ECLI:NL:RBAMS:2025:360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
11210158
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing consumentenrecht inzake oneerlijk beding in huurauto-overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de betaling van een boete die is opgelegd tijdens de huurperiode van een auto. [gedaagde] had op 18 januari 2023 een auto gehuurd van [bedrijf 1] B.V., een rechtsvoorganger van [bedrijf 2] B.V. Tijdens de huurperiode heeft [gedaagde] een verkeersovertreding begaan, waarvoor [eiseres] een boete van € 125,34 in rekening heeft gebracht. [eiseres] vorderde betaling van deze boete, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, maar [gedaagde] betwistte de ontvangst van de aanmaningen en voerde aan dat hij niet in staat was om bezwaar te maken tegen de boete.

De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst aan het consumentenrecht en vastgesteld dat de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] een consumentenovereenkomst betreft. De rechter oordeelde dat het beding in de algemene voorwaarden, dat de huurder verplicht om boetes te betalen die aan de verhuurder zijn opgelegd, vermoedelijk oneerlijk is. Dit omdat het beding de huurder in een positie plaatst waarin hij geen rechtsmiddel kan aanwenden tegen de boete, wat in strijd is met de rechten van de consument.

De kantonrechter heeft het beding vernietigd en geoordeeld dat [eiseres] de boete niet aan [gedaagde] kan doorbelasten. Hierdoor zijn de vorderingen van [eiseres] afgewezen en is [eiseres] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde]. De proceskosten zijn vastgesteld op € 69,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11210158 \ CV EXPL 24-8717
Vonnis van 21 januari 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: [gemachtigde] (gerechtsdeurwaarder),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 oktober 2024;
- de rolmededeling van 5 november 2024;
- de akte uitlating van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 18 januari 2023 een auto gehuurd van [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) een rechtsvoorganger van [bedrijf 2] B.V. [bedrijf 2] heeft de te vorderen kosten door middel van cessie overgedragen aan [eiseres] .
2.2.
[gedaagde] heeft de auto gehuurd in de periode van 18 januari 2023 tot 24 januari 2023. [gedaagde] heeft hiervoor met [bedrijf 1] twee overeenkomsten gesloten waarop de algemene voorwaarden verhuur- en deelautobedrijven BOVAG (hierna: de algemene voorwaarden) op van toepassing zijn verklaard.
2.3.
[eiseres] heeft één boete vanwege een verkeersovertreding, ontstaan tijdens de huurperiode, bij [gedaagde] in rekening gebracht. [eiseres] heeft hiervan een factuur gestuurd aan [gedaagde] met een bedrag van € 125,34 (bestaande uit € 109,00 aan de bekeuring en € 13,50 aan administratiekosten).
2.4.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] op 16 april 2024 aangemaand om uiterlijk binnen 14 dagen na ontvangst van de aanmaning te betalen. Hierbij heeft [eiseres] aangezegd dat indien betaling uitblijft, een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten in rekening wordt gebracht.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – zakelijk weergeven – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
€ 125,34 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
€ 8,92 aan vervallen wettelijke rente;
€ 40,00 aan buitengerechtelijke kosten; en
e proceskosten.
3.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de factuur met betrekking tot de boete niet heeft betaald, ondanks daarvoor te zijn aangeschreven. [gedaagde] is naast de factuur ook rente, incassokosten en proceskosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat hij de brieven heeft ontvangen van [eiseres] . Hierom kon [gedaagde] geen bezwaar maken tegen de boete, hoewel [gedaagde] daar wel goede gronden voor had. De vorderingen moeten daarom worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Zoals in het tussenvonnis van 29 oktober 2024 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen, is de overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd gesloten tussen [eiseres] als handelaar en [gedaagde] als consument. De kantonrechter moet daarom ambtshalve toetsen aan het consumentenrecht.
Informatieplichten
4.2.
Nu de huurovereenkomsten bij [bedrijf 1] in de verkoopruimte zijn gesloten, zijn de informatieplichten van artikel 6:230l BW van toepassing. Nu alle in dat artikel opgesomde informatie is opgenomen in de huurovereenkomst, die [gedaagde] heeft kunnen doorlezen alvorens deze te ondertekenen, heeft [eiseres] voldaan aan haar informatieplichten.
Artikel 14 lid 2
4.3.
De vordering in dit geschil zit op het onbetaald laten van een factuur die ziet op een verkeersboete. Volgens [eiseres] dient [gedaagde] de boete te betalen, omdat deze zijn veroorzaakt tijdens de huur van de auto. In het tussenvonnis in rechtsoverweging 2.3 is geoordeeld dat artikel 14 van de algemene voorwaarden vermoed wordt oneerlijk te zijn omdat op grond van het tweede lid een aan de verhuurder (als kentekenhouder van het gehuurde voertuig) opgelegde sanctie op verzoek van de verhuurder “
meteen” door de huurder aan de verhuurder moet worden voldaan. Deze bepaling laat ruimte dat, zoals in deze zaak (met betrekking tot een door de bestuurder begane parkeerovertreding) is gebeurd, de verhuurder de sanctie betaald en als schade doorbelast aan huurder, zonder huurder (als bestuurder van het gehuurd voertuig) in staat te stellen tegen de sanctie beroep aan te tekenen. Bij akte heeft [eiseres] op dit vermoeden gereageerd. [eiseres] stelt dat de huurder niet gedwongen wordt de auto te huren. De huurder kan de algemene voorwaarden doornemen alvorens tot huur over te gaan. De algemene voorwaarden zijn voorts tot stand gekomen in samenspraak met maatschappelijke organisaties, juist om de rechtspositie van alle betrokken partijen te waarborgen. Bovendien heeft [gedaagde] zich volgens [eiseres] in deze procedure niet gesteld. Met betrekking tot het deel van het artikel wat ziet op de administratie- en informatiekosten stelt [eiseres] dat dit beding niet oneerlijk is, omdat in het tweede lid is opgenomen dat de verhuurder deze kosten zoveel mogelijk dient te beperken. Er is geen maximum genoemd om te voorkomen dat huurders meerdere verkeersovertredingen maken en boetes opgelegd krijgen.
4.4.
Het door [eiseres] in haar akte gestelde geeft geen aanleiding tot wijziging van het voorshands uitgesproken oordeel dat artikel 14 lid 2 van de algemene voorwaarden oneerlijk is, omdat – kort samengevat – de huurder door dit beding niet in beroep kan gaan tegen de verkeersboete.
4.5.
[eiseres] kan immers niet gevolgd worden in haar betoog. Het enkele feit dat [gedaagde] als consument niet verplicht is de huurovereenkomst aan te gaan en de algemene voorwaarden vooraf kan inzien, maakt niet dat de handelaar vrij is om oneerlijke bepalingen in de overeenkomst of algemene voorwaarden op te nemen. Het gaat om een beding waarover een consument niet individueel bij aanvang kan onderhandelen, waarbij de rechten van de consument aanzienlijk worden beperkt. Dat de algemene voorwaarden in samenspraak met maatschappelijke organisaties zijn opgesteld, kan geen rechtvaardiging bieden voor een beding dat, zoals in dit geval, de rechten van een consument onevenredig beperkt. Dit geldt te meer nu het beding leidt tot een situatie waarin de huurder geen mogelijkheid heeft om een rechtsmiddel in te stellen tegen de opgelegde boete, een recht dat ieder heeft op grond van de wet. De kantonrechter merkt hierbij nog op dat het niet klopt dat [gedaagde] zich niet heeft gesteld in deze procedure. [gedaagde] is verschenen op de rolzitting van vrijdag 19 juli 2024 en heeft daar mondeling zijn standpunt toegelicht.
4.6.
[eiseres] wordt ook niet gevolgd in haar standpunt ten aanzien van de administratie- en informatiekosten. Dat in het beding is opgenomen dat de kosten “
zoveel mogelijk dienen te worden beperkt”, neemt niet weg dat er geen objectief maximum aan de hoogte van de kosten is vastgesteld. Dit schept een onzekere situatie voor de huurder. Het geeft [eiseres] de mogelijkheid om eenzijdig kosten te bepalen en door te belasten. Dit maakt het beding onevenredig nadelig voor de huurder. Voor zover [eiseres] stelt dat het bedrag niet is gemaximeerd in het kader van preventieve werking, is dit onvoldoende onderbouwd.
4.7.
Vanwege de oneerlijkheid van het beding, vernietigt de kantonrechter dit beding. [eiseres] kan de boetes daarom niet aan [gedaagde] doorbelasten.
4.8.
Het voorgaande leidt tot afwijzing van de hoofdsom. Hieruit volgt dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente ook worden afgewezen. De mogelijke oneerlijkheid van het incassobeding behoeft daarom geen bespreking meer.
4.9.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- verletkosten
50,00
- nakosten
19,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
69,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 69,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
61289