar been breekt, kan niet worden vastgesteld dat verdachte hier opzet op heeft gehad. Ook van de handeling in het derde gedachtestreepje wordt verdachte dus vrijgesproken.
Ten aanzien van de handelingen in de laatste drie gedachtestreepjes is dat anders, en komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van mishandeling. Zoals uit de bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt hoort verdachte een knak, schreeuwt mevrouw [slachtoffer] meerdere keren van de pijn, en heeft verdachte door dat er iets mis is met haar been. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte aan het been voelt, waarna het bungelt. Ondanks deze wetenschap laat verdachte mevrouw [slachtoffer] niet in bed liggen (waarna zij bijvoorbeeld hulp kan regelen), maar doet of er niets aan de hand is en zet haar via de tillift in haar rolstoel en gaat door met haar ‘vaste programma’ van eten en medicijnen geven in de stoel. Hierdoor moet mevrouw [slachtoffer] op haar gebroken been steunen, wat haar (in ieder geval) extra pijn oplevert. Later wordt mevrouw [slachtoffer] weer via de tillift in haar bed gehesen, wat voor haar dezelfde pijnlijke situatie oplevert. Mevrouw [slachtoffer] laat aan verdachte merken dat ze grote pijn heeft en dat er iets kapot is, maar verdachte houdt daar bij de wijze van verzorgen geen rekening mee.
Verdachte heeft door mevrouw [slachtoffer] met haar gebroken been tot tweemaal toe via de tillift op haar gebroken been te laten steunen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij hierdoor pijn zou hebben, zodat dit een mishandeling oplevert.
Vrijspraak ‘dood tot gevolg’
Omdat de rechtbank niet bewezen vindt dat verdachte mevrouw [slachtoffer] heeft mishandeld door haar op een verkeerde manier omhoog te tillen waardoor haar been is gebroken, wordt verdachte ook vrij gesproken van de ten laste gelegde ‘dood tot gevolg’ die als gevolg van de beenbreuk zou zijn ontstaan.
4.3.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft als verzorgende in de thuiszorg handelingen verricht op het gebied van individuele gezondheidszorg. Zoals uit de bewijsmiddelen volgt, heeft verdachte een deel van haar werkzaamheden onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd, door (in weerwil van het protocol) niet te controleren of de benen van de oude en kwetsbare mevrouw [slachtoffer] vrij lagen bij het omhoog tillen, en nadat duidelijk was dat er hierdoor iets mis was gegaan met haar been, het toch tweemaal in de tillift zetten van mevrouw [slachtoffer] waarbij zij op haar benen moest steunen. Mevrouw [slachtoffer] heeft hierdoor nadeel geleden, in de zin dat haar been is gebroken en zij hierop moest steunen wat veel pijn heeft gedaan.
Hoewel de rechtbank ten aanzien van het omhoog trekken van mevrouw [slachtoffer] , terwijl haar rechterbeen nog in een horizontale houding lag, niet bewezen acht dat verdachte opzet op mishandeling heeft gehad, acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte door dit handelen (in weerwil van het door haar zelf genoemde protocol) in combinatie met het negeren van de pijn daarna tweemaal op het gebroken been laten steunen van [slachtoffer] , ernstige reden had om te vermoeden dat dit een aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van mevrouw [slachtoffer] veroorzaakte. Namelijk een gebroken been, wat door de rechtbank wordt gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank vindt dat op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid valt vast te stellen dat deze breuk ook het overlijden van mevrouw heeft veroorzaakt, in de zin van een causaal verband, zodat verdachte wordt vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid ‘dood tot gevolg’.
Het verweer van de raadsvrouw dat sprake was van een noodzaak situatie als bedoeld in artikel 96 Wet BIG wordt verworpen. Hiervan is sprake wanneer acute geneeskundige zorg noodzakelijk blijkt, die op dat moment niet door een bevoegde behandelaar kan worden verleend. In de onderhavige situatie was juist sprake van de gewone persoonlijke verzorging van mevrouw [slachtoffer] door een verzorgende in de thuiszorg.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.

op 28 oktober 2022 in Amsterdam, [slachtoffer] , heeft mishandeld, door

-
- die [slachtoffer] in een tillift te zetten en die tillift (verder) omlaag te laten

zakken terwijl die [slachtoffer] schreeuwde en

- die [slachtoffer] met de tillift (verder) terug in bed te hijsen, terwijl die
[slachtoffer] zei “kapot, kapot” en schreeuwde en te zien was dat
haar rechterbeen een onnatuurlijke houding had;
2.
op 28 oktober 2022 in Amsterdam, bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak benadeling van de gezondheid van een ander, te weten [slachtoffer] heeft veroorzaakt, door
- terwijl het linkerbeen van die [slachtoffer] buiten het bed hing en/of het
rechterbeen in een horizontale onnatuurlijke houding lag, die [slachtoffer]
omhoog te trekken,
- het rechterbeen van die [slachtoffer] vast te pakken en/of er een zwaai

aan te geven en/of haar knie vast te pakken en/of eraan te schudden,

- die [slachtoffer] in een tillift te zetten en die tillift (verder) omlaag te laten

zakken terwijl die [slachtoffer] schreeuwde en

- die [slachtoffer] met de tillift (verder) terug in bed te hijsen, terwijl die
[slachtoffer] zei “kapot, kapot” en schreeuwde en te zien was dat
haar rechterbeen een onnatuurlijke houding had,
terwijl zij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat zij, verdachte, bij het verrichten van die handelingen benadeling en/of een aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van een ander veroorzaakte, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een beroepsverbod voor de thuiszorg wordt opgelegd voor de duur van drie jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de gevolgen van de zaak voor haar persoonlijk leven en de positieve ontwikkelingen van verdachte sinds het incident.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft, als verzorgende in de thuiszorg, haar zorgtaak veronachtzaamd. Door haar manier van handelen heeft een oude kwetsbare vrouw van 87 jaar een forse beenbreuk opgelopen en veel pijn gehad. Mensen die afhankelijk zijn van thuiszorg mogen erop vertrouwen dat zij met respect, zorgvuldigheid en deskundigheid worden behandeld. In dit geval is dat vertrouwen geschonden. Dat mevrouw [slachtoffer] uiteindelijk is overleden wordt verdachte strafrechtelijk niet nagedragen, maar dit hele voorval moet een enorme impact hebben gehad op de nabestaanden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het feit dat het incident inmiddels geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden. Dit tijdsverloop is niet (volledig) aan verdachte te wijten, maar maakt wel dat verdachte lange tijd met de onzekerheid van deze strafzaak heeft geleefd. Bovendien heeft verdachte in de tussenliggende periode geen nieuwe strafbare feiten gepleegd, en lijken zich bij haar werkzaamheden als verzorgende geen nieuwe incidenten of signalen van onzorgvuldig handelen te hebben voorgedaan.
Om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om het door de officier van justitie gevorderde beroepsverbod voor de thuiszorg op te leggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 180 uur passend en geboden, waarvan 80 uur voorwaardelijk. Met het onvoorwaardelijke deel van 100 uur wordt recht gedaan aan de ernst van het feit. Het voorwaardelijke deel dient als waarschuwing voor de toekomst. De rechtbank verbindt hieraan een proeftijd van twee jaar, waarin verdachte zich moet onthouden van (soortgelijk) verwijtbaar gedrag.
Gelet op deze op te leggen straf zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [zoon slachtoffer] vordert € 20.000,- aan vergoeding van affectieschade als gevolg van het overlijden van mevrouw [slachtoffer] , te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 20.000,- aan vergoeding van affectieschade als gevolg van het overlijden van mevrouw [slachtoffer] , te vermeerderen met de wettelijke rente.
Omdat verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde schuld aan het overlijden van mevrouw [slachtoffer] , zullen de benadeelde partijen niet ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen tot affectieschade die zij hebben geleden als gevolg van dit overlijden. Het causaal verband tussen het handelen van verdachte en de schade van de benadeelde partijen kan namelijk niet worden vastgesteld.
Verdachte en de benadeelde partijen zullen ieder hun eigen kosten dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 96 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
als degene die, bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak benadeling of een aanmerkelijke kans op benadeling aan de gezondheid van een ander veroorzaken, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat hij benadeling of een aanmerkelijke kans op benadeling aan de gezondheid van een ander veroorzaakt, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
180 (honderdtachtig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
2 (twee) urenper dag.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
80 (tachtig) uur, van deze taakstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart
[zoon slachtoffer]en
[benadeelde partij] niet-ontvankelijkin hun vorderingen.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Politie en M.M. van der Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juni 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL1300-2022238542, opgemaakt door politie Amsterdam (districtsrecherche west). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 01-02.
3.Pagina 37-46.
4.Pagina 1016-1017.
5.De verklaring van verdachte op de zitting van 6 mei 2025.
6.Pagina 125.