ECLI:NL:RBAMS:2025:364

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
C/13/757335 / HA ZA 24-1086
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar verzoekschriftprocedure voor kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een vordering tot vaststelling van kinderalimentatie door de vrouw, die eerder met de man was gehuwd. De vrouw heeft de man aangeklaagd voor het niet betalen van de alimentatie die was vastgesteld in de echtscheidingsbeschikking van 14 maart 2007. De man was verplicht om € 131,- per maand te betalen voor de verzorging en opvoeding van hun drie minderjarige kinderen. De vrouw vordert nu een totaalbedrag van € 92.453,76 aan achterstallige alimentatie, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De man heeft in zijn conclusie van antwoord aangegeven dat hij de vorderingen van de vrouw toewijst.

De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 2 mei 2003, waarin is bepaald dat in zaken van levensonderhoud, zoals kinderalimentatie, een verzoekschriftprocedure dwingend voorgeschreven is. Gezien deze juridische context heeft de rechtbank besloten om de zaak ambtshalve te verwijzen naar het Team Familie en Jeugd van de Afdeling Privaatrecht van de rechtbank Amsterdam. Dit betekent dat de procedure voortgezet zal worden volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun stellingen aan te passen aan deze regels.

De uitspraak is gedaan op 15 januari 2025 door rechter M.M. Breugem, bijgestaan door griffier C.E.P. Honing, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/757335 / HA ZA 24-1086
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
[de vrouw],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Aynan,
tegen
[de man],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J. Ruijs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 april 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord en
- het B16-formulier van de man waarin staat dat de man afziet van een mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn gescheiden. In de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 14 maart 2007 is onder meer bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de drie (toen) minderjarige kinderen van partijen een bedrag van € 131,- per maand moet betalen aan de vrouw.
2.2.
De man heeft de bijdragen niet betaald.
2.3.
De vrouw vordert nu, samengevat, de man te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van € 92.453,76 aan achterstallige alimentatiebijdragen. Verder vordert de vrouw veroordeling van de man tot betaling van wettelijke rente over de hoofdsom tot de dag van betaling (tot en met 15 april € 25.857,54), betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.042,62 met wettelijke rente en van de proces- en nakosten.
2.4.
De man concludeert tot toewijzing van de vorderingen van de vrouw.
2.5.
In zijn arrest van 2 mei 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF8125) heeft de Hoge Raad bepaald dat in zaken van levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het volgen van een verzoekschriftprocedure als dwingend voorgeschreven moet worden beschouwd. De vorderingen van de vrouw worden beschouwd als een dergelijke zaak. De vrouw wenst dat de man wordt veroordeeld tot betaling van kinderalimentatie. De rechtbank zal de zaak daarom ambtshalve op grond van artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar het Team Familie en Jeugd van de Afdeling Privaatrecht van deze rechtbank.
2.6.
Partijen worden zo nodig in de gelegenheid gesteld hun stellingen aan te passen aan de toepasselijke regels van de verzoekschriftprocedure.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar het Team Familie en Jeugd van de Afdeling Privaatrecht van de rechtbank te Amsterdam en beveelt dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Breugem, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.