De verzoeken en het verweer
2. [verzoeker] verzoekt de kantonrechter primair het ontslag op staande voet te vernietigen en – mede als voorziening – Uber te veroordelen hem weer toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden op straffe van een dwangsom en tot doorbetaling van loon met nevenvorderingen.
3. Subsidiair heeft [verzoeker] verzocht om Uber te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie.
4. Meer subsidiair heeft [verzoeker] – voor het geval hij er voor kiest om te berusten in de opzegging – verzocht om Uber te veroordelen tot:
a) betaling van een billijke vergoeding van € 50.000,00;
b) betaling van de gefixeerde schadevergoeding;
c) betaling van de transitievergoeding;
d) verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties.
5. In alle gevallen verzoekt [verzoeker] Uber te veroordelen in de kosten van geding.
6. Aan deze verzoeken legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat er geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
7. Uber verweert zich tegen het verzoek en voert primair aan dat er weliswaar geen sprake is van een arbeidsovereenkomst maar van een partnerovereenkomst, maar dat dit in het midden kan blijven omdat het handelen van [verzoeker] in beide gevallen aan Uber het recht geeft de overeenkomst onmiddellijk te beëindigen. Subsidiair beroept Uber zich erop dat [verzoeker] geen ontslagbescherming heeft. Daarnaast verzoekt Uber voorwaardelijk – voor het geval de vraag of [verzoeker] werknemer of ondernemer is beantwoord moet worden – om [verzoeker] te veroordelen op grond van artikel 194 Rv tot het overleggen van bepaalde bescheiden met betrekking tot diens ondernemerschap, en – uitsluitend voor het geval geoordeeld wordt dat [verzoeker] werkzaam is geweest op basis van een arbeidsovereenkomst en het ontslag op staande voet geen standhoudt – de arbeidsovereenkomst per datum van de beschikking te ontbinden ex artikel 7:671b lid 1 sub a jo 7:669 lid 3 primair op grond van sub e (verwijtbaar handelen), subsidiair op grond van sub g (verstoorde arbeidsverhouding) Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), zonder dat [verzoeker] recht heeft op een transitievergoeding en met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding.
8. Op de nadere standpunten van partijen zal - voor zover relevant - bij de beoordeling worden ingegaan.
Beoordeling
9. Partijen twisten er onder meer over of [verzoeker] zijn werkzaamheden als taxichauffeur heeft verricht op basis van een arbeidsovereenkomst of op basis van een partner- dan wel bemiddelingsovereenkomst. Die vraag kan in deze procedure echter in het midden blijven, aangezien zelfs – afgaande op de strengere regels voor ontslag van een werknemer – in het geval uitgegaan wordt van de lezing [verzoeker] dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en hij op staande voet is ontslagen, geoordeeld wordt dat dit ontslag op goede grond is gegeven. Hetgeen daarvoor redengevend is zal hieronder worden besproken. Bij de beoordeling zal er dus vanuit worden gegaan dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, ondanks dat het bestaan daarvan in deze procedure niet is vastgesteld.
10. Gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 BW is het verzoek van [verzoeker] tijdig ingediend.
11. Uber heeft [verzoeker] op 27 november 2024 laten weten de overeenkomst met onmiddellijke ingang te willen beëindigen. De reden hiervoor is door Uber neergelegd in een brief van dezelfde dag. Daaruit blijkt dat het onder druk zetten van passagiers om een rit contant te voldoen in plaats van via het platform, zodat [verzoeker] er meer aan zou verdienen en, in strijd met de afspraken in de vaststellingsovereenkomst, aan Uber geen service fee zou worden betaald, de reden is geweest die tot zijn deactivatie heeft geleid.
12. Met het oog op het verzoek van [verzoeker] moet beoordeeld worden of er sprake is geweest van een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW, die een ontslag kan rechtvaardigen. Bij die beoordeling moeten volgens vaste jurisprudentie alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen, waaronder de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, de aard van de arbeidsovereenkomst, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
13. Het ten onrechte annuleren van ritten en daarmee (proberen) een rit te doen waarvan de betaling buiten Uber plaats zal vinden (het zogenaamde ‘streethailing’) levert – naar het oordeel van de kantonrechter – op zichzelf een dringende reden op die een ontslag op staande voet kan rechtvaardigen. Immers, met een dergelijke handelswijze worden door Uber gegenereerde ritten uitgevoerd, terwijl Uber daar geen vergoeding voor krijgt. Daarnaast worden daarbij de klanten van Uber benadeeld. Zij kunnen niet vertrouwen op de Uber-app, immers zij moeten in discussie gaan met de taxichauffeur – het vermijden waarvan op zichzelf al een reden voor het niet meer gebruiken van de Uber-app kan zijn – en voor de rit – al dan niet contant en al dan niet met gebruikmaking van de taximeter – een hogere prijs betalen dan de via de Uber-app gecommuniceerde prijs waarmee zij akkoord zijn gegaan. Een en ander kan een reden kan zijn om niet meer van de diensten van Uber gebruik te maken. Ook hierdoor wordt Uber benadeeld.
14. Bij de beoordeling van het verzoek is voorts van belang dat partijen in januari van 2024 na een eerder geschil over vermeende ‘streethailing’ door [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Uber had in de voorafgaande periode een viertal klachten van klanten ontvangen over [verzoeker] , die er steeds op neerkwamen dat [verzoeker] de ritten in het systeem van Uber annuleerde en de klant uiteindelijk meer moest betalen. Daarnaast is Uber in diezelfde tijd gebleken dat [verzoeker] met een vervalst rijbewijs heeft geprobeerd een nieuw Uber-account aan te maken. [verzoeker] is in de gesprekken, die uiteindelijk hebben geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst, steeds bijgestaan door zijn huidige gemachtigde. Hoewel [verzoeker] de gegrondheid van de klachten destijds heeft betwist, was [verzoeker] in ieder geval vanaf dat moment op de hoogte welke gedragingen door Uber niet geaccepteerd werden en wat het gevolg zou zijn als hij zich aan deze gedragingen schuldig zou maken. In dit kader verwijst de kantonrechter naar de hierboven onder r.o. 1.2 geciteerde bepalingen uit de vaststellingsovereenkomst.
15. Nadien zijn door Uber op 5 en 30 september 2024 wederom schriftelijke klachten binnengekomen over [verzoeker] die ritten zou hebben geannuleerd en vervolgens zou hebben geëist dat de klant meer geld zou betalen voor de rit. [verzoeker] heeft ter zitting desgevraagd niet betwist dat de ritten op 5 en 30 september 2024 door hem zijn geaccepteerd en vervolgens geannuleerd, maar heeft erop gewezen dat er bij klachten vaak alleen naar het eenzijdige verhaal van de klant wordt geluisterd.
16. Uber heeft van deze klachten uitdraaien overgelegd. Ter zitting heeft Uber onweersproken toegelicht dat een klacht via het systeem alleen gekoppeld kan worden aan de betreffende chauffeur en zij naar aanleiding van dergelijke klachten altijd eerst contact probeert op te nemen met de klant. Als het niet lukt om contact met de klant te krijgen, laat Uber het er vervolgens bij zitten, maar blijft de klacht wel geregistreerd. Dat is volgens Uber ook met deze twee klachten gebeurd.
17. Ter zitting heeft Uber nog twee vermoedelijke gevallen van ‘streethailing’, op 16 juni en 9 november 2024 gedetailleerd uiteengezet. Ritten van meer dan 50 kilometer (van [plaats 1] naar respectievelijk [plaats 2] en [plaats 3] ) die aangevraagd zijn via de Uber-app, geaccepteerd zijn door [verzoeker] , enkele minuten daarna zijn geannuleerd, waarna [verzoeker] offline is gegaan en [verzoeker] na ongeveer een uur weer online is gegaan op een locatie op enkele tientallen meters afstand van de ritbestemming in [plaats 2] en [plaats 3] .
18. Op 23 november 2024 heeft Uber wederom een klacht ontvangen over [verzoeker] met betrekking tot een rit, die toevalligerwijs was aangevraagd door een vriend van een kantoorgenoot van de gemachtigde van Uber. Volgens deze klant had [verzoeker] de rit geannuleerd en wilde hij de rit alleen verzorgen op basis van de meter omdat zij met vier personen waren. De klant en zijn drie reisgenoten hebben hierover gedetailleerde schriftelijke verklaringen afgelegd. [verzoeker] heeft daar tegenin gebracht dat de groep uit vijf personen bestond en hij om die reden de rit heeft geannuleerd. Hij betwist te hebben voorgesteld de rit op basis van de meter te hebben willen rijden.
19. Hoewel vast staat dat [verzoeker] deze rit heeft geannuleerd staan de verdere stellingen van partijen over het voorval haaks op elkaar. Nu de vier passagiers gedetailleerd hebben verklaard, zal – mede in het licht van de voorgaande klachten en vermoedens – meer waarde worden gehecht aan de verklaring van de passagiers. Daarmee is vast komen te staan dat [verzoeker] in weerwil van de gemaakte afspraken zich schuldig heeft gemaakt aan ‘streethailing’, hetgeen zoals hiervoor overwogen een dringende reden oplevert.
20. [verzoeker] meent dat Uber ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Die persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] bestaan eruit dat hij eenzijdige werkervaring heeft, investeringen heeft gedaan (verzekering, lease auto) en moeilijk andere werkzaamheden kan verrichten. Hij verwacht dan ook niet op korte termijn een nieuwe dienstbetrekking te kunnen krijgen. Nog daargelaten dat niet valt in te zien dat [verzoeker] niet als zelfstandig taxichauffeur aan de slag kan gaan, waarvan Uber stelt dat daarvan al sprake is mede gezien de ter zitting onweersproken stelling dat [verzoeker] inlog- en rijtijd op het Uber platform niet correspondeert met de 13 tot 14 uur per dag die [verzoeker] stelt te werken (en de daarmee volgens hem in 2022 en 2023 gemiddeld gegeneerde inkomsten van gemiddeld € 10.000,00 per maand), leggen deze omstandigheden tegenover de ernst van de verweten gedraging onvoldoende gewicht in de schaal. Dit geldt te meer omdat [verzoeker] , door de heldere en harde afspraken in de vaststellingsovereenkomst een gewaarschuwd man was. De persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] staan dus aan een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden niet in de weg.
21. De kantonrechter is samenvattend van oordeel dat als tussen partijen sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst en de opzegging van 27 november 2024 als een ontslag op staande voet heeft te gelden, dit terecht is gegeven. Dat betekent dat het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van dat ontslag moet worden afgewezen.
22. Nu de arbeidsovereenkomst – voor zover daarvan al sprake is geweest – rechtsgeldig is geëindigd op 27 november 2024, moeten ook de verzoeken – zowel als voorziening als in de hoofdzaak - tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling, met nevenvorderingen worden afgewezen.
23. Subsidiair heeft [verzoeker] nog verzocht om veroordeling van Uber tot betaling van de transitievergoeding. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. [verzoeker] heeft ook niet onderbouwd dat hiervan in dit geval geen sprake zou zijn en er bestaat dan ook geen recht op de transitievergoeding. Dit verzoek wordt afgewezen.
24. Het meer subsidiair verzochte behoeft geen bespreking nu [verzoeker] niet te kennen heeft gegeven te willen berusten in het ontslag op staande voet.
25. Nu het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet is toegewezen, behoeft op de door Uber onder die voorwaarde gedane tegenverzoeken niet beslist te worden.
26. Als de in het ongelijk gestelde partij, wordt [verzoeker] veroordeeld in de kosten van het geding, gevallen aan de kant van Uber.