ECLI:NL:RBAMS:2025:3577

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
1 juni 2025
Zaaknummer
C/13/768646 / KG ZA 25-336
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen commanditaire vennoten over de verdeling van winst en rechtsgeldigheid van besluiten

In deze zaak, die op 30 mei 2025 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen verschillende commanditaire vennoten over de verdeling van de door investeringen behaalde winst. De eisers, bestaande uit de erven van de voormalige bestuursleden van de Stichting Beheer Mayflower Project, vorderen dat de commanditaire vennootschap (CV) en de Stichting hoofdelijk worden veroordeeld om uitvoering te geven aan een besluit van de vennotenvergadering. Dit besluit houdt in dat het voorstel van de eisers om een schikkingsvoorstel te aanvaarden, moet worden geaccepteerd. De eisers stellen dat er gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het voorstel zou worden aanvaard, gezien de meerderheid van stemmen tijdens de vergadering. De gedaagden, waaronder de Stichting en de CV, voeren echter aan dat de vergadering niet bevoegd was om een dergelijk besluit te nemen en dat de Stichting niet verplicht is om het voorstel te accepteren.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisers geen spoedeisend belang hebben bij hun vordering, omdat de vergadering niet bevoegd was om besluiten te nemen over uitkeringen aan de vennoten. De rechter heeft vastgesteld dat de Stichting voorafgaand aan de vergadering duidelijk heeft gemaakt dat de stemrondes bedoeld waren als peiling en dat de uitkomst niet bindend was. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, en de rechter heeft beide partijen in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis benadrukt het belang van de bevoegdheden van de vennootschap en de rol van de bestuursleden in de besluitvorming.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/768646 / KG ZA 25-336 VVV/EB
Vonnis in kort geding van 30 mei 2025
in de zaak van
1.
DE ERVEN VAN [erflaatster] ,vertegenwoordigd door gevolmachtigd erfgenaam
[eiser 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats 5] ,
6.
[eiser 6],
wonende te [woonplaats 6] ,
7.
[eiser 7],
wonende te [woonplaats 7] ,
8.
[eiser 8],
wonende te [woonplaats 8] ,
9.
[eiser 9],
wonende te [woonplaats 9] ,
10.
[eiser 10],
wonende te [woonplaats 10] ,
11.
[eiser 11],
wonende te [woonplaats 11] ,
12.
[eiser 12],
wonende te [woonplaats 11] ,
13.
[eiser 13],
wonende te [woonplaats 11] ,
eisers bij dagvaarding van 7 mei 2025,
advocaat mr. J. Wareman te Utrecht,
en

1.[eiser 14] ,

wonende te [woonplaats 12]
2.
[eiser 15],
wonende te [woonplaats 13] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PARAMIRA BEHEER B.V.,
gevestigd te [woonplaats 17] ,
4.
[eiser 17],
wonende te [woonplaats 14] ,
5.
[eiser 18],
wonende te [woonplaats 15] ,
6.
[eiser 19],
wonende te [woonplaats 16] ,
7.
[eiser 20],
wonende te [woonplaats 17]
8.
[eiser 21],
wonende te [woonplaats 18] ,
9.
[eiser 22],
wonende te [woonplaats 19] ,
10.
[eiser 23],
wonende te [woonplaats 20] ,
11.
[eiser 24],
wonende te [woonplaats 21] ,
12.
[eiser 25],
wonende te [woonplaats 22] ,
13.
[eiser 26],
wonende te [woonplaats 23] ,
14.
[eiser 27],
wonende te [woonplaats 24] (Canada),
15.
[eiser 28],
wonende te [woonplaats 11] ,
16.
[eiser 29],
wonende te [woonplaats 25] ,
eisers in tussenkomst,
advocaat mr. C.J. van Dijk te Ede,
tegen
1. de stichting
STICHTING BEHEER MAYFLOWER PROJECT,
gevestigd te Maartensdijk, gemeente De Bilt,
2. de commanditaire vennootschap
MAYFINANCE C.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. F.B. Corpeleijn te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ook wel de [eisers bij dagvaarding] worden genoemd en eisers in tussenkomst de [eisers in tussenkomst] . Gedaagden zullen gezamenlijk Mayflower worden genoemd en afzonderlijk de Stichting en de CV.

1.De procedure

Op de zitting van 15 mei 2025 heeft de [eisers in tussenkomst] verzocht tussen te mogen komen. Eisers en gedaagden hadden geen bezwaar tegen die tussenkomst. Het verzoek is toegewezen.
Vervolgens hebben de [eisers bij dagvaarding] en [eisers in tussenkomst] een toelichting gegeven op hun vorderingen, zoals die zijn omschreven in de dagvaarding en akte vermeerdering van eis respectievelijk de conclusie van tussenkomst. Mayflower heeft verweer gevoerd overeenkomstig de tevoren ingediende conclusie van antwoord. Alle partijen hebben producties ingediend en gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die aan het procesdossier zijn toegevoegd.
Ter zitting waren aanwezig:
  • aan de zijde van [eisers bij dagvaarding] : [naam 1] (vertegenwoordiger van eisers 1), en mr. Wareman;
  • aan de zijde van [eisers in tussenkomst] : [eiser 14] , [eiser 15] , [eiser 18] , [eiser 24] en [eiser 25] (beiden lid van de Commissie van Toezicht op de CV), [eiser 29] en mr. C.J. van Dijk;
  • aan de kant van Mayflower: [naam 2] en [naam 3] (bestuurders van de Stichting), met mr. Corpeleijn.
Vonnis is uiteindelijk bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De CV is aangegaan bij notariële akte van 19 juni 1981, met als doel het behalen van rendement voor de commanditaire vennoten door het investeren van de door hen ingelegde gelden in onroerend goed in het Mayflowergebied, nabij [locatie] , Verenigde Staten. In de akte van oprichting staan onder meer de volgende bepalingen:
“(…)
LIQUIDATIE
ARTIKEL I5
1. Bij beëindiging van de vennootschap ten aanzien van alle vennoten wordt deze vereffend door de beherend vennoot of door een door de overige vennoten aan te wijzen vereffenaar. De vereffening geschiedt onder toezicht van het College van Toezicht.
2. Uit de te gelde gemaakte aktiva zullen alle schulden en kosten worden voldaan. Uit hetgeen daarna nog resteert zal aan de vennoten, voorzover mogelijk, het saldo van hun winstrekening en vervolgens, voorzover mogelijk hun deelname in het kapitaal, worden uitgekeerd, waarna het overschot onder hen zal worden verdeeld overeenkomstig het in deze akte bepaalde.
ARBITRAGE
Artikel 16
1. Alle geschillen, ook die welke slechts door één der partijen, haar erfgenamen of rechtverkrijgenden als zodanig worden beschouwd, welke mochten ontstaan naar
aanleiding van of in verband met de bepalingen van deze akte, of in welke vorm ook terzake van deze vennootschap, zowel die van juridische als die van feitelijke aard zullen, voor zover de beslechting daarvan door deze akte niet aan een ander is opgedragen, dan
wel anders is geregeld, met uitsluiting van de gewone rechterlijke macht ter beslissing worden onderworpen aan drie scheidslieden;
(…)
5. Door de onderhavige arbitrale clausule wordt niet uitgesloten de bevoegdheid van partijen om zich voor spoedeisende aangelegenheden te wenden tot de President van de rechtbank in kort geding en om over te gaan tot het nemen van conservatoire gerechtelijke
maatregelen en middelen om die in stand te houden.”
2.2.
De Stichting is de beherend vennoot van de CV.
2.3.
Het onroerend goed in de Verenigde Staten is alweer geruime tijd geleden met winst verkocht. Er is nu nog ongeveer € 14 miljoen te verdelen onder de circa 180 commanditaire vennoten en participanten. Zodra dat is gebeurd, zullen de CV en de Stichting worden opgeheven. Dat is tot dusver nog niet gelukt, omdat er binnen de CV discussie bestaat over de verdeelsleutel. Die discussie gaat over het volgende.
2.4.
Van 2008 tot 2013 was [naam 4] de drijvende kracht achter het Mayflower-project. Hij was [naam functie] van de CV en tevens commanditaire vennoot. Hij had in feite de volledige zeggenschap binnen de Stichting, de CV en op de vergadering van vennoten en participanten, door in algemene bewoordingen gestelde volmachten die hem waren verleend door de commanditaire vennoten.
2.5.
Na de aanvankelijke kapitaalinbreng waarbij alle commanditaire vennoten een belang hadden verworven, heeft de CV onder leiding van [naam 4] nog aanvullende investeringen opgehaald. [naam 4] heeft zelf nog flink aanvullend kapitaal ingebracht, naar later door de rechter is vastgesteld meer dan de CV nodig had. De toenmalige bestuursleden en een paar andere vennoten hebben ook nog aanvullend kapitaal ingebracht. [naam 4] heeft nagelaten de anderen te waarschuwen dat hij door zijn aanvullende investering zijn aandeel in de kapitaalrekening disproportioneel zou vergroten ten koste van hen, wat hij wel wist of moest weten, zo is later in rechte vastgesteld. Hij beschikte als enige over kennis met betrekking tot de financiële toestand van de CV en de (intrinsieke) waardeontwikkeling van het Mayflowerproject.
2.6.
Bij beschikking van 24 juli 2013 heeft de rechtbank Rotterdam, op verzoek van een aantal commanditaire vennoten, de toenmalige bestuurders van de Stichting ontslagen omdat – kort gezegd – zij hadden toegestaan dat van een gezonde wisselwerking tussen de Stichting als beherend vennoot en de commanditaire vennoten geen sprake was en zij niet hadden gezorgd voor een goede taakvervulling van de Stichting. Die uitspraak is in hoger beroep bekrachtigd. In plaats van de ontslagen bestuurders zijn mr. [naam 5] en [naam 6] benoemd tot voorzitter respectievelijk bestuurslid van de Stichting.
2.7.
Onder het nieuwe bestuur heeft de Stichting (i) [naam 4] in augustus 2013 geschorst en in november 2013 ontslagen, (ii) werk gemaakt van de verkoop van de gronden waarin was belegd en (iii) [naam 4] in rechte betrokken voor de disproportionele verwatering van de aandelen. Bij vonnis van 9 januari 2019 heeft de rechtbank Rotterdam de CV partieel ontbonden, aldus dat die met ingang van de vonnisdatum eindigt ten opzichte van [naam 4] en blijft voortbestaan tussen de Stichting en de overige commanditaire vennoten, en verder onder meer bepaald dat het aandeel van [naam 4] in het kapitaal van de CV zal vervallen aan de CV. Dat oordeel is in hoger beroep in stand gebleven.
2.8.
Eisers, de [eisers bij dagvaarding] , omvat (erfgenamen van) de voormalige bestuursleden van de Stichting die zijn ontslagen wegens wanbeheer. De [eisers in tussenkomst] vindt het niet redelijk dat de [eisers bij dagvaarding] een even groot aandeel in de winst uitgekeerd krijgt als de andere vennoten, gezien het wanbeheer van de voormalige bestuurders. De [eisers in tussenkomst] vindt het ook onverteerbaar dat de [eisers bij dagvaarding] zou mogen meeprofiteren van het aandeel in het kapitaal van [naam 4] dat aan de CV is vervallen, een bedrag van € 1,3 miljoen.
2.9.
Op 1 november 2019, 21 december 2020, 1 februari 2021 en 5 december 2023 heeft de CV aan alle vennoten voorschotten op de slotuitkering uitgekeerd.
In 2019 en 2021 kregen alle commanditaire vennoten voorschotten gelijk aan hun volledige inleg uitbetaald. In 2020 en 2023 heeft de [eisers bij dagvaarding] als enige van alle vennoten voorschotten gekregen die de helft van de inleg bedroegen. De rest kreeg wel weer een bedrag gelijk aan de volledige inleg. De leden van de [eisers bij dagvaarding] hebben samen in totaal € 8.241.600,00 minder gekregen dan de anderen. De [eisers bij dagvaarding] heeft over deze ongelijke behandeling zijn beklag gedaan bij de Stichting.
2.10.
De Stichting heeft juridisch advies ingewonnen bij Lemstra van der Korst advocaten over de mogelijkheid om de oud-bestuurders van de Stichting te korten op de uitkering van hun aandeel in het vermogen van de CV. Dat kantoor heeft een uitgebreid advies uitgebracht op 3 juni 2024 en ziet geen goede redenen om het bestuur van de Stichting te adviseren die korting door te voeren, omdat (i) de kans zeer groot is dat de oud-bestuurders in het gelijk worden gesteld als de Stichting dat wel doet en de oud-bestuurders daartegen in rechte opkomen, (ii) een geschil een aanzienlijke investering van tijd en geld vergt en de wettelijke rente aanzienlijk is (7%), en (iii) een procedure over dit onderwerp de vereffening van de CV waarschijnlijk zal compliceren en mogelijk vertragen.
2.11.
Het College van Toezicht van Mayfinance heeft juridisch advies ingewonnen, bij mr. P. Habermehl, advocaat bij Van Diepen & Van der Kroeff. Op 31 oktober 2024 heeft hij zijn advies uitgebracht. Hij meent dat er goede gronden zijn voor de toepassing van een correctie op het aandeel in het kapitaal van de CV van de oud-bestuurders. Mocht daarover geen overeenstemming worden bereikt, dan biedt het arbitragebeding in de akte van oprichting volgens mr. Habermehl de kortste weg tot de realisatie van de uitdeling en de afwikkeling van de CV.
2.12.
Na ontvangst van de juridische adviezen heeft de Stichting de vennoten en participanten per brief van 26 november 2024 geïnformeerd dat zij aanstuurt op arbitrage.
2.13.
De Stichting is ook in overleg getreden met de [eisers bij dagvaarding] over de vraag of zij bereid waren een korting te accepteren en zo ja, welke. De [eisers bij dagvaarding] handhaafde haar aanspraak op de achterstallige delen van de voorschotten, maar verklaarde zich in het kader van de schikkingsonderhandelingen bereid af te zien van de wettelijke rente over die voorschotten van ongeveer € 1,5 miljoen.
2.14.
Op 16 maart 2025 heeft de [eisers in tussenkomst] afwijzend gereageerd op het voorstel van de [eisers bij dagvaarding] .
2.15.
De Stichting heeft de [eisers in tussenkomst] vervolgens verzocht om inhoudelijk commentaar te geven op het advies van Lemstra Van der Korst. De [eisers in tussenkomst] had tijdens een bespreking namelijk aangegeven dat het advies (feitelijke) onjuistheden zou bevatten, maar dat niet geconcretiseerd.
2.16.
Op 20 maart 2025 heeft de [eisers in tussenkomst] gereageerd. De Stichting zag in die reactie geen ruimte voor nieuwe inzichten of verder overleg met de [eisers bij dagvaarding] .
2.17.
Op 28 maart 2025 heeft de Stichting een brief gestuurd naar alle commanditaire vennoten, waarin zij de hiervoor genoemde gang van zaken heeft uiteengezet en een vennotenvergadering bijeen heeft geroepen, te houden op 12 april 2025. In deze brief staan onder meer de volgende passages:
“Standpunt bestuur
Het bestuur heeft ten aanzien van het emissiedossier kennis genomen van een veelheid
aan stukken, de adviezen van het kantoor Lemstra van der Korst en Van Diepen van der
Kroef (u bekend), de standpunten van het College van Toezicht in dit dossier
vertegenwoordigd door de heren [eiser 24] en [eiser 25] , en van de partijen met
wie overleg is gevoerd. Wij zijn tot de slotsom gekomen dat het naar onze stellige mening
in het belang van alle betrokkenen is het voorstel van de [eisers bij dagvaarding] te accepteren.
Dat zal voor velen onbevredigend zijn, maar wij zien geen heil in het voeren van een
procedure die kostbaar is, lang kan duren en waarvan wij inschatten dat de uitkomst in
het voordeel zal uitvallen van de oud-bestuurders, met ook het risico dat (afgezien van
de omvang) een renteclaim wordt gehonoreerd. Wat voor ons speelt is dat het advies
van LvdK wat ons betreft overtuigt en ons geen feiten bekend zijn (gemaakt) die tot ander
advies zouden kunnen leiden. Uiteraard ligt ook het advies van VDvdK voor, maar dat is
erg algemeen gesteld, geeft geen concrete handvatten en maakt geen onderscheid
tussen de verschillende bestuursperioden en bestuurders.
Een van de verwijten die worden gemaakt is dat de oud-bestuurders voorkennis wordt
aangerekend. Zij zouden die hebben gehad toen zij inschreven op emissies. Dat wordt
alleen wel uitdrukkelijk ontkent en wij hebben geen bewijzen gezien dat van voorkennis
c.q. daadwerkelijke informatie-symmetrie sprake is geweest. [eiser 14] en [eiser 15]
hebben het er in hun brief van 16 maart jl. ook over "mogelijke voorkennis". Met
"mogelijk" kom je er niet in een procedure, zeker niet als het om feiten gaat die zich in
een inmiddels ver verleden hebben afgespeeld.
Wat overigens nog speelt is dat de focus bij [eiser 14] en [eiser 15] voor een
belangrijk deel lijkt te liggen op hun stelling dat het niet zo kan zijn dat oud-bestuurders
aanspraak zouden kunnen maken op het deel van de heer [naam 4] dat door zijn uitstoting
als commanditair vennoot is vrijgevallen. De heer [eiser 14] heeft dat toegelicht
tijdens de P/V vergadering van 15 februari aan de hand van de als bijlage 7 bijgevoegde
presentatie, met ook een rekensom waar dat toe zou moeten leiden. Hoewel daar
gevoelsmatig begrip voor valt op te brengen zijn dergelijke aanspraken die gebaseerd zijn
op wanbestuur niet alleen verjaard, maar miskennen dat er geen oorzakelijk verband is
tussen het vrijvallen van het aandeel van de heer [naam 4] aan het CV vermogen en het
beweerdelijke wanbeleid. Áls men indertijd van mening was dat er oud-bestuurders aansprakelijk waren voor geleden schade ten gevolge van wanbeleid, dan had dat toen
opgepakt moeten worden en had alleen schade gevorderd kunnen worden voor zover veroorzaakt door dat wanbeleid.
Als agendapunt 5 is dan ook opgenomen een stemming over het voorstel van de
[eisers bij dagvaarding] . Wordt het voorstel door de P/V vergadering geaccepteerd door
i) een meerderheid van de aanwezige P/V,;
ii) en, als een meerderheid vóór stemt, eventuele tegenstemmers bereid zijn
zich bij de uitkomst van de stemming neer te leggen; en
iii) er geen P/V zijn die niet op de vergadering aanwezig kunnen of willen zijn op
voorhand aangeven dat zij zich niet bij een meerderheidsbesluit zullen
neerleggen,
dan zal het bestuur met inachtneming van het voorstel van de [eisers bij dagvaarding]
handelen en overgaan tot zo spoedig mogelijke liquidatie van de CV en de stichtingen.
Met "niet neerleggen" wordt bedoeld dat de betrokken P/V aangeven zich in een
procedure tegen een meerderheidsbesluit zullen verzetten.
Wordt het voorstel niet geaccepteerd c.q. geven P/V aan dat zij zich tegen (de uitkomst
van) een meerderheidsbesluit verzetten, dan zullen ondergetekenden op de
jaarvergadering in mei als bestuurder aftreden. Arbitrage zal dan immers de enige weg
voorwaarts zijn om de geschillen te beslechten. Wij denken inmiddels dat wij als
bestuurder dan niet meer de juiste personen zijn om daar namens de Stichting Beheer
Mayfinance Project invulling aan te geven. Niet alleen zien wij een verdere
samenwerking op dit dossier met de heren [eiser 24] en [eiser 25] als CvT leden
op dit dossier als weinig vruchtbaar. Als geen meerderheid voor het voorstel kan worden
gevonden ligt bovendien voor ons ook niet voor de hand in te gaan tegen de wens van de
P/V omdat wij als eisende of gedaagde partij in een procedure het standpunt zullen
innemen dat naar onze mening de oud-bestuurders aanspraak kunnen maken op een
onverkorte uitkering.”
2.18.
Op de vergadering van 12 april 2025 hebben, van de in totaal 141 vennoten die hun stem hebben uitgebracht, 84 vennoten gestemd vóór acceptatie van het voorstel van de [eisers bij dagvaarding] en 56 tegen. Op basis van het kapitaal dat de stemmers vertegenwoordigden, heeft 64% vóór gestemd en 36% tegen. Over de vraag of de tegenstemmers bereid zijn zich neer te leggen bij de uitkomst van de stemming, staat in de notulen het volgende:
“Dhr. [naam 2] (voorzitter van de Stichting, vzr.) vraagt wie zich er, ondanks het feit dat een meerderheid heeft besloten om het voorstel van de [eisers bij dagvaarding] te accepteren, niet bij neer zal leggen en wil dat dit zo nodig in arbitrage wordt voorgelegd.
Dhr. [naam 2] telt rond de 16 tegenstemmers, wat een significant aantal participanten-vennoten is dat aangeeft zich niet neer te zullen leggen bij die uitkomst en dat zij willen dat dat zo nodig in arbitrage moet worden voorgelegd. Dat zal betekenen dat het bestuur constateert dat dit voorgelegd zal moeten worden aan arbitrage. Dhr. [naam 2] en dhr. [naam 3] hebben aangegeven dat niet als bestuursleden te zullen doen. Dat betekent dat op de eerstvolgende vergadering, op 17 mei 2025 het aanstellen van nieuwe bestuurders zal
worden geagendeerd. Zij zullen een oproep doen aan de vergadering om tot nieuwe bestuurders te komen.”
2.19.
Bij brief van 22 april 2025 heeft de [eisers bij dagvaarding] de Stichting gesommeerd om uitvoering te geven aan het besluit van de vennotenvergadering om het voorstel van de [eisers bij dagvaarding] te accepteren.
2.20.
Op 13 mei 2025 heeft de [eisers in tussenkomst] bij het Nederlands Arbitrage Instituut een arbitrageaanvraag ingediend voor een bodemprocedure tegen de [eisers bij dagvaarding] .

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis vordert de [eisers bij dagvaarding] , kort gezegd, de CV en de Stichting hoofdelijk te veroordelen om
primairuitvoering te geven aan het besluit van de vennotenvergadering om het voorstel van de [eisers bij dagvaarding] te aanvaarden en
subsidiairingevolge dat besluit het voorstel van [eisers bij dagvaarding] te aanvaarden, en in beide gevallen over te gaan tot betaling van € 8.241.600,00 aan achterstallige voorschotten aan de voormalige bestuurders van de Stichting, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Zowel primair als subsidiair vordert de [eisers bij dagvaarding] om de Stichting te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
Aan zijn vordering legt de [eisers bij dagvaarding] ten grondslag, samengevat weergegeven, dat op de vennotenvergadering is besloten om het schikkingsvoorstel te aanvaarden. Ook als dat besluit niet langs de formeel juiste weg is genomen, staat het de Stichting volgens de [eisers bij dagvaarding] niet vrij een andere route te bewandelen, omdat bij de [eisers bij dagvaarding] het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat het voorstel zou worden geaccepteerd, nu een grote meerderheid daar vóór was. De redelijkheid en billijkheid staat er ook aan in de weg dat de Stichting iets anders doet dan het voorstel accepteren. Door haar optreden verschaft de Stichting een minderheid van de aandeelhouders in feite een vetorecht, waarvoor de statuten geen ruimte bieden, aldus de [eisers bij dagvaarding] .
3.3.
De [eisers in tussenkomst] voert verweer en vordert, kort gezegd:
de vordering van de [eisers bij dagvaarding] af te wijzen;
de [eisers bij dagvaarding] en Mayflower te gebieden mee te werken aan de opgestarte arbitrageprocedure, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
met veroordeling van de [eisers bij dagvaarding] in de proceskosten.
3.4.
Ter toelichting op zijn vordering stelt de [eisers in tussenkomst] , samengevat, dat de in gang gezette arbitrage moet worden doorlopen, gelet op de uitkomst van de vennotenvergadering. Een spoedeisend belang ontbreekt volgens de [eisers in tussenkomst] . De enige bedoeling van de [eisers bij dagvaarding] met dit kort geding is om vóór de bestuurswissel haar zin door te drukken, omdat te verwachten valt dat een nieuw bestuur de arbitrage zal ondersteunen. Over de inhoudelijke kant voert de [eisers in tussenkomst] aan dat de CV-akte niet voorziet in tussentijdse uitkeringen, dat dergelijke uitkeringen alleen kunnen worden gedaan met toestemming van alle vennoten, en dat de belangen van de [eisers in tussenkomst] zwaarder wegen dan die van de [eisers bij dagvaarding] .
3.5.
Mayflower refereert zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter, met dien verstande dat de dwangsom haars inziens wel moet worden afgewezen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De vorderingen van de [eisers bij dagvaarding]

4.1.
Eerst moet worden beoordeeld of de [eisers bij dagvaarding] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De [eisers in tussenkomst] stelt daar terecht vragen bij, omdat de [eisers bij dagvaarding] al vanaf 2019 kleinere voorschotten krijgt dan de andere vennoten. Dit kort geding kan worden gezien als een poging haar zin door te drijven voordat het bestuur van de Stichting wordt vervangen. Maar het kan ook worden gezien als een poging om nu eindelijk tot vereffening en liquidatie over te gaan. De CV bestaat al zo lang dat inmiddels tal van vennoten zijn komen te overlijden. De zaak wordt er niet overzichtelijker op en het is maar de vraag of een nieuw bestuur zo makkelijk te vinden zal zijn als de [eisers in tussenkomst] stelt. Dat laatste vormt een voldoende spoedeisend belang om de vordering in kort geding voor te leggen.
4.2.
De primaire vordering van de [eisers bij dagvaarding] veronderstelt dat op de vergadering van 12 april 2025 een besluit is genomen over het schikkingsvoorstel van de [eisers bij dagvaarding] . Dat is echter niet zo. Niet alleen is de vennotenvergadering niet bevoegd om besluiten te nemen over het doen van (voorschotten op) uitkeringen aan de commanditaire vennoten. Dat is aan de Stichting. Bovendien blijkt uit de brief die voorafgaand aan die vergadering aan de commanditaire vennoten is gestuurd, dat de Stichting de stemrondes bedoelde als peiling, om te weten of zij akkoord zou kunnen gaan met het schikkingsvoorstel, of dat zij zouden moeten aansturen op een arbitrage. Deze bedoeling van de stemrondes is ook tijdens de vergadering nog herhaald. Hierop stuit de primaire vordering af.
4.3.
Aan zijn subsidiaire vordering legt de [eisers bij dagvaarding] ten grondslag, kort gezegd, dat de Stichting niet tot iets anders zou kunnen besluiten dan waartoe op de vennotenvergadering is besloten. De [eisers bij dagvaarding] stelt dat zij heeft begrepen en redelijkerwijs kon begrijpen dat aanvaarding van het schikkingsvoorstel op de vennotenvergadering zou leiden tot uitbetaling van de voorschotten. Deze stelling gaat echter niet op.
4.4.
Zoals de Stichting voorafgaand aan en tijdens de vergadering heeft toegelicht, zou zij alleen akkoord gaan met het voorstel van de [eisers bij dagvaarding] als de meerderheid van de vennoten vóór aanvaarding van het schikkingsvoorstel had gestemd én de tegenstemmers zich zouden hebben neergelegd bij de uitkomst van die stemming. Aan die eerste voorwaarde is wel voldaan, maar aan de tweede niet. Rond de 16 tegenstemmers hebben laten weten zich niet neer te leggen bij de uitkomst van de stemming. De Stichting heeft op de vergadering aangekondigd dat het bestuur van de stichting ontslag zou nemen zodat de arbitrage in gang zou kunnen worden gezet door een bestuur dat achter die keuze staat. Het vertrouwen van de [eisers bij dagvaarding] dat het schikkingsvoorstel zou worden aanvaard, is dan ook niet gerechtvaardigd. De Stichting handelt ook niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid door bij de huidige stand van zaken te weigeren het schikkingsvoorstel te aanvaarden. Er is dus ook geen grond voor toewijzing van de subsidiaire vordering van de [eisers bij dagvaarding] .
De vorderingen van de [eisers in tussenkomst]
4.5.
De vordering van de [eisers in tussenkomst] om de vorderingen van de [eisers bij dagvaarding] af te wijzen, is niet zozeer een vordering als wel een verweer. Het is niet nodig daar hier nog op in te gaan, nu de vorderingen van de [eisers bij dagvaarding] worden afgewezen.
4.6.
De [eisers in tussenkomst] vordert de [eisers bij dagvaarding] en Mayflower te veroordelen mee te werken aan de in gang gezette arbitrage. De Stichting heeft daar terecht over aangevoerd dat een NAI-arbitrage een te
overwegen optie is, maar dat eerst moet worden beoordeeld welke partijen in de arbitrage moeten worden betrokken. De uitkomst van de arbitrage zal invloed hebben op de rechten van alle circa 180 vennoten onder de CV-overeenkomst. Het is dan ook zaak dat de arbitrage zorgvuldig wordt opgetuigd. Dat is nu nog niet gebeurd. Aan de NAI-procedure zoals die nu is ingestoken, hoeven Mayflower en de [eisers bij dagvaarding] niet mee te werken. Ook de vordering van de [eisers in tussenkomst] zal daarom worden afgewezen.
4.7.
Partijen wordt in overweging gegeven de mogelijkheid van een minnelijke regeling nogmaals te onderzoeken. Daarbij moet ook in het oog worden gehouden dat een arbitrale bodemprocedure een kostbare aangelegenheid is.
4.8.
Mocht dat niet lukken en het toch tot arbitrage moeten komen, dan is het zaak daar vaart achter te zetten. Het verzoek van de Stichting om een voorlopig oordeel te geven over de kans van slagen van een vordering om (de erven van) de oud-bestuursleden te korten is begrijpelijk, maar dat verzoek gaat de kaders van dit kort geding te buiten.
4.9.
De [eisers bij dagvaarding] en [eisers in tussenkomst] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld, ieder voor 50%. De kosten aan de zijde van Mayflower worden begroot op:
- griffierecht € 6.861,00
- salaris advocaat 1.107,00
- nakosten
178,00
Totaal € 8.146,00
Dat betekent dat De [eisers bij dagvaarding] en [eisers in tussenkomst] elk € 4.073,00 van die kosten moeten betalen.
Als dit vonnis wordt betekend, komen daar nog de kosten bij genoemd aan het slot van 5.2 van de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt de [eisers bij dagvaarding] en [eisers in tussenkomst] in de proceskosten van Mayflower, tot op heden begroot op – voor elk van de Groepen € 4.073,00 , zoals onder 4.9 berekend, te vermeerderen met voor elk € 46,00 aan salaris advocaat en 50% van de explootkosten als dit vonnis wordt betekend,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2025. [1]

Voetnoten

1.type: EB