ECLI:NL:RBAMS:2025:365

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
C/13/744940 / HA ZA 24-48
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitvoering van een e-commerce platform tussen twee B.V.'s met betrekking tot tekortkomingen in de nakoming van overeenkomsten en aansprakelijkheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee B.V.'s over de ontwikkeling van een e-commerce platform. De eiser, [eiser] B.V., heeft een overeenkomst gesloten met de gedaagde, [gedaagde] B.V., voor de ontwikkeling van een nieuw platform voor de aan [gedaagde] gelieerde onderneming [bedrijf 1]. De overeenkomst werd in mei 2020 gesloten, met de afspraak dat het platform binnen zes tot acht maanden operationeel zou zijn voor een vaste prijs van € 240.000. Echter, na verschillende problemen met de oplevering en de kwaliteit van het werk, heeft [gedaagde] in juli 2023 de betalingen stopgezet en de overeenkomst ontbonden. De eiser vordert betaling van openstaande facturen, terwijl de gedaagde stelt dat de eiser tekort is geschoten in haar verplichtingen en vordert terugbetaling van eerder gedane betalingen en schadevergoeding.

De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak vastgesteld dat er behoefte is aan deskundige voorlichting over de kwaliteit van het geleverde werk. De rechtbank oordeelt dat de eiser geen bijzondere zorgplichten heeft geschonden ten opzichte van de gedaagde. De zaak is complex, met tegenstrijdige stellingen van beide partijen over de uitvoering van de overeenkomst en de verantwoordelijkheden die zij hadden. De rechtbank heeft besloten dat een deskundige moet worden benoemd om de technische kwaliteit van het werk te beoordelen en om te bepalen of de eiser haar verplichtingen is nagekomen. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling en de partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/744940 / HA ZA 24-48
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.C.I. Veerman,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. V. van Druenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 januari 2024 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 3 juli 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald en
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 augustus 2024, de daarin genoemde stukken en productie 63 van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde] wilde een nieuw e-commerce platform (software die het mogelijk maakt om via een online winkel producten te verkopen) laten ontwikkelen voor de aan haar gelieerde onderneming [bedrijf 1] . [eiser] houdt zich bezig met het ontwikkelen en bouwen van websites. [eiser] en [gedaagde] hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan [eiser] het nieuwe platform zou gaan ontwikkelen. Later hebben zij een tweede overeenkomst gesloten. [eiser] heeft aan het bouwen van het platform gewerkt tussen mei 2020 en oktober/november 2023. Vanaf half juli 2023 is [gedaagde] gestopt met het betalen van de facturen van [eiser] .
[eiser] vindt dat [gedaagde] moet betalen voor de gefactureerde werkzaamheden van [eiser] .
[gedaagde] heeft de eerste en de tweede overeenkomst ontbonden, omdat [eiser] is tekortgeschoten in het nakomen van haar verplichtingen uit beide overeenkomsten. De afspraak was dat [eiser] onder de eerste overeenkomst voor een vast bedrag van € 240.000 binnen een termijn van zes tot acht maanden voor een werkende website zou zorgen. Dat heeft [eiser] niet gedaan. Daarna heeft [gedaagde] op grond van de tweede overeenkomst veel geld betaald aan [eiser] , maar ook na lange tijd werkte de website niet naar behoren en kon de website niet live gaan. [gedaagde] wil dat [eiser] alle betalingen van [gedaagde] terugbetaalt en vindt dat zij de openstaande facturen van [eiser] niet hoeft te betalen. Ook moet [eiser] de schade die [gedaagde] heeft geleden als gevolg van de tekortkomingen vergoeden.
[eiser] meent dat zij het werk goed heeft opgeleverd. Zij heeft steeds alle punten opgelost binnen de termijn die daar voor stond. Dat zij lange tijd aan het project heeft gewerkt, komt doordat [gedaagde] steeds als een livegang van het platform in zicht kwam nieuwe wensen had. Daarnaast vormde de integratie met een ander systeem (Dynamics) van [gedaagde] voor vertraging. Het is niet aan [eiser] te wijten dat de livegang van het platform steeds werd uitgesteld.
De rechtbank zal hierna het geschil beoordelen aan de hand van de tweede overeenkomst die partijen hebben gesloten. Met die overeenkomst hebben [eiser] en [gedaagde] de eerste overeenkomst achter zich gelaten. Om de juridische vraag te kunnen beantwoorden of [eiser] heeft voldaan aan de verplichtingen die zij had op grond van de tweede overeenkomst heeft de rechtbank voorlichting nodig van een terzake deskundig persoon over onder meer de kwaliteit van het geleverde werk.
De rechtbank oordeelt in dit vonnis wel al dat [eiser] geen (bijzondere) zorgplichten heeft geschonden ten opzichte van [gedaagde] .

3.De feiten

3.1.
[eiser] houdt zich bezig met het ontwerpen, ontwikkelen, bouwen en beheren van websites en het detacheren van personeel op het gebied van ICT. De leiding van [eiser] is in handen van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .
3.2.
[gedaagde] is de moedermaatschappij van onder andere [bedrijf 1] B.V. ( [bedrijf 1] ). [bedrijf 1] verkoopt relatiegeschenken via een Nederlandse, Belgische en Duitse webshop. [naam 4] is indirect enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] heeft aan de onderneming [bedrijf 2] de opdracht gegeven tot het neerzetten en inrichten van het nieuwe ERP-systeem Dynamics. Het ERP-systeem moet belangrijke bedrijfsinformatie en bedrijfsprocessen van verschillende afdelingen samenbrengen. [gedaagde] vroeg [eiser] voor de ontwikkeling van een nieuw
e-commerceplatform en de integratie met Dynamics. Een e-commerce platform is de software die het mogelijk maakt om via een online winkel producten te verkopen.
3.4.
Op 6 mei 2020 hebben [eiser] en [gedaagde] een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor het ontwikkelen van het e-commerce platform voor [bedrijf 1] . In de Samenwerkingsovereenkomst (Overeenkomst I), staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Doorlooptijd
De doorlooptijd van het project schat [eiser] op 5 tot 6 maanden. Daarbij is [eiser] wel enigszins afhankelijk van andere partijen waarmee we moeten samenwerken en de snelheid van schakelen van [gedaagde] zelf. In alle redelijkheid zou het nieuwe systeem binnen 6 tot 8 maanden in gebruik genomen moeten kunnen worden.
Kostprijs
De afgesproken fixed price is Euro 240.000,-. In het projectvoorstel in bijlage 1 is terug te vinden wat binnen dit projectvoorstel valt. (…)

3.Prijzen en betaling

[eiser] neemt het project van [gedaagde] aan voor een fixed price van Euro 240.000,-
Belangrijke condities:
1. Dit budget is o.b.v. de in het projectvoorstel genoemde begeleiding, scope definitie, architectuur en in te zetten componenten;
(…)”
3.5.
In mei 2020 is [eiser] begonnen met haar werkzaamheden voor [gedaagde] .
3.6.
[gedaagde] heeft het bedrag van € 240.000 aan [eiser] betaald.
3.7.
Begin 2021 heeft [eiser] laten weten dat het platform bijna live kan gaan. [gedaagde] meende dat het platform daar op dat moment nog niet voor gereed was. In januari 2021 zijn partijen hierover in overleg gegaan.
3.8.
In mei 2021 hebben partijen een overeenkomst gesloten (Overeenkomst II) waarin, voor zover van belang, het volgende staat:
“(…)
1. Deel opdrachtbevestiging
(…)
Overwegende dat:
(…)
- [gedaagde] gebruik wenst te maken van de diensten van [eiser] , waarbij [eiser] en [gedaagde] voorafgaand aan deze Samenwerking de initiële projectovereenkomst conform gemaakte afspraken achter zich laten;
- Dit document specifiek als doel heeft de inrichting van de follow up executiefase vorm te geven;
- [gedaagde] de Algemene Voorwaarden van [eiser] die daar integraal onderdeel van uitmaken, accepteert;
(…)
2. Activiteiten
2.1
Uiteenzetting te verrichten activiteiten:
[gedaagde] en [eiser] hebben samen afgesproken de initiële projectfase af te ronden en achter zich te laten, en in een nieuwe samenwerkingsvorm verder samen te werken aan de immer groeiende doelstelling van [gedaagde] om haar platform live te brengen en uit te breiden.
De nieuwe samenwerkingsvorm is niet geënt vanuit de gedachten om een fixed(scoped)-project te omlijnen, maar is wel geënt vanuit de gedachte van een team-afspraak (beschikbaarheidsafspraak) en middels het beschikbare team organisch (Agile) aan de bestaande Backlog van [gedaagde] te werken.
(…)
2.2.
Werkwijze
De overeengekomen werkwijze is als volgt:
We hanteren een strikte vorm van Scrum waarbinnen;
- Er tweewekelijkse sprints worden vormgegeven, afgetrapt met een planningsmeeting en afgerond met een korte re-cap meeting.
Het Backlog management proces er als volgt uit ziet:
- [gedaagde] heeft de verantwoordelijkheid voor het opstellen van de Backlog. Dat betekent dat alle items (bugs, changes, features, roll-outs, DYN-taken, etc) allemaal als werkitems op de Backlog opgenomen worden (…).
- [gedaagde] geeft daarbij de importantie van elk werkitem aan door het item hoger dan wel lager op de Backlog te plaatsen.
- [eiser] geeft ook gevraagd en ongevraagd advies over de importantie van deze items. Op basis van de inschatting kan [gedaagde] de importantie van het Backlog item aanpassen.
(…)
- Er komt een status in het werkproces waarin staat “Approved by [naam 4] ” waarmee er voorkomen wordt dat [eiser] aan items werkt zonder dat [naam 4] daarvan af weet. Let wel: de verantwoordelijkheid voor het toekennen van deze status ligt bij [gedaagde] .
Het sprint proces er als volgt uit ziet:
- [eiser] pakt op basis van de volgorde op de Backlog de items op, met de status “Approved by [naam 4] ”. En [eiser] werkt deze items binnen de sprint af.
- [gedaagde] test elk item dat is opgeleverd door [eiser] . Ook hiervoor komt een extra status in JIRA. Een item gaat niet live voordat het deze status voorbij is. Hiermee voorkomen we dat we later (opnieuw) in een enorme bug-lijst terecht komen waarbij de vraag rijst wiens verantwoordelijkheid – en budget – de bug kent. Na aftekening vervalt het bug-principe.
- Nadat de taak is geaccordeerd door [gedaagde] , deployt [eiser] de taak naar productie.
2.3
Teamsamenstelling & teamprijs:
Voor de start van de samenwerking hebben we gekozen voor onderstaande team samenstelling.
(…)
Weekprijs Executie team: € 5.300
3. Prijzen en betaling
3.1
Ratecard:
De [eiser] ratecard voor [gedaagde] die van toepassing is op deze overeenkomst is opgenomen in bijlage 1 van dit document.
3.2
Betalingsvoorwaarden:
(…)
- [eiser] factureert de teamweekprijs met intervallen van 2 weken (1 sprint) vooruit en factureert de gehele team samenstelling.
(…)
- Betaling van facturen geschiedt (…) op de zevende dag van de maand volgend op de maand waarin de factuur is ontvangen, mits dertig (…) dagen zijn verstreken sinds de datum van ontvangst van de factuur.
(…)
4. Looptijd overeenkomst
Deze Overeenkomst gaat in per maandag 3 mei 2021 (…) en heeft de aard van:
● Onbepaalde tijd, met in acht neming van een opzegtermijn van twee maanden.
(…)
5. Bepalingen
(…)
5.6.
Slotbepalingen
- De algemene voorwaarden van [eiser] zijn van toepassing op deze Overeenkomst. De
algemene voorwaarden zijn als bijlage bij deze overeenkomst gevoegd. Met het tekenen
van deze Overeenkomst geeft Cliënt aan dat het de algemene voorwaarden heeft gelezen
en dat Cliënt hiermee akkoord gaat.
(…)”
3.9.
In artikel 13 van de Algemene Voorwaarden van [eiser] staat onder meer:
Artikel 13. Aansprakelijkheid
13.1.
[eiser] aanvaardt wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding voor zover dat uit dit artikel blijkt.
13.2
De totale aansprakelijkheid van [eiser] wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de Overeenkomst is beperkt tot vergoeding van directe schade tot maximaal het bedrag van de voor de Overeenkomst bedongen prijs. Indien de Overeenkomst een duurovereenkomst is met een looptijd van meer dan zes maanden, wordt de bedongen prijs gesteld op het totaal van de vergoedingen bedongen voor drie maanden.
13.3
Onder directe schade wordt uitsluitend verstaan: (1) de redelijke kosten ter vaststelling van de oorzaak en de omvang van de schade; (2) de eventuele redelijke kosten gemaakt om de gebrekkige prestatie van [eiser] aan de Overeenkomst te laten beantwoorden, tenzij de gebrekkige prestatie niet aan [eiser] toegerekend kan worden; en (3) redelijke kosten, gemaakt ter voorkoming of beperking van schade, voor zover Opdrachtgever aantoont dat deze kosten hebben geleid tot beperking van directe schade.
13.4
Buiten de in artikel 13.2 genoemde gevallen rust op [eiser] geen enkele aansprakelijkheid voor schadevergoeding, ongeacht de grond waarop een actie tot schadevergoeding zou worden gebaseerd. De genoemde maximumbedragen komen echter te vervallen indien en voor zover de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de bedrijfsleiding van [eiser] , dan wel door dood of lichamelijk letsel.
13.5
[eiser] is nooit aansprakelijk voor schade geleden als gevolg van overmacht. (…)
13.6
Voorwaarde voor het ontstaan van enig recht op schadevergoeding is steeds dat Opdrachtgever de schade binnen veertien kalenderdagen na het ontstaan daarvan schriftelijk bij [eiser] meldt.
13.7
Opdrachtgever vrijwaart [eiser] voor alle aanspraken van derden in verband met de Overeenkomst door Opdrachtgever.
3.10.
Vanaf mei 2021 zijn partijen met elkaar gaan samenwerken zoals in artikel 2 van Overeenkomst II staat vermeld. Partijen hebben vervolgens veelvuldig met elkaar gecommuniceerd. Zij bleven gaandeweg van mening verschillen over het moment waarop de website live kon gaan. Volgens [gedaagde] ontbraken basale zaken in het platform en was live gaan daarom niet aan de orde.
3.11.
In juni 2023 heeft [gedaagde] door Capteur B.V. (Capteur) een onderzoek laten uitvoeren naar de kwaliteit van de door [eiser] ontwikkelde software.
3.12.
In juli 2023 is de website [internetsite] live gegaan. [gedaagde] was hier niet tevreden over. Medio juli is [gedaagde] gestopt met het betalen van de facturen van [eiser] .
3.13.
Op 25 september 2023 hebben partijen een bespreking gehad over hun geschil. Op 5 oktober 2023 heeft [gedaagde] ( [naam 4] ) aan [eiser] onder meer geschreven:
“(…)
De oplossingen die we bespraken [op 25 september 2023, rb.] zijn dan ook:
● Optie 1: We ronden hier en nu het project af. [eiser] draagt alles over en werkt mee
aan een goede overdracht naar een volgende partij. De openstaande rekeningen en
de genoemde opzeg termijn worden gecrediteerd. De samenwerking is hiermee dan ten einde.
● Optie 2: [eiser] zorgt voor een stabiel platform en oplossing van de nog openstaande
problemen. (…) [gedaagde] betaal(t) de rekeningen die nog openstaan. [eiser] werkt mee aan een goede overdracht naar een andere partij.
(…) Het is dan ook gebleken dat we niet in staat zijn op een goede manier met elkaar samen te werken. Nu we in ieder geval weer op een prettige manier communiceren en beide uitgesproken hebben belang te hechten om met elkaar tot een goede afronding te komen, moeten we de samenwerking niet meer op zoeken maar zoals in onze eerste boven genoemde optie uit elkaar gaan. (…) We horen dan ook graag hierop jullie instemming en maken graag een afspraak over de overdracht.
(…)”
3.14.
Bij brief van 2 november 2023 heeft [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd om de openstaande facturen, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, en buitengerechtelijke incassokosten te betalen. Bij brief van 20 november 2023 heeft [gedaagde] op haar beurt [eiser] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade, omdat geen sprake is van een werkend platform.
3.15.
[gedaagde] heeft aan Software Improvement Group (SIG) opdracht gegeven om onderzoek uit te voeren naar de technische kwaliteit van de door [eiser] opgeleverde software. In april 2024 heeft SIG haar rapport uitgebracht.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat [gedaagde] wordt veroordeeld om te betalen aan [eiser] : € 136.952,64 met wettelijke handelsrente en (buitengerechtelijke incasso- en proces)kosten. Daarnaast vordert [eiser] dat de rechtbank bepaalt dat [gedaagde] ook aan het vonnis moet voldoen als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
4.2.
[eiser] wil dat [gedaagde] haar betaalverplichtingen uit Overeenkomst II nakomt.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. De vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen, met (uitvoerbaar bij voorraad) veroordeling van [eiser] in de proces- en nakosten.
in reconventie
4.4.
[gedaagde] vordert, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat [eiser] is tekortgeschoten onder Overeenkomst I, Overeenkomst II en/of in haar zorgplicht,
II. voor recht verklaart dat [gedaagde] Overeenkomst I en Overeenkomst II rechtsgeldig heeft ontbonden, dan wel dat de rechtbank deze overeenkomsten ontbindt,
III. [eiser] veroordeelt om terug te betalen aan [gedaagde] : € 1.044.886,72 met wettelijke (handels)rente (primair) of € 754.486,72 met rente (subsidiair),
IV. [eiser] veroordeelt tot een schadevergoeding: € 1.477.780,87 met wettelijke (handels)rente (primair) of het bedrag dat [gedaagde] aan schade heeft geleden door de tekortkomingen van [eiser] dan wel de ontbindingen, op te maken bij staat (subsidiair),
V. [eiser] veroordeelt in de proceskosten.
4.5.
[gedaagde] stelt dat [eiser] is tekortgeschoten in haar verplichtingen op grond van Overeenkomst I en II dan wel dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Tijdige oplevering van de webshop zoals opgenomen in Overeenkomst I is uitgebleven. Ook daarna zijn de uitgevoerde ontwikkelwerkzaamheden ondermaats gebleven. Daarnaast is [eiser] verschillende op haar rustende zorgplichten niet nagekomen. Het platform heeft nooit gewerkt terwijl [gedaagde] wel meer dan een miljoen euro heeft betaald.
4.6.
[eiser] voert verweer dat hierna zal worden besproken voor zover dat in dit vonnis nodig is.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie
5.1.
De rechtbank zal de vorderingen van [eiser] (eis in conventie) en de tegenvorderingen van [gedaagde] (eis in reconventie) samen behandelen, omdat de standpunten waarop de vorderingen zijn gebaseerd met elkaar samenhangen.
de afspraken uit Overeenkomst II zijn geldend
5.2.
De vordering van [eiser] in conventie tot betaling van openstaande facturen is gegrond op Overeenkomst II. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie vinden hun grondslag in Overeenkomst I en II. Daarom moet eerst worden beoordeeld welke afspraken tussen partijen gelden.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] het werk niet tijdig opgeleverd, zoals afgesproken in Overeenkomst I. [eiser] meent dat die overeenkomst ten einde is gekomen toen partijen Overeenkomst II met elkaar sloten. Daarmee was ook een discussie over de termijnen uit Overeenkomst I afgerond, aldus [eiser] .
5.3.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Binnen Overeenkomst I zou [eiser] het werk tegen een vaste prijs uitvoeren. [gedaagde] heeft die vaste prijs van € 240.000 aan [eiser] betaald. In Overeenkomst I staat dat het nieuwe systeem (de website) binnen zes tot acht maanden in gebruik moet worden genomen.
Overeenkomst II gaat uit van een wezenlijk andere methode (de scrum methode) om de op dat moment nog niet gereed zijnde webshop te bouwen. [eiser] pakt de items die [gedaagde] op de
Backlogplaatst op in tweewekelijkse sprints. [eiser] factureert per sprint voor de daarin verrichte werkzaamheden. Partijen hebben in Overeenkomst II geen termijn opgenomen waarbinnen het nieuwe systeem moet zijn afgerond. Overeenkomst II geldt voor onbepaalde tijd.
Vanaf het moment dat [eiser] en [gedaagde] Overeenkomst II sloten, zijn zij gaan werken volgens de scrum methode. Niet is gebleken dat [gedaagde] na het aangaan van Overeenkomst II een beroep heeft gedaan op Overeenkomst I en in het bijzonder op de termijn uit Overeenkomst I. Hieruit alleen al kan worden afgeleid dat [eiser] en [gedaagde] de afspraken uit Overeenkomst I achter zich hebben gelaten, waaronder ook de termijn die in Overeenkomst I staat voor het afronden van het werk. Bovendien staat in Overeenkomst II tweemaal dat [eiser] en [gedaagde] de initiële projectovereenkomst/projectfase conform gemaakte afspraken achter zich laten (in de overwegingen onder 1 en onder 2.1).
Het betoog van [gedaagde] dat partijen enkel hebben beoogd de vaste prijsafspraak los te laten (en niet de andere afspraken, zoals de verplichtingen van [eiser] onder Overeenkomst I), kan niet worden gevolgd. In Overeenkomst II staat dat partijen de afspraken (meervoud) achter zich laten, terwijl [gedaagde] stelt dat partijen enkel de prijsafspraak hebben laten varen. De bewoordingen van Overeenkomst II zijn duidelijk en na het sluiten van Overeenkomst II hebben beide partijen zich gedragen alsof Overeenkomst I niet meer bestond.
Slotsom is dat Overeenkomst I tussen partijen niet meer geldt en dat aan de hand van Overeenkomst II moet worden vastgesteld wat zij hebben afgesproken en wat zij over en weer mochten verwachten. Anders gezegd: [gedaagde] kan zich niet meer beroepen op afspraken uit Overeenkomst I.
5.4.
De vorderingen van [gedaagde] onder I tot en met IV worden afgewezen voor zover die zien op Overeenkomst I. Omdat partijen alle afspraken uit Overeenkomst I hebben losgelaten, kan [gedaagde] ook niet meer op grond van Overeenkomst I schadevergoeding vorderen. Om dezelfde reden kan van ontbinding van die overeenkomst ook geen sprake zijn.
5.5.
Dit betekent het volgende voor de afspraken tussen partijen:
- de overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd, met een opzegtermijn van twee maanden (artikel 4 Overeenkomst II);
- [gedaagde] betaalt geen all-in vergoeding, maar [eiser] factureert tweewekelijks een weekprijs van € 5.300 (artikel 2.3 Overeenkomst II);
- partijen werken op basis van de scrum-methode: per tweewekelijkse sprint voert [eiser] de werkitems uit die [gedaagde] op de
Backlogplaatst. [eiser] laat het resultaat zien aan [gedaagde] waarop [gedaagde] [eiser] voorziet van
feedbacken gebruikerswensen. Aan de hand daarvan wordt de volgende sprint ingezet (artikel 2.2 Overeenkomst II);
- het doel is het live laten gaan van het platform/de webshop van [bedrijf 1] .
ontbinding en schade
5.6.
De vordering van [gedaagde] gaat ervanuit dat zij Overeenkomst II kan ontbinden. Voor rechtsgeldige ontbinding is nodig dat komt vast te staan dat (i) [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen op grond van de overeenkomst en (ii) voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk was, sprake was van verzuim.
5.7.
Het verwijt van [gedaagde] is dat [eiser] niet op korte termijn een werkend platform met basale functionaliteiten heeft opgeleverd. In 2023 heeft [gedaagde] kortstondig [internetsite] in gebruik genomen. Daarmee is [gedaagde] gestopt toen bleek dat het platform ernstige gebreken bevatte. Zo laadden productpagina’s niet, wijzigden prijzen tijdens het laden van pagina’s, werden betalingsbewijzen niet getoond, konden bestellingen worden geplaatst voor producten die niet op voorraad waren en werden prijzen niet goed berekend. [gedaagde] verwijst naar de rapporten van Capteur en SIG waaruit volgens haar volgt dat het werk van [eiser] ondermaats is. [eiser] heeft niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam IT-leverancier mag worden verwacht. [gedaagde] kwam niet telkens voor een nieuwe sprint met nieuwe gebruikerswensen. Wat [gedaagde] na iedere sprint terugkoppelde waren
bugs, fouten die werden veroorzaakt door [eiser] zelf. Het klopt ook niet dat de problemen grotendeels lagen in de implementatie van Dynamics. Er was geen sprake van vele wijzigingen door Dynamics en de twee keer dat een wijziging voor problemen zorgde, hebben [eiser] en [bedrijf 2] dit gezamenlijk verholpen. [eiser] wist bij het aangaan van de overeenkomsten dat de implementatie van Dynamics gelijktijdig met het project van [eiser] liep. [gedaagde] mocht er gelet op uitlatingen van [eiser] op vertrouwen dat dit niet tot problemen zou leiden. Verder heeft [eiser] [bedrijf 2] , op tweemaal na, ten onrechte niet ingelicht over eventuele problemen. Volgens [gedaagde] was de kwaliteit van het platform zo slecht dat die niet live kon gaan. Het werk dat [eiser] uiteindelijk heeft afgeleverd, heeft voor haar dan ook geen enkele waarde.
Op 5 oktober 2023 heeft [gedaagde] de overeenkomst ontbonden. Dat volgt uit de e-mail die zij op die dag heeft gestuurd aan [eiser] (3.13). [eiser] verkeerde toen al in verzuim, daar was geen ingebrekestelling voor nodig omdat nakoming blijvend onmogelijk was. Voor zover nakoming niet blijvend onmogelijk was, kan uit de correspondentie tussen partijen uit oktober 2023 worden opgemaakt dat [eiser] zonder aanvullende betalingen niet bereid was aan haar verplichtingen te voldoen, ten onrechte. Daardoor is [eiser] ook op grond van artikel 6:83 aanhef en sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verzuim komen verkeren. Gevolg van de ontbinding is dat [eiser] de betalingen van [gedaagde] moet terugbetalen. Daarnaast is [eiser] gehouden tot vergoeding van de schade van [gedaagde] .
5.8.
[eiser] betwist de gestelde tekortkoming. Het was [gedaagde] die bepaalde welke werkzaamheden werden uitgevoerd per sprint. [eiser] heeft daaraan steeds correct gevolg gegeven. Alle wensen en
featuresvan [gedaagde] heeft [eiser] kunnen realiseren binnen iedere sprint. Het doel was om in mei 2021 het platform te lanceren. [gedaagde] kwam echter steeds weer met nieuwe ontwikkelbehoeften. Verder was [eiser] veel tijd kwijt aan het oplossen van problemen rondom Dynamics, welke problemen zij veelvuldig aan de orde heeft gesteld. [gedaagde] heeft Dynamics anders laten implementeren dan partijen voorafgaand aan de samenwerking hadden besproken. De rapporten van Capteur en SIG zijn volgens [eiser] niet juist.
Het platform voldeed kwalitatief. De website kon live gaan. [internetsite] is ook daadwerkelijk live gegaan. De
bugszijn grotendeels niet aan [eiser] toe te rekenen. Het ontwikkelen van een website is bovendien een voortdurend proces.
Tot slot heeft [gedaagde] [eiser] nooit in gebreke gesteld. Van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming is geen sprake geweest. Het verzuim is dus nooit ingetreden. Wel kwam [gedaagde] zelf in verzuim te verkeren door de facturen onbetaald te laten.
5.9.
De rechtbank kan op dit moment niet vaststellen of [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst II. Beide partijen hebben feiten en omstandigheden aangevoerd waarom daarvan sprake is ( [gedaagde] ), dan wel waarom dat niet zo is ( [eiser] ). De rapporten van Capteur en SIG zijn in opdracht van [gedaagde] opgesteld. [eiser] is daarbij niet betrokken geweest. Bovendien heeft [eiser] tegen de inhoud van de rapporten onderbouwd bezwaren aangevoerd. Bij die rapporten kan de rechtbank daarom niet zomaar aansluiten voor het antwoord op de vraag of [eiser] haar verplichtingen heeft verzaakt. Dat antwoord wordt verder gecompliceerd door de stellingen van partijen over de verantwoordelijkheid in de sprints, over de rol van [bedrijf 2] en over wat eigenlijk een goed werkend e-commerce platform is voor [gedaagde] .
5.10.
Vast staat wel dat Overeenkomst II uitgaat van een vergaande vorm van samenwerking, met verantwoordelijkheden voor beide partijen. [gedaagde] mocht van [eiser] verwachten dat zij haar (geprioriteerde) gebruikerswensen zou uitvoeren dan wel, als dat niet lukte, daarover contact zou opnemen met [gedaagde] om tot een oplossing te komen. [eiser] moest aan [gedaagde] steeds kenbaar maken wat haalbaar was per sprint. [eiser] op haar beurt, mocht van [gedaagde] verwachten dat zij per sprint haar gebruikerswensen zou communiceren aan [eiser] . [gedaagde] moest [eiser] adviseren over de uit te voeren items en het belang van elk item per sprint. Partijen hebben willen voorkomen dat zij terecht zouden komen in een grote lijst met
bugs. Dat hebben zij uitdrukkelijk afgesproken (artikel 2.2 van Overeenkomst II). Daartoe moest [gedaagde] elk item testen dat werd opgeleverd door [eiser] .
Vanwege de onderbouwde maar tegengestelde stellingen die partijen hebben ingenomen, kan nu niet worden vastgesteld of het werk van [eiser] per sprint al dan niet voldeed, wat partijen over en weer precies van elkaar mochten verwachten en ook niet of beide partijen hun taken naar behoren hebben uitgevoerd. Complicerende factor daarbij lijkt de invloed van Dynamics op de werkzaamheden per sprint.
5.11.
Naast dat [eiser] en [gedaagde] per sprint eigen taken en verantwoordelijkheden hadden, was het einddoel het opleveren van een goed werkend platform. Welke eisen mochten aan dit platform worden gesteld? Wat mochten partijen op dit punt over en weer van elkaar verwachten en wat is het effect van het feit dat partijen werkten volgens de scrum methode met tweewekelijkse sprints? Ook hier staan de stellingen van partijen lijnrecht tegenover elkaar.
5.12.
Kortom, kan nu niet worden vastgesteld of (a) het werk van [eiser] per sprint voldeed en (b) welke kwaliteitseisen [gedaagde] mocht stellen aan een door [eiser] gebouwd platform, wanneer welke eisen daaraan mochten worden gesteld, of de Belgische website aan die eisen voldeed en zo nee, welke partij daarvoor verantwoordelijk is en wat de uiteindelijke waarde is van het werk dat [eiser] heeft opgeleverd. Bij al deze vraagpunten moeten alle feiten en omstandigheden van dit geval worden betrokken. Ook doordat in Overeenkomst II geen oplevertermijn staat, is voor de rechtbank niet duidelijk of de uitvoering (te) lang heeft geduurd, aan welke partij die (te) lange duur te wijten is en wat de werkwijze en de rol van beide partijen ( [gedaagde] als de partij die liet weten wat de wensen waren en [eiser] als de partij die daaraan uitvoering moest geven) daarin heeft betekend.
Dit alles maakt het noodzakelijk dat de rechtbank een deskundige benoemt. Het is de bedoeling dat de te benoemen deskundige vragen van de rechtbank schriftelijk beantwoordt en dat de rechtbank daarmee in staat is een oordeel te geven over de vorderingen van [eiser] en [gedaagde] . [eiser] en [gedaagde] krijgen de gelegenheid om zich uit te laten over wie de deskundige zou moeten zijn en welke vragen gesteld zouden moeten worden.
5.13.
De rechtbank kan al wel vaststellen dat [gedaagde] [eiser] geen ingebrekestelling heeft gestuurd en partijen zijn het erover eens dat geen uiterste opleverdatum is overeengekomen. Een ingebrekestelling is bedoeld om de schuldenaar een laatste termijn te geven om alsnog de overeenkomst na te komen. Als de schuldenaar vóór die termijn niet nakomt, is hij in verzuim en kan de schuldeiser ontbinden. In bepaalde omstandigheden kan een schuldenaar ook in verzuim raken zonder in gebreke te zijn gesteld. Een voorbeeld daarvan is als de schuldeiser mag concluderen dat de schuldenaar sowieso nooit naar behoren zal gaan presteren (artikel 6:83 aanhef en sub a en c BW).
Toegepast op het onderhavige geschil, betekent dit dat van [gedaagde] niet kon worden verwacht dat zij [eiser] nog een laatste gelegenheid zou geven om na te komen (ingebrekestelling) als uit het deskundigenbericht blijkt dat het aan [eiser] is te wijten dat de oplevering van een goed werkende website te laat is geweest of door toedoen van [eiser] (steeds weer) werd vertraagd. [eiser] vond dat de website goed werkte en heeft gedurende het project meerdere keren aangegeven dat de website live kon gaan. Uit deze mededelingen mocht [gedaagde] afleiden dat, in het geval blijkt dat de website toch niet voldeed, [eiser] niet bereid of in staat was haar verbintenis alsnog goed na te komen.
Ook hiervoor heeft de rechtbank dus een deskundigenbericht nodig. Voor nu is van belang dat het ontbreken van een ingebrekestelling niet zonder meer aan de ontbinding van Overeenkomst II in de weg staat.
5.14.
Een deskundigenbericht is ook nodig in verband met het volgende. Volgens [eiser] kon [gedaagde] Overeenkomst II sowieso niet ontbinden, omdat [gedaagde] zelf in verzuim verkeert (schuldeisersverzuim) sinds [gedaagde] medio juli 2023 is gestopt met het betalen van de facturen van [eiser] .
Op grond van artikel 6:58 BW is [gedaagde] in schuldeisersverzuim zolang zij verhindert dat [eiser] haar verplichtingen nakomt doordat [gedaagde] de daarvoor noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van haar zijde opkomt. Dit tenzij de oorzaak van verhindering niet aan [gedaagde] kan worden toegerekend. Daarom: Als wordt vastgesteld dat het aan [gedaagde] zelf is te wijten dat de oplevering van een goed werkende website te laat is geweest of door toedoen van [gedaagde] zelf steeds werd vertraagd, mocht zij niet stoppen met betalen en is zij door dat wel te doen in schuldeisersverzuim komen te verkeren.
algemene voorwaarden
5.15.
De Algemene Voorwaarden van [eiser] zijn van toepassing. Het staat vast dat die algemene voorwaarden voorafgaand aan het sluiten van Overeenkomst I ter hand zijn gesteld aan [gedaagde] . Partijen zijn het er dan ook over eens dat op Overeenkomst I de Algemene Voorwaarden van [eiser] van toepassing zijn. Met artikel 5.6 van Overeenkomst II heeft [eiser] voldoende kenbaar gemaakt dat ook op Overeenkomst II haar Algemene Voorwaarden van toepassing zijn. Met de ondertekening van Overeenkomst II heeft [gedaagde] dat aanvaard. Daaraan doet niet af dat de Algemene Voorwaarden toen niet ter hand zijn gesteld aan [gedaagde] en ook op Overeenkomst I geen beroep meer kan worden gedaan.
5.16.
In artikel 13.1 van de Algemene Voorwaarden is een aansprakelijkheidsbeperking opgenomen waarop [eiser] zich beroept. Dit beding is, zoals uit de vorige rechtsoverweging volgt, niet vernietigbaar op de grond dat [gedaagde] niet een redelijke mogelijkheid heeft gehad om van de Algemene Voorwaarden kennis te nemen (artikel 6:233 aanhef en sub b BW), zoals [gedaagde] betoogt.
Volgens [gedaagde] kan [eiser] op dit beding hoe dan ook geen beroep doen, omdat het onredelijk bezwarend is (artikel 6:233 aanhef en sub a BW) en, voor zover dat wetsartikel niet van toepassing is, omdat de bepaling tot een resultaat leidt dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW).
[eiser] bestrijdt dat het beding vernietigbaar is.
5.17.
Bij de beoordeling van dit geschilpunt staat voorop dat uit artikel 6:233 aanhef en sub a BW volgt dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is als het onredelijk bezwarend is voor de wederpartij, daarbij lettend op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en op de overige omstandigheden.
5.18.
[gedaagde] stelt in dat verband dat over de aansprakelijkheidsbeperking niet is onderhandeld, dat zij een kleine partij is die slechts incidenteel ontwikkelingsovereenkomsten sluit, dat zij geen juridisch personeel in dienst heeft en geen verstand heeft van de ongunstige aard van de Algemene Voorwaarden van [eiser] .
[gedaagde] heeft Overeenkomst II echter als zakelijke partij gesloten. Verder had zij de Algemene Voorwaarden en de daarin opgenomen beperking van de aansprakelijkheid al kunnen zien toen zij Overeenkomst I sloot. [eiser] heeft er bovendien onweersproken op gewezen dat [gedaagde] , met haar dochtermaatschappijen, een grotere partij is dan [eiser] en dat ook de dochterondernemingen, waaronder [bedrijf 1] , algemene voorwaarden gebruiken met daarin een aansprakelijkheidsbeperking.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in haar standpunt dat gelet op haar positie het beding onredelijk bezwarend is.
5.19.
De aansprakelijkheid van [eiser] is uitgesloten boven het totaal van de vergoedingen voor drie maanden (artikel 13.2 van de Algemene Voorwaarden). In dit geval van voor haar grote schade en de lange duur van de overeenkomst is het volgens [gedaagde] desondanks onaanvaardbaar haar recht op schadevergoeding te beperken tot het totaal van de vergoedingen voor drie maanden. Dit beroep op artikel 6:248 lid 2 BW (de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid) slaagt niet. De rechter moet deze bepaling met terughoudendheid toepassen. Ook hierbij is van belang dat de professionele partij [gedaagde] bekend moet worden geacht met de inhoud van de Algemene Voorwaarden. In professionele handelsovereenkomsten is het bepaald niet ongebruikelijk om de aansprakelijkheid te beperken. De verwijzing door [gedaagde] naar de NL Digital Voorwaarden, die volgens [gedaagde] meer leveranciersvriendelijk zijn, kan haar niet baten. Dat in andere algemene voorwaarden gunstigere bedingen staan, maakt niet dat [gedaagde] niet beducht had moeten zijn op de beperking van de aansprakelijkheid. Dit geldt ook voor de beperking tot vergoeding van directe schade.
Er bestaat kortom geen grond om artikel 13 buiten toepassing te verklaren.
5.20.
[gedaagde] stelt dat [eiser] geen beroep kan doen op de aansprakelijkheidsbeperking, omdat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de bedrijfsleiding van [eiser] (artikel 13.4 van de Algemene Voorwaarden). Kort na de start van Overeenkomst II trok het management van [eiser] de handen van het project af en had [gedaagde] enkel nog contact met werknemers zonder management rol. [eiser] legde de verantwoordelijkheid voor haar verplichtingen neer bij [bedrijf 2] en [gedaagde] . De rol van de bedrijfsleiding is een bepalende factor geweest in de verschuiving van het opleveren van een werkend platform naar het uitvoeren van losse sprints. Dat heeft bijgedragen aan de tekortkomingen van [eiser] , aldus nog steeds [gedaagde] .
[eiser] voert als verweer dat partijen niet zijn overeengekomen dat het management van [eiser] betrokken zou zijn bij de uitvoering van de opdracht. Daarvoor werd een ontwikkelteam samengesteld. Bovendien heeft de bedrijfsleiding niet haar handen van het project afgetrokken; dat blijkt uit de vele e-mails van [naam 1] , [naam 2] en/of [naam 3] .
5.21.
De rechtbank stelt voorop dat van opzet sprake is als de schade bewust is toegebracht. Grove schuld is ‘in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld’, zoals het nemen van een te groot risico of het nalaten een duidelijk en potentieel risico te onderzoeken. Op dit moment staat niet vast dat [eiser] haar verplichtingen op grond van de overeenkomst heeft verzaakt. Maar ook als zou blijken dat [eiser] wanprestatie heeft gepleegd, betekent dat niet zonder meer dat aan de kant van de bedrijfsleiding sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid. Het is aan [gedaagde] om concreet te onderbouwen dat dat wel zo is. Het betoog van [gedaagde] laat echter hooguit de conclusie toe dat de bedrijfsleiding van [eiser] niet aan al haar plichten heeft voldaan, maar niet de conclusie dat is voldaan aan de strenge eisen die gelden om opzet of bewuste roekeloosheid aan te nemen. [gedaagde] heeft niet laten zien dat de bedrijfsleiding opzettelijk het project heeft laten mislukken of wist van bepaalde grote risico’s en toch niet heeft ingegrepen. Verder is [gedaagde] bewust ermee akkoord gegaan na Overeenkomst I te gaan werken in losse sprints. [gedaagde] heeft niet onderbouwd in hoeverre [eiser] daarin op haar rustende plichten heeft geschonden en in het bijzonder niet dat de bedrijfsleiding daarbij bewust schade aan [gedaagde] heeft toegebracht of bewust het risico daarop heeft vergroot. [gedaagde] kan zich dus niet beroepen op artikel 13.4 van de Algemene Voorwaarden.
5.22.
[eiser] doet ook een beroep op de artikelen 13.6 en 13.7 van de Algemene Voorwaarden. In artikel 13.7 staat dat de opdrachtgever ( [gedaagde] ) [eiser] vrijwaart voor alle aanspraken van derden in verband met de Overeenkomst. [eiser] heeft het beroep op dit artikellid niet nader onderbouwd en daarom gaat de rechtbank er aan voorbij.
In artikel 13.6 staat dat voorwaarde voor het ontstaan van enig recht op schadevergoeding is, dat de opdrachtgever de schade binnen veertien kalenderdagen na het ontstaan daarvan schriftelijk bij [eiser] meldt. [gedaagde] voert de volgende schadeposten op: kosten voor licenties en andere diensten waarvan zij geen profijt heeft gehad, het inhuren van externe specialisten als gevolg van de tekortkomingen, extra werkzaamheden van eigen personeel en misgelopen omzet.
5.23.
De rechtbank gaat ervan uit dat ‘het moment van ontstaan van de schade’ in ieder geval is uiterlijk het moment waarop [gedaagde] de betreffende kosten heeft gemaakt, maar mogelijk al wel eerder.
[gedaagde] krijgt de gelegenheid om in een nadere akte uiteen te zetten wanneer de door haar geclaimde schadeposten zijn ontstaan en of en wanneer zij daarvan melding heeft gemaakt bij [eiser] . [eiser] mag daarop reageren. Daarna kan de rechtbank beoordelen of het beroep van [eiser] op artikel 13.6 van de Algemene Voorwaarden terecht is. Voor zover [eiser] zich daarop terecht heeft beroepen, heeft dat – naast de aansprakelijkheidsbeperking van artikel 13.2 van de Algemene Voorwaarden – gevolgen voor de hoogte van de toewijsbare schade.
schending zorgplichten door [eiser]
5.24.
[gedaagde] stelt dat [eiser] is tekortgeschoten in het nakomen van (bijzondere) zorgplichten die [eiser] heeft als opdrachtnemer dan wel IT-dienstverlener. [eiser] moest de belangen van [gedaagde] voorop stellen, de overeenkomsten professioneel en met voldoende inzet uitvoeren en [gedaagde] waarschuwen als wensen niet konden worden gerealiseerd, voor grote risico’s en voor daardoor bijkomende kosten. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] :
geen vakbekwaam personeel ingeschakeld;
de voortgang van het project niet adequaat bewaakt;
toen bleek dat het project niet binnen redelijke termijn kon worden afgerond, verzuimd aan te sturen op beëindiging van de overeenkomst en
nagelaten [gedaagde] te wijzen op het ontbreken van functionaliteiten uit de door [eiser] opgestelde
in-scopelijsten uit bijlage 1 en 2 bij het Projectvoorstel.
[eiser] betwist dat zij (een) zorgplicht(en) heeft geschonden.
5.25.
De rechtbank oordeelt dat [eiser] geen (bijzondere) zorgplichten heeft geschonden dan wel dat de verwijten thuishoren bij de vraag of [eiser] wanprestatie heeft gepleegd onder Overeenkomst II. Bij de beoordeling speelt de aard van de relatie tussen [eiser] en [gedaagde] een wezenlijke rol. [eiser] en [gedaagde] trokken onder Overeenkomst II samen op bij het project. Het werk dat [eiser] per tweewekelijkse sprint moest uitvoeren, werd aan het eind getest en gecontroleerd door [gedaagde] , waarna [gedaagde] de
featuresvoor de volgende sprint bepaalde, zo is althans overeengekomen. Ook [gedaagde] had dus verantwoordelijkheden. Van [gedaagde] kon een zekere mate van deskundigheid worden verwacht, gelet op haar bepalende rol per sprint en de aard van haar onderneming (e-commerce). Bovendien kon [gedaagde] zien waarmee [eiser] bezig was en wat zij opleverde per periode van telkens twee weken. Dat werkt in op de invulling van de zorgplichten van [eiser] .
5.26.
Hierna wordt per door [gedaagde] opgeworpen zorgplicht uitgelegd waarom de rechtbank oordeelt dat [eiser] die niet heeft geschonden.
a. vakbekwaam personeel
5.27.
[gedaagde] stelt dat de eenzijdige keuze van [eiser] voor de overgang van Portugese en Nigeriaanse ontwikkelaars naar Chinese ontwikkelaars problemen opleverde, omdat dit team de Engelse taal niet machtig was. Daarnaast leverde [gedaagde]
ticketsaan in het Nederlands richting de ontwikkelaars van [eiser] . [eiser] vertaalde de tickets (intern, want ten behoeve van de door haar ingezette ontwikkelaars) naar het Engels, zonder daarbij op te merken dat verkeerde vertalingen worden doorgegeven.
[eiser] brengt hier tegen in dat de Chinese ontwikkelaars de Engelse taal in woord en geschrift beheersen. Zij hebben een universitaire opleiding gevolgd en minimaal vier jaar ontwikkelervaring. Als zij de Engelse taal niet machtig zouden zijn, had [eiser] niet met hen kunnen communiceren.
Tegenover dit verweer heeft [gedaagde] niet laten zien dat het nieuwe ontwikkelteam de Engelse taal onvoldoende machtig was. Voor wat betreft de vertaling van
ticketsvan het Nederlands naar het Engels, heeft [gedaagde] gewezen op een (kleine) vertaalfout. Dat is ontoereikend om te kunnen aannemen dat het team de Engelse taal niet of slecht beheerste. [gedaagde] had meer concrete voorbeelden moeten geven. Bij gebreke daarvan, heeft [gedaagde] haar stellingen onvoldoende onderbouwd.
5.28.
[gedaagde] stelt verder dat de ontwikkelaars van [eiser] en de (Nederlandse) Delivery Manager en Business Analyst niet over genoeg kennis van SEO-principes (
Search Engine Optimization) beschikten. Het wordt het meest duidelijk dat [eiser] geen vakbekwaam personeel heeft geleverd uit de bevindingen van Capteur en SIG. Deze deskundigen hebben geconcludeerd dat de ontwikkelde code (ernstig) onvoldoende is, aldus [gedaagde] .
Of [eiser] heeft voldaan aan haar verplichtingen op SEO-gebied en het ontwikkelen van de code, hoort thuis bij de vraag of zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van Overeenkomst II. Die vragen zullen niet (ook) worden behandeld bij de zorgplichten.
b en c. voortgang/termijn en kosten
5.29.
Het project heeft langer geduurd dan partijen bij het sluiten van Overeenkomst I voor ogen hadden en tot meer kosten geleid dan (in ieder geval) [gedaagde] bij aanvang van de samenwerking dacht. Beide partijen menen dat dit te wijten is aan de andere partij. Volgens [gedaagde] is het [eiser] niet gelukt om tijdig een goed werkende website af te leveren. Dat lag niet aan [gedaagde] . [gedaagde] kwam niet telkens voor een nieuwe sprint met nieuwe gebruikerswensen, zoals [eiser] beweert. Het ging steeds om
bugs, fouten veroorzaakt door [gedaagde] . Het klopt ook niet dat de problemen grotendeels lagen in de implementatie van Dynamics.
Volgens [eiser] daarentegen zijn de duur van het project en de daarmee gepaard gaande kosten te wijten aan [eiser] zelf. [gedaagde] kwam steeds weer met nieuwe gebruikerswensen. Alle wensen en
featuresvan [gedaagde] kon [eiser] realiseren. Verder was [eiser] veel tijd kwijt aan het oplossen van problemen rondom Dynamics.
5.30.
Van een opdrachtnemer mag worden verwacht dat tijd en kosten worden bewaakt en dat hij, zo nodig, de opdrachtgever inlicht als de opdracht langer duurt dan de opdrachtgever mag verwachten en/of als de kosten oplopen. Of [eiser] hieraan heeft voldaan, hangt samen met de vraag welke verplichtingen [eiser] had bij het ontwikkelen van het platform - ook gelet op de
feedbackdie [gedaagde] aan het eind van iedere sprint gaf - en of zij die verplichtingen al dan niet deugdelijk is nagekomen. Deze vragen zullen kunnen worden beantwoord aan de hand van het bericht (verslag) van de te benoemen deskundige in het kader van de vraag of [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
De stellingen van [gedaagde] kunnen echter sowieso niet leiden tot de conclusie dat [eiser] een
bijzonderezorgplicht heeft geschonden. Daarbij speelt mee dat [gedaagde] door de werkwijze van sprints - waarbij [gedaagde] de verantwoordelijkheid had bij het maken van de
Backlog- op de hoogte was van de tijd en het oplopen van de duur van het project. In dit geval kan dan ook niet worden aangenomen dat [eiser] in het kader van een bijzondere zorgplicht een bijzondere waarschuwingsplicht had die verder ging dan de gewone waarschuwingsplicht van elke opdrachtgever. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van Overeenkomst II als zou blijken dat het project door haar toedoen of nalaten onredelijk lang heeft geduurd.
d. ontbreken functionaliteiten
5.31.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] nagelaten haar te wijzen op het ontbreken van functionaliteiten uit de door [eiser] opgestelde
in-scopelijsten uit bijlage 1 en 2 bij het Projectvoorstel.
Partijen hebben met Overeenkomst II afspraken gemaakt over de verplichtingen van [eiser] bij het ontwikkelen van het platform. [eiser] en [gedaagde] werkten toen al enige tijd samen op basis van Overeenkomst I. [gedaagde] kon bij het aangaan van Overeenkomst II weten welke functionaliteiten al dan niet ontbraken in het voorstel [eiser] , en had daar zo nodig nadere afspraken kunnen maken. [gedaagde] kan zich er gelet daarop niet achteraf op beroepen dat [eiser] haar onvoldoende heeft ingelicht.
het deskundigenbericht – partijen mogen zich uitlaten
5.32.
De rechtbank overweegt om een onderzoek door een deskundige/deskundigen in te laten stellen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:
- de wenselijkheid van een deskundigenbericht;
- het specialisme van de te benoemen deskundige;
- de aan de deskundige voor te leggen vragen.
5.33.
Uit de overwegingen volgt dat de aansprakelijkheid van [eiser] sowieso is beperkt. Daarnaast kan [gedaagde] geen bedragen terugvorderen die zij heeft betaald op grond van Overeenkomst I. Of [gedaagde] Overeenkomst II mocht ontbinden en daarmee of [eiser] de op basis van Overeenkomst II ontvangen gelden aan [gedaagde] moet terugbetalen, zal in sterke mate afhangen van de bevindingen en antwoorden van de te benoemen deskundige. Een deskundigenbericht kan veel tijd in beslag nemen, de kosten kunnen hoog zijn en de kans bestaat dat een deskundigenbericht tot het oordeel leidt dat elke partij deels gelijk heeft als het gaat om wel of niet tekortschieten van [eiser] . De rechtbank geeft partijen in overweging dit mee te nemen bij de afweging van de vraag of een deskundigenbericht moet worden bevolen. Hoe een door de rechtbank benoemde deskundige werkt, is te kennen via: Leidraad-deskundigen-WT.pdf (rechtspraak.nl)
5.34.
De rechtbank ziet in de bewijslastverdeling aanleiding om te bepalen dat [gedaagde] het voorschot op de kosten van de deskundige moet betalen, omdat [gedaagde] stelt dat [eiser] is tekortgeschoten. In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
5.35.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon die als deskundige gaat optreden. Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere partij een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking mag komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Die zwaarwegende redenen moeten worden onderbouwd. De rechtbank zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
nagekomen stukken
5.36.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de indiening van productie 63 (een verklaring van [naam 5] ) door [gedaagde] . Volgens [eiser] vormt die productie een verkapt antwoord op de conclusie van antwoord in reconventie. De productie is echter op tijd ingediend en wordt daarom toegevoegd aan het procesdossier. Gelet op het vervolg van de procedure en het onderzoek door een deskundige, is het evenwel niet nodig dat de rechtbank die verklaring meeneemt in haar beoordeling. De te laat door [eiser] ingediende producties 103 tot en met 105, die een reactie vormen op de verklaring van [naam 5] , worden daarom geweigerd.
het vervolg van de procedure
5.37.
Partijen moeten zich uitlaten over (1) de klachtplicht (r.o. 5.23) en (ii) het deskundigenbericht (r.o. 5.32 e.v.). De zaak wordt naar de rol verwezen voor een akte aan de kant van [gedaagde] over deze onderwerpen. [eiser] mag vervolgens reageren op de stellingen over de klachtplicht van [gedaagde] en laat zich dan ook uit over het deskundigenbericht op de rol vier weken later.
5.38.
Gelet op de stand van de procedure, is geen aanleiding voor het toestaan van een volledige nadere schriftelijke ronde, zoals [gedaagde] heeft verzocht.
5.39.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden in afwachting van de berichten van partijen.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 26 februari 2025voor een akte van [gedaagde] waarna [eiser] op de rol van vier weken later een akte neemt (r.o. 5.37),
in conventie en in reconventie
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Q.R.M. Falger, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
15 januari 2025.