ECLI:NL:RBAMS:2025:3580

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
C/13/743552 / HA ZA 23-1116
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over managementvergoeding en certificaten bij overname van reclamebureau door marketingplatform

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Candid Group B.V. en PI Communicatie-Advies B.V. en andere gedaagden. Het geschil ontstond na de overname van een reclamebureau door Candid, waarbij managementovereenkomsten en certificaten van aandelen betrokken waren. Candid vorderde onder andere een verklaring voor recht over de managementvergoeding en de overdracht van certificaten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden, waaronder PI, gehouden zijn aan de beperkende bedingen uit de SPA en dat de waarde van de certificaten 75% bedraagt van de door BDO vastgestelde waarde. De rechtbank heeft de vorderingen van Candid deels toegewezen en de proceskosten gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de juridische implicaties van managementovereenkomsten en de waardering van certificaten in het kader van een overname.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/743552 / HA ZA 23-1116
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CANDID GROUP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Candid,
advocaat: mr. J. Bedaux,
tegen

1.PI COMMUNICATIE-ADVIES B.V.,2. [gedaagde 2] ,3. XXS HOLDING B.V.,

allen gevestigd / wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie
hierna samen te noemen: [gedaagden] en afzonderlijk, PI, [gedaagde 2] en XXS Holding,
advocaat: mr. S.G.H. Nieuwendijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 november 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het tussenvonnis van 6 november 2024,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 maart 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Candid is een marketing- en communicatieplatform met hoofdkantoren in Amsterdam en Londen.
2.2.
[bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) was een reclamebureau opgericht door [naam 1] , [naam 2] en [gedaagde 2] (hierna: de oprichters). Alle aandelen in [bedrijf 1] werden gehouden door XXS Holding, waarvan PI één van de [naam functie 2] is en [gedaagde 2] indirect [naam functie 2] is via PI.
2.3.
Op 12 juli 2019 is [bedrijf 1] overgenomen door Candid middels een koopovereenkomst (hierna: SPA). Op 19 juli 2019 zijn partijen een addendum op de SPA overeengekomen, met daarin onder meer een aanpassing van de koopprijs van de aandelen. De uiteindelijk overeengekomen koopprijs bestond uit een door Candid aan XXS Holding te betalen bedrag van in totaal € 3.000.000, de levering van certificaten van aandelen in Candid aan de oprichters ter waarde van € 1.500.000,- (hierna: de Certificaten) en (een) van het resultaat van [bedrijf 1] afhankelijke uitgestelde betaling(en).
2.4.
In de SPA staat, voor zover relevant:
“17.1. Non-compete and non-solicitation(…)
17.1.2.
The Seller undertakes for the benefit of the Purchaser’s Group that for a period of three (3) years following the Completion Date of three (3) years following the end of being operationally involved with the Purchaser’s Group through an employment of management agreement, whichever the latest, neither the Seller nor any other member of the Seller’s Group shall, (which for the avoidance of doubt includes Mrs. [naam 1] , Mr. [naam 2] and Mr. [gedaagde 2] ) whether directly or indirectly, alone or jointly with others:
a)
engage in or carry out or be concerned or interested in any business that competes with the Purchaser’s Group business in any geographic area in which the Purchaser’s Group conducts, with the exceptions that, (…) Mr. [gedaagde 2] [is] allowed to be active as employee of independent contractor (zzp-er) with a competitor of the Purchaser’s Group, one (1) year after being operationally involved with the Purchaser’s Group through an employment or management agreement;”
2.5.
De voorwaarden waaronder de Certificaten worden gehouden zijn vastgelegd in het Participatiereglement. In het Participatiereglement staat, voor zover relevant:
5. Waardering Certificaten5.1 Bij toe- en uittreding wordt de te betalen (in)koopprijs van de SRP Certificaten als volgtbepaald:(…) - Bij uittreding: aan de hand van het waarderingsmodel dat is bijgevoegd alsAnnex III(het ‘Waarderingsmodel’).(…)
5.3
Voor de toepassing van het Waarderingsmodel zal worden uitgegaan van de balans vande vennootschap op 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de toe-dan wel uittreding plaatsvindt, tenzij het Bestuur besluit de balans van de Vennootschapnaar de stand van de datum waarop de uittreding plaatsvindt te hanteren.(…)

6.Betaling (in)koopprijs bij uittreding6.1 Bij uittreding van een Partner wordt de (in)koopprijs van de Certificaten bij leveringdaarvan in contanten door de Vennootschap c.q. Candid Capital betaald.

6.2
In afwijking van het in lid 1 bepaalde is op verzoek van de Vennootschap c.q. CandidCapital uitgestelde betaling van de (in)koopprijs mogelijk onder de navolgendevoorwaarden:(i) betaling van de (in)koopprijs vindt plaats, indien de Vennootschap c.q. Candid Capitalaantoonbaar niet de liquide middelen beschikbaar heeft om de (in)koopprijs voor deCertificaten te betalen, in maximaal 5 (zegge: vijf) gelijke delen. Het eerste deel zal wordenbetaald ten tijde van de levering van de Certificaten, het tweede deel één jaar later, hetderde deel weer een jaar later, etc.(…)

8.8. Bijzondere aanbiedingsplicht8.1 Iedere Partner is verplicht zijn Certificaten binnen 5 dagen te koop aan te beiden aan deVennootschap in de volgende gevallen:a. opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst, managementovereenkomst /overeenkomst van opdracht of andere overeenkomst op grond waarvan de (uiteindelijkeaandeelhouder van de) Partner werkzaam is voor de Groep, dan wel het op andere wijzeeindigen van de hiervoor bedoelde overeenkomsten, dan wel van zijn werkzaamheden voorde Groep;)(…)hierna ieder voor zich te noemen een “Oorzaak”.

8.2
De koopprijs van op grond van een Oorzaak aangeboden Certificaten wordt bepaaldovereenkomstig het bepaalde in artikel 9.(…)

9.Leavers

9.1
Niettegenstaande het bepaalde in de artikelen 5, 6, 7 en 8 zal de (in)koopprijs van Certificaten op grond van het Waarderingsmodel:
a.
tussen de 10% en 30% van de bepaalde (in)koopprijs bedragen, indien sprake is van een Oorzaak als omschreven artikel 8.1 sub a en de betreffende in artikel 8.1 sub a bedoelde overeenkomst eindigt als een dringende reden als gedefinieerd in artikel 7:678 BW, afhankelijk van de omstandigheden;
b.
tussen de 50% en 70% van de bepaalde (in)kooprijs bedragen, indien sprake is van een Oorzaak als omschreven artikel 8.1 sub a en de betreffende in artikel 8.1 sub a bedoelde overeenkomst eindigt als gevolg van omstandigheden welke kunnen worden gekwalificeerd als een redelijke grond als gedefinieerd in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met h BW, afhankelijk van de omstandigheden;
c.
tussen de 50% en 100% van de bepaalde (in)kooprijs bedragen, indien sprake is van een Oorzaak als omschreven artikel 8.1 sub a en de betreffende in artikel 8.1 sub a bedoelde overeenkomst op initiatief van de Partner eindigt of wordt beëindigd voor het verlopen van de in artikel 4.1. bedoelde termijn, afhankelijk van de omstandigheden en de duur van het certificaathouderschap;
d.
tussen de 30% en 70% van de bepaalde (in)kooprijs bedragen, indien sprake is van een Oorzaak als omschreven artikel 8.1 sub a en de betreffende in artikel 8.1 sub a bedoelde overeenkomsten dan wel in het kader van zijn werkzaamheden overeengekomen non-concurrentie-, relatie-, anti-ronsel- en/of geheimhoudingsbeding overtreedt of heeft overtreden of evident is dat een Partner het gaat overtreden (inclusief het in dit Reglement opgenomen beperkende bedingen), afhankelijk van de omstandigheden;(…)
9.4
Met inachtneming van de hiervoor genoemde indicatieve percentages, stelt het Bestuur de daadwerkelijke (in)koopprijs vast van Certificaten op basis van het Waarderingsmodel, metinachtneming van het bepaalde in artikel 5.3.
2.6.
Ook is er een Toetredingsovereenkomst gesloten en een addendum op de Toetredingsovereenkomst. Hierin staat:
“Indien de managementovereenkomst tussen de Vennootschap en een Partner op het initiatief van de Vennootschap wordt beëindigd binnen de periode van 5 jaar na toetreding, met als uitgangspunt dat er sprake is van een zogenaamde “good leaver” omstandigheid en daarmee wordt bedoeld niet de omstandigheden zoals genoemd in artikel 8.1 sub e. tot en met o. van het Participatiereglement alsook niet de omstandigheden van artikel 9.1 sub a (dringende reden), sub b. (redelijke grond) en sub d. (inbreuk op o.a. non-concurrentiebepalingen), dan geldt in de plaats van het Participatiereglement, specifiek en alleen voor Partners (en de Houdster) dat de (in)koopprijs van Certificaten op grond van het Waarderingsmodel tussen de 50% en 70% van de bepaalde (in)koopprijs bedragen.”
2.7.
Verder is er met de vennootschappen van de oprichters afzonderlijk een identieke managementovereenkomst gesloten. Hierin staat:
5. Beperkende bepalingen5.1 De Management-B.V. en de Manager verbinden zich jegens de Vennootschap om tijdens deze Overeenkomst en gedurende de langere periode van (i) 2 jaar na het einde van de Overeenkomst; of (ii) 2 jaar nadat zij geen SRP Certificaten meer houdt dan wel niet meer actief betrokken in bij de Vennootschap, direct noch indirect, voor zichzelf noch voor anderen, om baat dan wel om niet, in welke vorm of hoedanigheid dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vennootschap:
het voor eigen rekening, voor rekening van een derde of in de hoedanigheid als werknemer of adviseur, verrichten van activiteiten die direct of indirect in welke vorm dan ook concurreren met of vergelijkbaar zijn met de huidige Opdracht en/of activiteiten van de Vennootschap en haar ondernemingen of betrokken te zijn dan wel een (financieel) belang te hebben bij een vennootschap of onderneming die zich bezig houdt met activiteiten die zich direct of indirect concurreren met de activiteiten van de Vennootschap binnen het gebied waar de Vennootschap actief is, rekening houdende met de gerechtvaardigde belangen van de Management-B.V. en de Manager;
klanten/opdrachtgevers van de Vennootschap ertoe te bewegen hun relatie met de Vennootschap of enige van haar ondernemingen te beëindigen, hen te benaderen teneinde hen met de Vennootschap of enige van haar ondernemingen concurrerende diensten en/of activiteiten aan te leveren (onder “klanten/opdrachtgevers” wordt verstaan: klanten/opdrachtgevers van de Vennootschap of enige van haar ondernemingen op de datum van het einde van deze Overeenkomst, of diegenen die minder dan een jaar daarvoor klanten/opdrachtgevers van de Vennootschap of enige van haar ondernemingen waren);”
2.8.
Tussen partijen is in 2020 een aantal geschillen ontstaan. Als gevolg daarvan is het bestuur van [bedrijf 1] vanaf maart 2020 overgenomen door drie andere personen (hierna: het nieuwe MT). Onder leiding van het nieuwe MT is een reorganisatie doorgevoerd waarbij Candid heeft besloten de banden met de oprichters met onmiddellijke ingang te verbreken. Het nieuwe MT heeft in september 2020 (tegen 1 november 2020) hun arbeidsovereenkomst met Candid opgezegd.
2.9.
Partijen hebben in september 2020 een mediation traject gevolgd dat heeft geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst van 30 oktober 2020 tussen enerzijds Candid en anderzijds XXS Holding en de oprichters. Hierin is onder andere opgenomen een beëindiging van de managementovereenkomsten met [naam 1] en [naam 2] en overdracht van de door hen gehouden Certificaten. De managementovereenkomst met PI werd niet beëindigd. Wel zouden nadere afspraken worden gemaakt over de door PI/ [gedaagde 2] te vervullen rol. Ook hield hij zijn Certificaten. [gedaagde 2] heeft zijn werkzaamheden voor [bedrijf 1] op 3 november 2020 hervat waarbij hij feitelijk de rol van
managing directorop zich nam.
2.10.
In het voorjaar van 2022 heeft Candid het Engelse Creature London Limited overgenomen en heeft [bedrijf 1] haar naam gewijzigd in [bedrijf 2] B.V.
2.11.
In datzelfde jaar is [gedaagde 2] een periode ziek geweest. In september 2022 is hij weer aan de slag gegaan. Relevant hierbij zijn de volgende e-mails tussen [naam 3] ( [naam functie 1] van Candid), [naam 4] ( [naam functie 2] bij Candid) en [gedaagde 2] :
e-mail 14 oktober 2022 van [naam 3] aan [gedaagde 2] :“Hi [gedaagde 2] , was goed je te zien eerder deze week en heel fijn dat je weer aan de slag gaat.
Zoals besproken bijgaand een opzet voor een tijdelijke aanpassing van het non-concurrentiebeding (overige bepalingen – waaronder relatiebeding en anti-rondel beding blijven zoals deze waren) in jouw managementovereenkomst gezien het beperkte aantal dagen dat je vooralsnog terug zal komen. Zodra we weer naar meer dagen per week kunnen gaan kunnen we ook weer naar de bepalingen zoals deze al waren. Zou jij nog kunnen aangeven welke concrete activiteiten jij voorziet naast [bedrijf 2] ? Dan kunnen we deze al benoemen. (…)”
e-mail 16 oktober 2022 van [gedaagde 2] aan [naam 3] :“Hi [naam 3] ,
Dat is geheel wederzijds en dank voor je mail. Zoals afgesproken, tref je bijgaand in rood een toevoeging en bij punt ii een overzicht van de werkzaamheden.
Internal & interior branding, brand consultancy en executive coaching. Deze werkzaamheden zal ik vanuit mijn eigen studio ( [naam studio] ) verrichten.
Daarnaast zal ik me aansluiten bij The Leading Society – het initiatief van [naam 1] .”
e-mail 31 oktober 2022 van [gedaagde 2] aan [naam 3] :“Goedemorgen [naam 3] ,
Ik heb je de geappt en gebeld maar krijg geen contact. Ik begrijp inmiddels dat je het nogal druk hebt en kan mij voorstellen dat onderstaande dan ook aan je aandacht ontsnapt is.
Voor de voortgang ga ik er zonder tegenbericht van uit dat het zo akkoord is. Ik ben inmiddels al gestart in lijn met onze afspraak en zal overeenkomstig mijn management fee vanaf oktober factureren.”
e-mail 31 oktober 2022 van [naam 3] aan [gedaagde 2] :“Hi [gedaagde 2] ,
Excuses – zie dat mijn reactie in ‘draft’ is blijven hangen…
Wat zijn de activiteiten van ‘The Leading Society’? Zijn de brand consultancy activiteiten niet concurrerend met [bedrijf 2] ? Zou je deze niet ook vanuit [bedrijf 2] kunnen doen?(…)
e-mail 31 oktober 2022 van [gedaagde 2] aan [naam 3] :“Hi [naam 3] ,
De brand consultancy trajecten zullen niet concurrerend zijn met [bedrijf 2] . Mocht ik voor iets benaderd worden waarbij dat wel het geval is, zal ik het uiteraard vanuit [bedrijf 2] oppakken. The Leading Society richt zich op veranderingsprocessen op het gebied van cultuur en leiderschap.”
2.12.
In een brief van 25 november 2022 aan PI met als onderwerp ‘beëindiging managementovereenkomst’ schrijft [naam 4] namens Candid onder meer:
“Zoals je weet gaat er een reorganisatie plaats vinden bij [bedrijf 2] . Het gaat al langer niet goed en we moeten kijken naar kostenbesparingen. In dat licht wil ik je laten weten dat we ook de managementovereenkomst tussen PI Communicatie-Advies B.V. en CANDID GROUP B.V. d.d. 12 juli 2019 beëindigen (…).”
2.13.
In de loop van februari 2023 heeft Candid besloten om de activiteiten van [bedrijf 2] per april 2023 te staken.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Candid verzoekt de rechtbank om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en samengevat weergegeven:
te verklaren voor recht dat PI gedurende de maanden vanaf 1 oktober (de rechtbank begrijpt 2022) tot 1 maart 2023 recht heeft op primair 2/5e deel van de bij de managementovereenkomst overeengekomen managementvergoeding, te weten
€ 4.800,- (excl. btw) per maand of subsidiair een managementvergoeding per maand door de rechtbank te bepalen;
te verklaren voor recht dat Candid de managementovereenkomst primair op 25
november 2022 rechtsgeldig heeft opgezegd tegen 1 maart 2023 en subsidiair op 6 december 2022 rechtsgeldig heeft opgezegd tegen 6 maart 2023, en meer subsidiair een opzegging tegen een dag door de rechtbank te bepalen;
[gedaagden] te veroordelen, binnen twee weken na betekening van het vonnis volledige medewerking te verlenen aan levering van de Certificaten, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag, en te verklaren voor recht dat XXS Holding gerechtigd is tot een (in)koopprijs voor de Certificaten van
primair€ 46.670,92,
subsidiair€ 140.012,75,
meer subsidiair€ 233.354,58;
te verklaren voor recht dat (a) Candid geen afstand heeft gedaan van de toepasselijkheid van de beperkende bedingen als bedoeld in artikel 5.1 van de managementovereenkomst en 17.1 van de SPA, en (b) dat de bedoelde beperkende bedingen onverkort van toepassing zijn op PI en [gedaagde 2] ;
[gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten.
3.2.
Candid stelt daartoe – kort gezegd – dat partijen afspraken hebben gemaakt dat [gedaagde 2] vanaf oktober 2022 nog maar twee dagen per week zou werken voor [bedrijf 1] . Als gevolg van de beëindiging is [gedaagde 2] – via PI - verplicht de Certificaten aan te bieden aan Candid, maar weigert hieraan mee te werken. Omdat [gedaagde 2] een
bad leaveris dient een korting plaats te vinden op de (in)koopprijs van de Certificaten.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De vordering van [gedaagden] is in de conclusie van eis in reconventie als volgt weergegeven. [gedaagden] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat weergegeven:
veroordeling van Candid tot betaling aan PI van € 37.100,- (excl. 21% btw) aan onbetaalde managementvergoeding over de periode oktober 2022 tot 1 april 2023, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2024;
te verklaren voor recht dat PI en [gedaagde 2] gerechtigd zijn om vanaf 1 april 2024 als werknemer of onafhankelijk zzp-er met een concurrent van Candid een arbeids- of managementovereenkomst aan te gaan en in dat kader gerechtigd zijn om als creative business consulant op zzp-basis werkzaamheden te verrichten op de Nederlandse reclamemarkt;
indien de primaire stelling dat [gedaagden] de Certificaten mocht houden niet zou slagen, te verklaren voor recht dat de prijs van de door XXS Holding gehouden Certificaten in Candid 100%, althans een door de rechtbank te bepalen percentage, van de waarde zal bedragen en een deskundige te benoemen die primair per datum balans 31 december 2021 en subsidiair per datum balans 31 december 2023 de waarde van de Certificaten zal vaststellen, en Candid te veroordelen tot betaling van dit bedrag aan XXS Holding waartegen levering van de Certificaten zal plaatsvinden, te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten.
3.6.
[gedaagde 2] betwist dat hij als
bad leaverbeschouwd kan worden en dat een korting op de (in)koopprijs van de Certificaten gerechtvaardigd is.
3.7.
Candid voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is aan de orde gekomen dat op de volgende onderwerpen niet langer verweer wordt gevoerd:
  • [gedaagden] verzet zich niet langer tegen overdracht van de Certificaten;
  • [gedaagden] stemt in met beëindiging van de managementovereenkomst per 1 maart 2023;
  • Er wordt geen verweer meer gevoerd tegen een waardering van de Certificaten met als peildatum de balansdatum 31 december 2022;
  • Partijen stemmen ermee in dat voor de waardering van de certificaten kan worden aangesloten bij het rapport van BDO, zij het dat [gedaagden] van BDO schriftelijk een bevestiging wil ontvangen dat de waardering inderdaad door BDO is uitgevoerd.
4.3.
Voor zover nodig beschouwt de rechtbank de gewijzigde standpunten als een wijziging van eis.
managementvergoeding
4.4.
Candid stelt dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde 2] vanaf 1 oktober 2022 nog maar voor twee dagen per week werkzaamheden zou verrichten voor [bedrijf 1] . De voor deze werkzaamheden verschuldigde managementvergoeding bedraagt € 4.800,-. Ter ondersteuning hiervan verwijst Candid naar de e-mails tussen 14 oktober 2022 en 26 januari 2023 (zie onder 2.11).
4.5.
[gedaagden] betwist dat er overeenstemming is bereikt over de aanpassing naar twee dagen per week. De teruggang in dagen hing samen met de voorwaarde dat de beperkende bedingen uit de overeenkomsten zouden worden aangepast om [gedaagde 2] in de gelegenheid te stellen de overige drie dagen in de week (niet-concurrerende) werkzaamheden te verrichten. Candid heeft deze afspraak nooit bevestigd, ondanks pogingen daartoe van [gedaagde 2] . Dat betekent dat de afspraak nooit is gemaakt en dat PI recht heeft op het volle bedrag aan managementvergoeding, aldus [gedaagden]
4.6.
Uit de emailcorrespondentie tussen partijen volgt dat zij het erover eens waren dat [gedaagde 2] vanaf oktober 2022 twee dagen per week werkzaamheden zou verrichten voor [bedrijf 1] en dat het hem de overige dagen vrij stond niet-concurrerende werkzaamheden te verrichten. De rechtbank maakt uit de correspondentie op dat de vraag van Candid aan [gedaagde 2] om nader te specificeren welke werkzaamheden hij naast zijn werk voor Candid zou verrichten, ertoe diende te kunnen toetsen of die werkzaamheden inderdaad niet-concurrerend waren. Het klopt dat Candid op die nadere specificatie door [gedaagde 2] – ondanks verzoek daartoe – niet meer heeft gereageerd en het is voorstelbaar dat [gedaagde 2] graag van Candid de bevestiging kreeg dat zij de door hem te verrichten werkzaamheden niet als concurrerend zag. In zoverre was het netjes geweest als Candid op de verzoeken van [gedaagde 2] had gereageerd. Dat een reactie uitbleef betekent evenwel niet dat de afspraak niet is gemaakt. [gedaagde 2] had met andere woorden gewoon aan het werk kunnen gaan. Dat ook [gedaagde 2] ervan uitging dat de afspraak was gemaakt vindt bovendien steun in de omstandigheid dat [gedaagde 2] daaraan ook uitvoering heeft gegeven door voor de maand oktober 2022 twee dagen per week te factureren.
4.7.
Bij deze stand van zaken is het bepaalde in artikel 2.7 van de managementovereenkomst, op grond waarvan geen recht bestaat op een vergoeding indien niet wordt gewerkt, niet relevant en wordt niet toegekomen aan het daarmee samenhangende beroep van [gedaagde 2] op artikel 6:23 BW. De conclusie is dat [gedaagde 2] recht heeft op een managementvergoeding voor twee dagen per week vanaf 1 oktober 2022 tot 1 maart 2023. Candid stelt – onbetwist door [gedaagde 2] – dat zij het daarvoor verschuldigde bedrag van
€ 4.800,- aan [gedaagde 2] heeft voldaan. Dit betekent dat de vordering in reconventie onder i en in het verlengde daarvan (wegens gebrek aan belang) de vorderingen in conventie onder i en ii worden afgewezen.
beperkende bedingen
4.8.
Ten aanzien van de beperkende bedingen opgenomen in artikel 17.1 SPA en artikel 5.1 van de managementovereenkomst geldt dat partijen het erover eens zijn dat daarvan geen afstand is gedaan. Candid stelt dat de beperkende bedingen uit de managementovereenkomst gelden voor twee jaar vanaf het moment dat de Certificaten zijn verkocht. Zij verwijst hiervoor naar artikel 5.1 van de managementovereenkomst. Omdat de Certificaten nog steeds niet zijn verkocht, betekent dit volgens Candid dat de termijn nog niet is aangevangen. Conform artikel 17.1.2 van de SPA blijven de beperkende bedingen uit de SPA van kracht tot drie jaar na afloop van de managementovereenkomst. Verder geldt de uitzondering van artikel 17.1.2. van de SPA dat [gedaagde 2] na 1 jaar na beëindiging van de managementovereenkomst als werknemer of zzp’er in dienst mag treden van een concurrent van Candid. [gedaagden] stelt daarentegen dat het de bedoeling van partijen is geweest dat de termijn van zowel de managementovereenkomst als de SPA aanvangt na feitelijke beëindiging van de managementovereenkomst. Bovendien is het beroep van Candid op de beperkende bedingen volgens [gedaagden] in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
4.9.
Voor de beoordeling van dit geschilpunt moet de rechtbank vaststellen wat partijen zijn overeengekomen. Bij de uitleg van bepalingen in een overeenkomst geldt volgens vaste rechtspraak dat de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet alleen kan worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. Bij de uitleg dient eveneens acht te worden geslagen op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zogenoemde Haviltex-criterium).
4.10.
Artikel 17.1.2. van de SPA hanteert als aanvangsmoment
“(…) three (3) years following the Completion Date or (…) following the end of being operationally involved with the Purchaser’s Group through (…)a management agreement, whichever the latest (…)”. Aldus is het aanvangsmoment het moment dat de managementovereenkomst is geëindigd. Artikel 5.1 van de managementovereenkomst hanteert het moment
“(i) 2 jaar na het einde van de Overeenkomst; of (ii) 2 jaar nadat zij geen SRP Certificaten meer houdt dan wel niet meer actief betrokken is bij de Vennootschap (…)”.
4.11.
Beide bedingen sluiten dus aan bij het einde van de managementovereenkomst, waarbij de managementovereenkomst nog een alternatief noemt van twee jaar na overdracht van de Certificaten. De rechtbank ziet geen aanleiding aan te sluiten bij dat alternatief. Van belang daarbij is dat artikel 8 van het Participatiereglement een verplichting bevat om de Certificaten binnen 5 dagen te koop aan te bieden in – onder andere – het geval van opzegging van de managementovereenkomst. Kennelijk hebben partijen – zoals [gedaagden] ook betoogt – bedoeld een koppeling aan te brengen tussen het beëindigen van de managementovereenkomst en de aanbieding van de Certificaten en daarmee van de aanvang van de termijn voor de beperkende bedingen. Onder de huidige omstandigheden is dat uit elkaar gaan lopen, doordat partijen het niet eens werden over overdracht van de Certificaten. Dat betekent nog niet dat daarmee het oorspronkelijke uitgangspunt dat de beperkende bedingen een aanvang nemen op het moment van het einde van de managementovereenkomst of de daarmee normaal gesproken nagenoeg samenvallende overdracht van de Certificaten is verlaten. De door Candid bepleite uitleg zou bovendien tot de onwenselijke situatie leiden dat Candid door te weigeren de Certificaten over te nemen volledig zelf in de hand zou hebben wanneer de termijn van de beperkende bedingen een aanvang neemt. Met een dergelijke uitleg hoefde [gedaagden] in redelijkheid geen rekening te houden. De rechtbank knoopt voor de start van de twee en driejaarstermijn van de beperkende bedingen daarom aan bij het einde van de managementovereenkomst.
4.12.
Het voorgaande betekent dat de termijn die geldt voor de beperkende bedingen start op 1 maart 2023. In het verlengde daarvan betekent dit dat de beperkende bedingen uit de managementovereenkomst per 1 maart 2025 niet meer gelden en dat de beperkende bedingen uit de SPA aflopen per 1 maart 2026. [gedaagden] heeft, voor zover de bedingen nog gelden, een beroep gedaan op de (derogerende) werking van de redelijkheid en billijkheid inhoudende dat het onaanvaardbaar is om tot op heden aan de beperkende bedingen gehouden te worden. Ter onderbouwing daarvan heeft [gedaagden] aangegeven dat [gedaagde 2] inmiddels al bijna drie jaar weg is bij Candid en dat er met dat tijdsverloop geen bedreiging meer is voor Candid in relatie tot haar klanten. Daarnaast heeft Candid alle activiteiten van [bedrijf 1] stopgezet in Nederland. Candid heeft dus geen belang meer om [gedaagden] aan de beperkende bedingen te houden.
4.13.
De SPA is gesloten tussen Candid en XXS Holding. Dat betekent dat het gaat om de vraag of Candid jegens XXS Holding een beroep kan doen op de beperkende bedingen uit deze overeenkomst, waarbij geldt dat de feitelijke werkzaamheden werden verricht door [gedaagde 2] . Dat [gedaagde 2] al bijna drie jaar weg is bij Candid en dat er al die tijd geen concurrerende werkzaamheden zijn verricht, betekent niet dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Candid XXS Holding nog aan de beperkende bedingen wenst te houden. Partijen zijn zelf in de SPA een termijn van drie jaar overeengekomen. Het tot op heden niet verrichten van concurrerende werkzaamheden is daarmee dus in overeenstemming. Een termijn van drie jaar is daarnaast niet dusdanig dat het alleen al om die reden onaanvaardbaar zou zijn XXS Holding daaraan te houden. Daarbij geldt ook dat Candid betwist dat zij geen belang heeft om XXS Holding aan de bedingen te houden. Candid heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de activiteiten weliswaar zijn stopgezet binnen [bedrijf 1] , maar dat deze zijn voortgezet door andere vennootschappen binnen de Candid Group. Dit betekent dat XXS Holding tot 1 maart 2026 is gehouden aan de beperkende bedingen uit de SPA.
Certificaten
4.14.
Candid stelt primair dat zij op grond van artikel 9.4 van het Participatiereglement volledig discretionair de inkoopprijs mag vaststellen. In dit geval zou dat uitkomen op 10% van de waarde. De rechtbank volgt deze lezing van artikel 9.4 niet nu er geen enkele steun is te vinden voor de stelling dat partijen hebben bedoeld een dergelijke discretionaire bevoegdheid overeen te komen. Gelet op de verwijzing in dit artikelonderdeel naar de in de voorgaande leden genoemde indicatieve percentages brengt een redelijke uitleg mee dat het bestuur bevoegd is in de daar genoemde gevallen binnen de bandbreedte van de daarmee corresponderende percentages de (in)koopprijs vast te stellen. Hetgeen overigens niet afdoet aan de verplichting van het bestuur om een en ander deugdelijk te motiveren (waarover later in dit vonnis meer). Dit betekent dat er voor de waardebepaling gekeken moet worden naar artikel 9.1 van het Participatiereglement.
a.
geen dringende reden
4.15.
Candid stelt dat de (in)koopprijs van de Certificaten 10% van de waarde is en verwijst hiervoor naar artikel 9.1 sub a van het Participatiereglement. Volgens Candid is [gedaagde 2] onbekwaam en ongeschikt om de bedongen diensten te verrichten als bedoeld in artikel 7:678 lid 2 onder b en k BW. Zij onderbouwt dit door te wijzen op de neerwaartse spiraal waarin [bedrijf 1] onder leiding van [gedaagde 2] terecht is gekomen met als gevolg een negatieve EBITDA in 2022 en op door [gedaagde 2] gemaakte budgetten en prognoses die niet zijn gehaald. Candid had dan ook geen andere keuze dan de activiteiten van [bedrijf 1] te staken. Daarnaast laten volgens Candid ook de (intercollegiale) management skills van [gedaagde 2] te wensen over.
4.16.
Tegen de achtergrond van de zeer uitgebreide en gemotiveerde betwisting van [gedaagden] verwerpt de rechtbank het beroep op artikel 9.1 sub a van het Participatiereglement.
4.17.
Dat [gedaagde 2] onbekwaam en ongeschikt was wordt weersproken door meerdere lovende verklaringen van klanten van [bedrijf 1] over [gedaagde 2] . Zo stelt Candid dat onder meer het Rode Kruis een ‘zeer ontevreden klant’ was, terwijl [gedaagde 2] een verklaring van het Rode Kruis heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij tot aan het vertrek van [gedaagde 2] juist ‘zeer tevreden (is) geweest’ en dat zij zich volledig ‘niet herkent’ in de uitspraak van Candid. Ook uit verklaringen van andere klanten blijkt dat deze tevreden waren over de werkzaamheden van [gedaagde 2] . Uit verschillende persberichten blijkt voorts dat [gedaagde 2] erin is geslaagd meerdere nieuwe klanten binnen te halen.
4.18.
Daarbij komt dat Candid tot aan het moment dat onenigheid ontstond over de beëindiging van de relatie en in het verlengde daarvan de prijs voor de Certificaten nooit richting [gedaagde 2] heeft gecommuniceerd dat zij niet tevreden was over zijn werkzaamheden. Integendeel, in WhatsApp gesprekken geven de [naam functie 2] van Candid, [naam 3] en [naam 4] , er juist blijk van zeer tevreden te zijn. Bijvoorbeeld een WhatsApp gesprek op 14 juni 2021 waarin [naam 4] schrijft:
“Wow wat gaaf! Mooie kans. Goeie reactie ook. Trots op je!”En op 20 september 2021:
“Prachtig werk van het Rode Kruis! Diepe buiging”En [naam 3] schrijft op 29 april 2022:
“Top gedaan met BCC. Hele mooie en knappe win”. Ook bij de beëindiging van de managementovereenkomst heeft Candid met geen woord gerept over vermeend disfunctioneren van [gedaagde 2] . De relatie werd beëindigd uit kostenoverwegingen (zie hiervoor 2.12).
4.19.
De verwijzing van Candid naar negatieve resultaten van [bedrijf 1] is in het licht van het voorgaande onvoldoende, temeer daar [gedaagden] heeft gewezen op alternatieve oorzaken. Zo heeft [gedaagden] erop gewezen dat onder klanten en personeel onrust is ontstaan door de kortstondige aanstelling van het nieuwe MT (zie hiervoor 2.8) en de onder hun leiding doorgevoerde reorganisatie. Verder brak in die periode corona uit en heeft [gedaagden] gewezen op verschillende strategische beslissingen van Candid die negatief zijn uitgevallen voor [bedrijf 1] . Candid hecht veel waarde aan een brief van [gedaagde 2] aan zijn advocaten in reactie op de dagvaarding, waarin [gedaagde 2] heeft geschreven: ‘
is nooit MD geweest en vind zichzelf ook niet geschikt als MD.’ In het licht van het voorgaande en hetgeen overigens in deze (23 pagina’s tellende) brief is geschreven is deze zinsnede volstrekt uit zijn verband gerukt en kunnen daaraan niet de door Candid getrokken conclusies worden verbonden.
4.20.
De conclusie is dat het negatieve beeld dat Candid van [gedaagde 2] heeft geprobeerd te schetsen in het licht van hetgeen partijen hebben aangevoerd ongeloofwaardig is te noemen. Het voorgaande schuurt des te meer nu [bedrijf 1] – onbetwist – in de 23 jaar voor de overname onder leiding van [gedaagde 2] altijd succesvol is geweest. Omdat Candid gelet op de gemotiveerde betwisting onvoldoende heeft gesteld ter onderbouwing van haar beroep op artikel 9.1 sub a van het Participatiereglement wordt het bewijsaanbod tot het horen van getuigen gepasseerd.
b.
geen overtreding van bedingen
4.21.
Meer subsidiair stelt Candid dat de waarde van de (in)koopprijs voor de Certificaten 30% is op grond van artikel 9.1 sub d van het Participatiereglement. Candid heeft hiertoe aangevoerd dat uit de opstelling van [gedaagden] volgt dat hij de overeengekomen beperkende bedingen zal gaan overtreden. Specifiek gaat het om artikel 5.1 van de managementovereenkomst en artikel 17.1 SPA.
4.22.
Ter onderbouwing hiervan verwijst Candid naar de domeinnamen < [internetsite 1] > en < [internetsite 2] > die zijn geregistreerd op 30 december 2021 door de echtgenote van [gedaagde 2] . Uit deze domeinnamen en het hostingpakker dat in december 2022 is aangevraagd blijkt dat [gedaagde 2] hiermee heeft bedoeld om concurrerende activiteiten te verrichten, aldus Candid.
4.23.
Ook deze stelling is door [gedaagde 2] voldoende gemotiveerd betwist. Zo blijkt uit het mailverkeer tussen partijen dat [gedaagde 2] meerdere malen uitleg aan Candid heeft gegeven over de werkzaamheden die hij wil gaan doen naast de werkzaamheden voor Candid. Uit dit mailverkeer blijkt tevens dat de werkzaamheden van [gedaagde 2] niet concurrerend zouden zijn met die van Candid. Ten aanzien van de twee domeinnamen heeft [gedaagde 2] aangevoerd dat deze zien op het hobbymatig werken aan motoren. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde 2] een foto van een garage overgelegd met de letters ‘ [naam studio] ’ aan de muur. Hierop zijn tevens motoren en allerlei gereedschap te zien. Aldus blijkt voldoende duidelijk dat er geen overtreding is geweest van de bedingen, laat staan dat sprake is van een dreigende overtreding van de bedingen.
c.
geen redelijke grond
4.24.
Candid stelt meer subsidiair dat de waarde van de Certificaten op grond van artikel 9.1. sub b van het Participatiereglement 50% dient te zijn. Volgens Candid is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub d tot en met h BW als gevolg van ongeschiktheid en verwijtbaar handelen van [gedaagde 2] . Zoals in 4.16 en verder al is overwogen, heeft Candid een vermeend disfunctioneren van [gedaagde 2] onvoldoende gemotiveerd. Dat betekent dat zij zich niet kan beroepen op artikel 9.1 sub b van het Participatiereglement.
d.
omstandigheden van het geval
4.25.
Tot slot voert Candid aan dat partijen bij het addendum op de Toetredingsovereenkomst (zie 2.6) zijn afgeweken van artikel 9.1 sub c van het Participatiereglement in die zin dat als binnen vijf jaar de managementovereenkomst wordt opgezegd en de situaties in artikel 9.1 onder b en d zich niet voordoen, de bandbreedte niet tussen de 50% en de 100% ligt, maar tussen de 50% en de 70%. In het laatste geval dient er tevens sprake te zijn van een
good leaver.[gedaagden] kan volgens Candid dus nooit meer dan 70% krijgen in de gevallen dat er sprake is van een
good leaver.Nu [gedaagden] in het onderhavige geval door Candid wordt gekwalificeerd als een
bad leaverligt het in de rede dat het percentage maximaal 50% kan zijn, aldus Candid.
4.26.
Anders dan Candid stelt, dient er niet uit te worden gegaan van een percentage tussen de 50% en de 70%. Het artikel uit het addendum op de Toetredingsovereenkomst ziet op de gevallen waarin er sprake is van een
good leaver.Volgens de eigen stellingen van Candid is daar nou juist geen sprake van. De rechtbank ziet in het in dat artikel bepaalde geen aanwijzing voor de door Candid bepleite uitleg van artikel 9.1 sub c van het Participatiereglement dat in dit geval de daar genoemde ondergrens van 50% van toepassing is.
4.27.
Het voorgaande betekent dat artikel 9.1 sub c gelet op het beëindigen van de managementovereenkomst binnen vijf jaar van toepassing is. De (in)koopprijs van de Certificaten dient daarom te worden vastgesteld overeenkomstig het waarderingsmodel waarbij een bandbreedte tussen de 70% en 100% van de vastgestelde waarde van toepassing is. Binnen die bandbreedte is Candid bevoegd, zoals zij terecht aanvoert, de waarde vast te stellen op een bepaald percentage. Die bevoegdheid laat evenwel onverlet dat de rechtbank vervolgens dient te toetsen of Candid, gelet op de motivering van haar besluit, in redelijkheid tot dit percentage heeft kunnen komen. Candid heeft de ondergrens van 50% aangehouden gelet op het vermeende disfunctioneren van [gedaagde 2] . Uit het voorgaande blijkt al dat de onderbouwing daarvan te mager is om daaraan het door Candid gewenste rechtsgevolg te verbinden. Dat betekent dat, zoals [gedaagden] heeft aangevoerd, Candid niet in redelijkheid tot dit percentage heeft kunnen besluiten. Het in conventie onder iii gevorderde zal daarom in zoverre worden afgewezen. Daarmee komt de rechtbank ook toe aan de beoordeling van de door [gedaagden] in reconventie gevorderde waarde van de Certificaten van 100%, althans een door de rechtbank te bepalen percentage.
4.28.
Zoals hiervoor al is overwogen zijn er geen omstandigheden te noemen in het functioneren van [gedaagde 2] die een percentage van 50% rechtvaardigen. Uitgangspunt is dan ook dat [gedaagde 2] goed heeft gefunctioneerd. Tegelijkertijd is wel van belang dat [bedrijf 1] onder leiding van [gedaagde 2] slechte financiële resultaten heeft geboekt. [gedaagde 2] zou als
managing directorvan [bedrijf 1] en certificaathouder van Candid profiteren van groei van de onderneming maar tegenvallende resultaten hebben ook zijn weerslag op de waarde van de Certificaten. Verder is ook de duur van de managementovereenkomst en het certificaathouderschap van [gedaagde 2] , een periode van iets meer dan 2,5 jaar, van belang. Dit is korter dan partijen hadden beoogd, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een drukkend effect op de waarde moet hebben. Deze omstandigheden in samenhang gezien maken dat de rechtbank een percentage van 75% redelijk acht.
4.29.
Concluderend zal de vordering in conventie onder iii en in reconventie onder iii in samenhang bezien worden toegewezen in die zin dat voor recht wordt verklaard dat de prijs van de Certificaten 75% van de waarde bedraagt zoals door BDO is vastgesteld in het
Valuation Report Candid Group B.V.van 27 januari 2023. De rechtbank ziet geen aanleiding Candid te veroordelen tot het verstrekken van de door [gedaagden] gevraagde schriftelijke bevestiging dat BDO deze waardering daadwerkelijk heeft vastgesteld nu er geen aanknopingspunten zijn gesteld of gebleken dat daaraan getwijfeld dient te worden.
afsluitende overwegingen
4.30.
Candid heeft aangegeven dat zij wellicht onvoldoende liquide middelen heeft om de inkoopprijs te voldoen. Zij heeft hierbij verwezen naar artikel 6.2 van het Participatiereglement waarin staat dat, indien zij de koopprijs van de Certificaten niet kan betalen, betaling in dat geval in vijf gelijke delen plaats moet vinden.
Daargelaten dat Candid dit niet heeft onderbouwd staat, anders dan Candid lijkt te veronderstellen, het onderhavige vonnis niet in de weg aan een beroep op artikel 6.2 van het Participatiereglement. Dit artikel gaat immers alleen over de wijze van betaling. Na het wijzen van vonnis kan Candid daar desgewenst een beroep op doen.
4.31.
Candid heeft tot slot betoogd dat zij niet gehouden is de Certificaten (in) te kopen, omdat het in deze procedure louter zou gaan om een aanbiedingsplicht voor de door XXS Holding gehouden Certificaten. Met andere woorden heeft Candid geen afnameverplichting, maar XXS Holding wel een aanbiedingsverplichting. De rechtbank volgt Candid hierin niet. Niet alleen staat als onbetwist vast dat de Certificaten al zijn aangeboden, waardoor een dergelijke vordering zou stranden wegens gebrek aan belang, bovendien staat deze stelling haaks op hetgeen Candid vordert, een veroordeling medewerking te verlenen aan
leveringvan de Certificaten op straffe van een dwangsom. XXS Holding zou aan een veroordelend vonnis niet
kunnenvoldoen indien Candid zou weigeren de Certificaten af te nemen.
4.32.
[gedaagden] heeft wettelijke rente gevorderd. De wettelijke rente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.33.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat XXS Holding tot 1 maart 2026 gehouden is aan de beperkende bedingen opgenomen in artikel 17.1 de SPA,
in conventie en reconventie
5.2.
verklaart voor recht dat de door XXS Holding gehouden Certificaten in Candid 75% van de waarde bedraagt zoals door BDO is vastgesteld in het
Valuation Report Candid Group B.V.van 27 januari 2023,
5.3.
veroordeelt XXS Holding om binnen twee weken na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan levering van de Certificaten aan Candid tegen een door Candid te betalen (in)kooprijs ter hoogte van de in 5.2 genoemde waarde aan XXS Holding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2024 tot aan de algehele dag van voldoening,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Singeling, rechter, bijgestaan door mr. S.C.C. Valk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.