Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
- de conclusie van antwoord en
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een vordering tot vaststelling van kinderalimentatie door de vrouw, die eerder met de man was gehuwd. De vrouw heeft de man aangeklaagd voor het niet betalen van de alimentatie die was vastgesteld in de echtscheidingsbeschikking van 14 maart 2007. De man was verplicht om € 131,- per maand te betalen voor de verzorging en opvoeding van hun drie minderjarige kinderen. De vrouw vordert nu een totaalbedrag van € 92.453,76 aan achterstallige alimentatie, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De man heeft in zijn conclusie van antwoord aangegeven dat hij de vorderingen van de vrouw toewijst.
De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 2 mei 2003, waarin is bepaald dat in zaken van levensonderhoud, zoals kinderalimentatie, een verzoekschriftprocedure dwingend voorgeschreven is. Gezien deze juridische context heeft de rechtbank besloten om de zaak ambtshalve te verwijzen naar het Team Familie en Jeugd van de Afdeling Privaatrecht van de rechtbank Amsterdam. Dit betekent dat de procedure voortgezet zal worden volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun stellingen aan te passen aan deze regels.
De uitspraak is gedaan op 15 januari 2025 door rechter M.M. Breugem, bijgestaan door griffier C.E.P. Honing, en is openbaar uitgesproken.