ECLI:NL:RBAMS:2025:3492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11504633 EA VERZ 25-67
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging opzegging overeenkomst met taxichauffeur en beoordeling van dringende reden voor ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst van een taxichauffeur, hierna te noemen [verzoeker], die werkzaam was via het Uber platform. [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst te vernietigen, met nevenvorderingen zoals betaling van een transitievergoeding. De verwerende partij, Uber, heeft zich verweerd door te stellen dat er geen arbeidsovereenkomst was, maar een partnerovereenkomst, en dat de gedragingen van [verzoeker] voldoende grond gaven voor een ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, ongeacht de vraag of er sprake was van een arbeidsovereenkomst, de gedragingen van [verzoeker] - met name het annuleren van ritten en het proberen om ritten buiten het platform om te laten betalen - een dringende reden voor ontslag op staande voet rechtvaardigen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] op de hoogte was van de gedragingen die niet geaccepteerd werden door Uber, en dat hij door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst in januari 2024 gewaarschuwd was voor de gevolgen van zijn handelen. De verzoeken van [verzoeker] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11504633 \ EA VERZ 25-67

Beschikking van 11 april 2025

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. L. van Dijk (FNV)
tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid UBER B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Uber,
gemachtigden: mr. M. Jovović en mr. S.H.J. Hogendoorn.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft bij verzoekschrift van 14 januari 2024, met producties, een verzoek gedaan, dat primair strekt tot vernietiging van de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst, alsmede tot beslissing op een aantal nevenvorderingen. Subsidiair heeft [verzoeker] verzocht Uber te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding. Meer subsidiair heeft [verzoeker] verzocht om aan hem een billijke vergoeding toe te kennen en Uber te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, met nevenverzoeken. [verzoeker] heeft bij wijze van incident nog een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen.
Uber heeft op 28 februari 2025 een verweerschrift, met producties, ingediend en daarbij diverse zelfstandige (voorwaardelijke) tegenverzoeken gedaan.
Op 7 maart 2025 is de zaak mondeling behandeld. Daarbij waren aanwezig: [verzoeker] bijgestaan door zijn gemachtigde en namens Uber mevrouw [naam 1] ( [naam functie 1] , hoofd Nederland), de heer [naam 2] ( [naam functie 2] , Noord Europa) en mevrouw [naam 3] (advocaat en bedrijfsjurist bij Uber), bijgestaan door de gemachtigden. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, de gemachtigden mede aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

In het incident, het inleidende verzoek en de zelfstandige (voorwaardelijke) tegenverzoeken

1. Als uitgangspunt in dit geding geldt het volgende:
1.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1992, is werkzaam als taxichauffeur en voert sinds 21 maart 2018 ritten uit via het Uber platform.
1.2.
Naar aanleiding van een tussen partijen gerezen geschil hebben partijen hebben op 1 maart 2024 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Onderdeel van deze vaststellingsovereenkomst zijn afspraken over toekomstig gedrag van [verzoeker] op het platform. Daarover is het volgende opgenomen:

2.1. [verzoeker] komt overeen dat hij als redelijk handelend zelfstandig chauffeur in lijn met de onderstaande bepalingen (..) zal handelen, zoals dit ook in het maatschappelijk verkeer betamelijk is en vastgelegd in (…) de Overeenkomst:
2.1.1.
Het staat [verzoeker] vrij om ritten die worden aangeboden via de Uber app niet te accepteren. Echter indien hij een rit geaccepteerd heeft, verwacht de passagier dat de vervoersdienst wordt geleverd en voor de goede werking van het platform kan deze slechts in uitzonderlijke gevallen geannuleerd worden. Om die reden zal het annuleringpercentage bij [verzoeker] niet meer dan 20% bedragen.
2.1.2.
[verzoeker] zal zich richting de passagiers die hij vervoert zakelijk en professioneel opstellen. [verzoeker] dient te voorkomen dat er klachten over hem worden ingediend wegens agressief gedrag, grove beledigingen/of seksuele intimidatie. [verzoeker] zal zich onthouden van streethailing, hetgeen inhoudt dat hij ritten die via het Uber platform worden aangehouden, en die hij ook heeft geaccepteerd, annuleert of de passagier beweegt te annuleren met als doel de rit vervolgens zonder afdracht van een service fee buiten het platform uit te voeren.
2.1.3.
[verzoeker] zal zich niet schuldig maken aan fraude in welke vorm dan ook.
2.1.4.
[verzoeker] zal zich in contact met personeel van Uber (…) zakelijk en fatsoenlijk gedragen.
2.2.
Indien [verzoeker] een van bovenstaande regels overtreedt, zal dat voor Uber aanleiding zijn hem voorgoed te verwijderen van het gebruik van de Driver app.”
1.3.
Op 27 november 2024 heeft Uber, nadat zij eerst een gesprek met [verzoeker] had gehad, in een brief het volgende – voor zover relevant – bericht:

(…) heeft Uber besloten de partnerovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen (conform artikel 13 sub c van de partnerovereenkomst). Dit betekent dat de partnerovereenkomst met onmiddellijke ingang per 27 november 2024 is geëindigd. Je bent vanaf deze datum gedeactiveerd en kan geen vervoersdiensten meer aanbieden via het Uber platform. Redenen voor jouw deactivatie zijn gelegen in het feit dat je:
- de eerder overeengekomen afspraken, zoals beschreven in de vaststellingsovereenkomst, niet ben nagekomen, terwijl de consequentie van het schenden van deze afspraken heel duidelijk was;- één of meerdere passagiers onder druk hebt gezet althans hen hebt geprobeerd te overtuigen om ritten (in plaats van via het platform) contant te voldoen, zodat jij er meer aan zou verdienen;
- hierdoor geld hebt proberen te onttrekken aan Uber omdat over dit bedrag geen service fee zou worden afgedragen.
Bovengenoemde gedragingen leveren ieder voor zich, althans in onderlinge samenhang, zowel objectief als subjectief voldoende grond om de partnerovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen”(…).

De verzoeken en het verweer

2. [verzoeker] verzoekt de kantonrechter primair het ontslag op staande voet te vernietigen en – mede als voorziening – Uber te veroordelen hem weer toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden op straffe van een dwangsom en tot doorbetaling van loon met nevenvorderingen.
3. Subsidiair heeft [verzoeker] verzocht om Uber te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie.
4. Meer subsidiair heeft [verzoeker] – voor het geval hij er voor kiest om te berusten in de opzegging – verzocht om Uber te veroordelen tot:
a) betaling van een billijke vergoeding van € 50.000,00;
b) betaling van de gefixeerde schadevergoeding;
c) betaling van de transitievergoeding;
d) verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties.
5. In alle gevallen verzoekt [verzoeker] Uber te veroordelen in de kosten van geding.
6. Aan deze verzoeken legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat er geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
7. Uber verweert zich tegen het verzoek en voert primair aan dat er weliswaar geen sprake is van een arbeidsovereenkomst maar van een partnerovereenkomst, maar dat dit in het midden kan blijven omdat het handelen van [verzoeker] in beide gevallen aan Uber het recht geeft de overeenkomst onmiddellijk te beëindigen. Subsidiair beroept Uber zich erop dat [verzoeker] geen ontslagbescherming heeft. Daarnaast verzoekt Uber voorwaardelijk – voor het geval de vraag of [verzoeker] werknemer of ondernemer is beantwoord moet worden – om [verzoeker] te veroordelen op grond van artikel 194 Rv tot het overleggen van bepaalde bescheiden met betrekking tot diens ondernemerschap, en – uitsluitend voor het geval geoordeeld wordt dat [verzoeker] werkzaam is geweest op basis van een arbeidsovereenkomst en het ontslag op staande voet geen standhoudt – de arbeidsovereenkomst per datum van de beschikking te ontbinden ex artikel 7:671b lid 1 sub a jo 7:669 lid 3 primair op grond van sub e (verwijtbaar handelen), subsidiair op grond van sub g (verstoorde arbeidsverhouding) Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), zonder dat [verzoeker] recht heeft op een transitievergoeding en met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding.
8. Op de nadere standpunten van partijen zal - voor zover relevant - bij de beoordeling worden ingegaan.
Beoordeling
9. Partijen twisten er onder meer over of [verzoeker] zijn werkzaamheden als taxichauffeur heeft verricht op basis van een arbeidsovereenkomst of op basis van een partner- dan wel bemiddelingsovereenkomst. Die vraag kan in deze procedure echter in het midden blijven, aangezien zelfs – afgaande op de strengere regels voor ontslag van een werknemer – in het geval uitgegaan wordt van de lezing [verzoeker] dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en hij op staande voet is ontslagen, geoordeeld wordt dat dit ontslag op goede grond is gegeven. Hetgeen daarvoor redengevend is zal hieronder worden besproken. Bij de beoordeling zal er dus vanuit worden gegaan dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, ondanks dat het bestaan daarvan in deze procedure niet is vastgesteld.
10. Gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 BW is het verzoek van [verzoeker] tijdig ingediend.
11. Uber heeft [verzoeker] op 27 november 2024 laten weten de overeenkomst met onmiddellijke ingang te willen beëindigen. De reden hiervoor is door Uber neergelegd in een brief van dezelfde dag. Daaruit blijkt dat het onder druk zetten van passagiers om een rit contant te voldoen in plaats van via het platform, zodat [verzoeker] er meer aan zou verdienen en, in strijd met de afspraken in de vaststellingsovereenkomst, aan Uber geen service fee zou worden betaald, de reden is geweest die tot zijn deactivatie heeft geleid.
12. Met het oog op het verzoek van [verzoeker] moet beoordeeld worden of er sprake is geweest van een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW, die een ontslag kan rechtvaardigen. Bij die beoordeling moeten volgens vaste jurisprudentie alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen, waaronder de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, de aard van de arbeidsovereenkomst, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
13. Het ten onrechte annuleren van ritten en daarmee (proberen) een rit te doen waarvan de betaling buiten Uber plaats zal vinden (het zogenaamde ‘streethailing’) levert – naar het oordeel van de kantonrechter – op zichzelf een dringende reden op die een ontslag op staande voet kan rechtvaardigen. Immers, met een dergelijke handelswijze worden door Uber gegenereerde ritten uitgevoerd, terwijl Uber daar geen vergoeding voor krijgt. Daarnaast worden daarbij de klanten van Uber benadeeld. Zij kunnen niet vertrouwen op de Uber-app, immers zij moeten in discussie gaan met de taxichauffeur – het vermijden waarvan op zichzelf al een reden voor het niet meer gebruiken van de Uber-app kan zijn – en voor de rit – al dan niet contant en al dan niet met gebruikmaking van de taximeter – een hogere prijs betalen dan de via de Uber-app gecommuniceerde prijs waarmee zij akkoord zijn gegaan. Een en ander kan een reden kan zijn om niet meer van de diensten van Uber gebruik te maken. Ook hierdoor wordt Uber benadeeld.
14. Bij de beoordeling van het verzoek is voorts van belang dat partijen in januari van 2024 na een eerder geschil over vermeende ‘streethailing’ door [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Uber had in de voorafgaande periode een viertal klachten van klanten ontvangen over [verzoeker] , die er steeds op neerkwamen dat [verzoeker] de ritten in het systeem van Uber annuleerde en de klant uiteindelijk meer moest betalen. Daarnaast is Uber in diezelfde tijd gebleken dat [verzoeker] met een vervalst rijbewijs heeft geprobeerd een nieuw Uber-account aan te maken. [verzoeker] is in de gesprekken, die uiteindelijk hebben geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst, steeds bijgestaan door zijn huidige gemachtigde. Hoewel [verzoeker] de gegrondheid van de klachten destijds heeft betwist, was [verzoeker] in ieder geval vanaf dat moment op de hoogte welke gedragingen door Uber niet geaccepteerd werden en wat het gevolg zou zijn als hij zich aan deze gedragingen schuldig zou maken. In dit kader verwijst de kantonrechter naar de hierboven onder r.o. 1.2 geciteerde bepalingen uit de vaststellingsovereenkomst.
15. Nadien zijn door Uber op 5 en 30 september 2024 wederom schriftelijke klachten binnengekomen over [verzoeker] die ritten zou hebben geannuleerd en vervolgens zou hebben geëist dat de klant meer geld zou betalen voor de rit. [verzoeker] heeft ter zitting desgevraagd niet betwist dat de ritten op 5 en 30 september 2024 door hem zijn geaccepteerd en vervolgens geannuleerd, maar heeft erop gewezen dat er bij klachten vaak alleen naar het eenzijdige verhaal van de klant wordt geluisterd.
16. Uber heeft van deze klachten uitdraaien overgelegd. Ter zitting heeft Uber onweersproken toegelicht dat een klacht via het systeem alleen gekoppeld kan worden aan de betreffende chauffeur en zij naar aanleiding van dergelijke klachten altijd eerst contact probeert op te nemen met de klant. Als het niet lukt om contact met de klant te krijgen, laat Uber het er vervolgens bij zitten, maar blijft de klacht wel geregistreerd. Dat is volgens Uber ook met deze twee klachten gebeurd.
17. Ter zitting heeft Uber nog twee vermoedelijke gevallen van ‘streethailing’, op 16 juni en 9 november 2024 gedetailleerd uiteengezet. Ritten van meer dan 50 kilometer (van [plaats 1] naar respectievelijk [plaats 2] en [plaats 3] ) die aangevraagd zijn via de Uber-app, geaccepteerd zijn door [verzoeker] , enkele minuten daarna zijn geannuleerd, waarna [verzoeker] offline is gegaan en [verzoeker] na ongeveer een uur weer online is gegaan op een locatie op enkele tientallen meters afstand van de ritbestemming in [plaats 2] en [plaats 3] .
18. Op 23 november 2024 heeft Uber wederom een klacht ontvangen over [verzoeker] met betrekking tot een rit, die toevalligerwijs was aangevraagd door een vriend van een kantoorgenoot van de gemachtigde van Uber. Volgens deze klant had [verzoeker] de rit geannuleerd en wilde hij de rit alleen verzorgen op basis van de meter omdat zij met vier personen waren. De klant en zijn drie reisgenoten hebben hierover gedetailleerde schriftelijke verklaringen afgelegd. [verzoeker] heeft daar tegenin gebracht dat de groep uit vijf personen bestond en hij om die reden de rit heeft geannuleerd. Hij betwist te hebben voorgesteld de rit op basis van de meter te hebben willen rijden.
19. Hoewel vast staat dat [verzoeker] deze rit heeft geannuleerd staan de verdere stellingen van partijen over het voorval haaks op elkaar. Nu de vier passagiers gedetailleerd hebben verklaard, zal – mede in het licht van de voorgaande klachten en vermoedens – meer waarde worden gehecht aan de verklaring van de passagiers. Daarmee is vast komen te staan dat [verzoeker] in weerwil van de gemaakte afspraken zich schuldig heeft gemaakt aan ‘streethailing’, hetgeen zoals hiervoor overwogen een dringende reden oplevert.
20. [verzoeker] meent dat Uber ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Die persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] bestaan eruit dat hij eenzijdige werkervaring heeft, investeringen heeft gedaan (verzekering, lease auto) en moeilijk andere werkzaamheden kan verrichten. Hij verwacht dan ook niet op korte termijn een nieuwe dienstbetrekking te kunnen krijgen. Nog daargelaten dat niet valt in te zien dat [verzoeker] niet als zelfstandig taxichauffeur aan de slag kan gaan, waarvan Uber stelt dat daarvan al sprake is mede gezien de ter zitting onweersproken stelling dat [verzoeker] inlog- en rijtijd op het Uber platform niet correspondeert met de 13 tot 14 uur per dag die [verzoeker] stelt te werken (en de daarmee volgens hem in 2022 en 2023 gemiddeld gegeneerde inkomsten van gemiddeld € 10.000,00 per maand), leggen deze omstandigheden tegenover de ernst van de verweten gedraging onvoldoende gewicht in de schaal. Dit geldt te meer omdat [verzoeker] , door de heldere en harde afspraken in de vaststellingsovereenkomst een gewaarschuwd man was. De persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] staan dus aan een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden niet in de weg.
21. De kantonrechter is samenvattend van oordeel dat als tussen partijen sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst en de opzegging van 27 november 2024 als een ontslag op staande voet heeft te gelden, dit terecht is gegeven. Dat betekent dat het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van dat ontslag moet worden afgewezen.
22. Nu de arbeidsovereenkomst – voor zover daarvan al sprake is geweest – rechtsgeldig is geëindigd op 27 november 2024, moeten ook de verzoeken – zowel als voorziening als in de hoofdzaak - tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling, met nevenvorderingen worden afgewezen.
23. Subsidiair heeft [verzoeker] nog verzocht om veroordeling van Uber tot betaling van de transitievergoeding. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. [verzoeker] heeft ook niet onderbouwd dat hiervan in dit geval geen sprake zou zijn en er bestaat dan ook geen recht op de transitievergoeding. Dit verzoek wordt afgewezen.
24. Het meer subsidiair verzochte behoeft geen bespreking nu [verzoeker] niet te kennen heeft gegeven te willen berusten in het ontslag op staande voet.
25. Nu het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet is toegewezen, behoeft op de door Uber onder die voorwaarde gedane tegenverzoeken niet beslist te worden.
26. Als de in het ongelijk gestelde partij, wordt [verzoeker] veroordeeld in de kosten van het geding, gevallen aan de kant van Uber.

BESLISSING

De kantonrechter:
in het incident en de inleidende verzoeken
wijst de verzoeken af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Uber tot op heden begroot op € 543,00 aan salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd inclusief btw;
veroordeelt [verzoeker] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 67,50 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [1] .
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P. Ploeger en in het bijzijn van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025.
399

Voetnoten

1.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.