Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
- bevel tot overlevering aan een beschermende behandeling ingesteld door de Rechtbank Havlíčkův Brod op 17 januari 2025; en een
- beschikking van de Rechtbank Havlíčkův Brodvan 19 september 2023, met kenmerk 0 Nt 2672/2016.
the Municipal Court in Brnoop 27 november 2001 (referentienummer 6 Nt 302/2001-26) en is iedere twee jaar onderworpen aan rechterlijke toetsing waarbij de noodzakelijkheid van het voortduren van de maatregel wordt beoordeeld. De maatregel is tot nu toe steeds verlengd, laatstelijk bij de hiervoor genoemde beschikking uit 2023, omdat de gezondheid van de opgeëiste persoon en het gevaar dat hij oplevert voor de samenleving dit vereisen. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure die tot de beschikking van de Rechtbank Havlíčkův Brod van 19 september 2023 heeft geleid, waarbij de aan hem opgelegde maatregel opnieuw met twee jaren is verlengd.
outpatient’ maar een ‘
inpatient’) zal plaatsvinden. Gedurende zijn behandeling heeft in het kader van de periodieke toetsing meermalen een wijziging van ambulante naar residentiele behandeling plaatsgevonden. Laatstgenoemde (plaatsings-) beslissing is geen voorwerp van de onderhavige overleveringsprocedure.
the Municipal Court in Brnovan 27 november 2001 moet worden getoetst aan artikel 12 OLW. Aan de opgeëiste persoon is, na dagvaarding, verstek verleend en er is geen - althans mogelijk niet tijdig - gebruik gemaakt van het recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep. Dit is problematisch bij een ‘kwetsbare verdachte’ zoals de opgeëiste persoon.
the Municipal Court in Brnovan 27 november 2001. De opgeëiste persoon heeft tegen deze beslissing een klacht ingediend, die bij een beslissing van
the Regional Court in Brnovan 4 februari 2002, met kenmerk 8 To 39/2002, is afgewezen.
the Regional Court in Brnovan 4 februari 2002 buiten de reikwijdte van artikel 12 OLW valt. Deze beslissing is namelijk genomen in het kader van een klachtprocedure. De opgeëiste persoon heeft geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot de klachtprocedure dan ook geen sprake van een procedure die heeft geleid tot een rechterlijke beslissing waarbij de opgeëiste persoon onherroepelijk is veroordeeld. Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de beslissing waarbij de maatregel beschermende psychiatrische behandeling is opgelegd. Dat is in dit geval de beslissing van
the Municipal Courtin Brno van 27 november 2001.
the Municipal Court in Brnovan 27 november 2001 heeft geleid. De rechtbank constateert echter dat zich de omstandigheid van artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. De opgeëiste persoon is namelijk op 20 november 2001 in persoon gedagvaard, is daarbij geïnformeerd over de datum en plaats van de zitting en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing in zijn afwezigheid kan worden genomen indien hij niet verschijnt op het proces.
4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
5.Artikel 11 OLW
(IVBP) en schending van artikelen 47 jo. 52 lid 3 en 49 lid 3 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Hierna: Handvest) uit te sluiten. De klachtprocedure, zoals deze op 4 februari 2002 bij
the Regional Court in Brnoheeft plaatsgevonden, betreft een besloten zitting, zonder recht van hoger beroep en dus zonder aanwezigheidsrecht van de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon zal in Tsjechië als ‘
inpatient’ worden behandeld, terwijl de grondslag voor het opleggen van de maatregel - schizofrenie - niet zal wijzigen. Dit verhoudt zich niet met de Tsjechische wetgeving, die voorschrijft dat een ambtshalve periodieke toetsing moet plaatsvinden. De maatregel is kennelijk voor onbepaalde duur opgelegd en leidt daarmee tot ‘
ad infinitum’ vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon. Het is daarom noodzakelijk dat een Tsjechische garantie wordt verkregen waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon het recht heeft op een nieuw proces.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsbepalingen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank te Havlíčkův Brod (Tsjechië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door