ECLI:NL:RBAMS:2025:3444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
09/321194-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereiding van opzettelijk brand stichten of ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de voorbereiding van opzettelijk brand stichten of het teweegbrengen van een ontploffing, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, was betrokken bij een plan om een vuurwerkbom te plaatsen bij de woning van een slachtoffer, met wie hij een conflict had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd, waaronder het verwerven van vuurwerk en het boeken van een hotelkamer voor de medeverdachte. Tijdens de zitting op 28 maart 2025 heeft de rechtbank de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, alsook de vordering van de officier van justitie, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereidingen voor de ontploffing. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral gezien het risico voor de veiligheid van anderen en de betrokkenheid van een minderjarige.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 09/321194-24
Datum uitspraak: 11 april 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2025. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsvrouw, mr. J.A.J. Brahm.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Paardekooper, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd
primair:hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 oktober 2024 tot en met 4 oktober 2024 te Gouda, Aalsmeer, Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting en/of het te weeg brengen van een ontploffing in/bij/onder een
woning en/of voertuig, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, zoals omschreven in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, te weten
- een vuurwerkbom, althans meerdere stuks vuurwerk en/of
- een ruimte, te weten een hotelkamer en/of
- foto(’s) van de auto van [slachtoffer] en/of
- ( foto(’s) van) de looproute naar de woning en/of de auto van die [slachtoffer]
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, opgezocht, verstuurd en/of voor handen heeft gehad, ten einde dit misdrijf uit te voeren;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 46 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 4 oktober 2024 te Gouda, Aalsmeer en/of Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een vuurwerkbom, althans meerdere stuks vuurwerk heeft verworven, vervaardigd en/of voor handen heeft gehad, teneinde brand te stichten en/of een ontploffing te weeg te brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, zoals als omschreven in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht,
welk feit, hij, verdachte, in de periode van 2 oktober 2024 tot en met 4 oktober 2024 in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door
- opdracht te geven tot het plaatsen van een vuurwerkbom in/bij/onder een woning en/of een voertuig, althans tot het verwerven, vervaardigen en/of afleveren van een vuurwerkbom en/of
- het verschaffen van inlichtingen omtrent die woning en/of dat voertuig en/of
- het verschaffen van inlichtingen en toegang tot de door de verdachte geboekte hotelkamer waar afgesproken was en/of de vuurwerkbom afgeleverd diende te worden en/of
- het in het vooruitzicht stellen van een betaling en/of deze betaling al gedeeltelijk te voldoen.
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen verklaard kan worden.
Volgens de officier van justitie is de aangetroffen vuurwerkbom naar de uiterlijke verschijningsvorm geschikt om te laten ontploffen en heeft medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) deze ook met dat doel voorhanden gehad. Op basis van de historische verkeersgegevens van verdachte en [medeverdachte 1] , de aangetroffen printscreens in de telefoon van [medeverdachte 1] en de verklaring van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat ook sprake is geweest van het vereiste opzet op de voorbereidingshandelingen. Gelet op de aard en intensiteit van het contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] is de officier van justitie van oordeel dat zij deze voorbereidingshandelingen tezamen en in vereniging hebben gepleegd. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd, en heeft verzocht hem daarvan vrij te spreken. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte betrokkenheid bij de voorbereidingshandelingen heeft ontkend en dat de hotelreservering geen verband houdt met een crimineel plan. Op basis van het dossier kan voorts niet worden vastgesteld dat verdachte aan [medeverdachte 1] een opdracht heeft gegeven, voorwerpen heeft verschaft of aanwezig is geweest op relevante locaties. Gelet op de verklaring van verdachte is sprake van een alternatief scenario dat [medeverdachte 1] uit eigen initiatief heeft gehandeld.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat, op grond van de wettige bewijsmiddelen, uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Aanhouding medeverdachte Burnett
Op 4 oktober 2024 om 00.30 uur was [nachtportier] (hierna: [nachtportier] ) aan het werk als nachtportier in het [hotel] te Gouda. Op het moment dat [nachtportier] bij de hoofdingang van het hotel stond, zag hij een jongen aan komen lopen die een zenuwachtige indruk op hem maakte. De jongen vertelde dat hij in hotelkamer [nummer] verbleef en dat hij desgevraagd niet kon vertellen op welke naam de kamer stond. [2] [nachtportier] kreeg het gevoel dat er iets niet klopte en deed de deur van het hotel op slot en vroeg de jongen zijn tas leeg te halen. De jongen haalde toen drie stuks vuurwerk gewikkeld in aluminium folie uit zijn tas. [3] Vervolgens zag [nachtportier] dat de jongen iemand belde en tegen de persoon zei: “Deze man doet moeilijk. Het gaat fout hier. Ik weet niet wat ik moet doen”. [4] De jongen bleek medeverdachte [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 1] , te zijn. [5]
In de fotogalerij van de telefoon van [medeverdachte 1] is een printscreen gevonden met de tekst: “Gouda 11.00 Max daar zijn hotel kaart halen IJburg je krijgt die tas mee laat het schadelijk achter 10 procent word gepakt dus een 6k tot 8k bedrag”. [6]
Uit het boekingsformulier van het hotel is gebleken dat hotelkamer [nummer] op 3 oktober 2024 om 13.38 uur via Booking.com is geboekt door [medeverdachte 2] , wonende op [adres 2] . [7] Uit het systeem van het hotel is verder gebleken dat er op dezelfde dag om 15.59 uur is ingecheckt voor hotelkamer [nummer] . [8]
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
Op 4 oktober 2024 heeft [medeverdachte 1] bij de politie verklaard dat hij de cobra’s (het vuurwerk) bij zich had om te verkopen en dat hij samen met een vriendin in het hotel zou verblijven. [9] In zijn tweede verhoor op 6 oktober 2024 heeft hij echter verklaard dat dit verhaal niet klopt. Hij gaf aan dat hij op 2 oktober 2024 via Snapchat [10] de opdracht heeft gekregen om vuurwerk in IJburg op halen, het vuurwerk richting Gouda te brengen en daar een auto tot ontploffing te laten brengen. [11] zou in totaal een beloning van € 8.000,- ontvangen en is akkoord gegaan met de opdracht. Omdat hij de opdracht om de auto te laten ontploffen niet zelf wilde uitvoeren, zou hij de cobra’s in het hotel aan iemand anders overhandigen. [12]
[medeverdachte 1] verklaarde dat hij op 3 oktober 2024 de trein vanuit Almere heeft genomen en omstreeks 21.45/22.00 uur in IJburg (te Amsterdam) was. [13] In IJburg heeft hij de kaart van hotelkamer [nummer] opgehaald. Op dat moment heeft de persoon die de hotelkamerkaart aan hem overhandigde ook de cobra’s en een voorschot van € 600,- aan hem gegeven. [14] Vervolgens zette de betreffende persoon een foto van de achterkant van een zwarte Mercedes en de route [adres 3] naar het [hotel] te Gouda in zijn telefoon. Daarnaast vertelde de betreffende persoon dat [medeverdachte 1] de route zou moeten uitleggen aan de persoon die de cobra’s bij hem in het hotel zou ophalen en dat het in de nacht tussen 03.00 en 04.00 uur moest gebeuren. [15]
Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij in de avond van 3 oktober 2024 via Snapchat een Tikkie naar verdachte heeft gestuurd zodat hij een treinkaartje kon kopen. [16] [medeverdachte 1] wist dat verdachte de hotelkamer voor hem had geboekt en verklaarde dat hij – op het moment dat de nachtportier lastig deed – verdachte heeft gebeld. [17]
Onderzoek aan de telefoon van verdachte en medeverdachte Burnett
Naar aanleiding van de verklaring van [medeverdachte 1] is zijn telefoon uitgelezen en onderzocht. Uit het onderzoek naar zijn bankrekening is gebleken dat op 3 oktober 2024 om 21.16 uur een bedrag van € 8,- naar zijn rekeningnummer is overgemaakt afkomstig van [medeverdachte 2] . Vervolgens is er om 21.18 uur een bedrag van € 7,10 overgemaakt naar het rekeningnummer van NS Reizigers B.V. Hieruit blijkt dat verdachte geld naar [medeverdachte 1] heeft overgemaakt zodat hij een treinkaartje kon kopen. [18]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] eindigend op * [telefoonnummer 1] is gebleken dat er op 3 oktober 2024 van 16.07 tot en met 20.59 uur een mast werd aangestraald in Almere. Van 21.32 tot en met 21.46 uur werd een mast aangestraald op de [adres 4] te Amsterdam en om 22.37 uur op [adres 5] te Amsterdam. Vervolgens werd op 4 oktober 2024 om 00.06 uur een mast aangestraald in Gouda. [19] Deze beweegroute komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 1] . Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte met telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 2] is gebleken dat de telefoon op 3 oktober 2024 om 16.14 uur een mast aanstraalde in de buurt van de [adres 6] te Gouda. Deze locatie bevindt zich in de nabijheid van [hotel] te Gouda. Vanaf 21.15 uur straalde de telefoon een mast aan op de [adres 4] te Amsterdam en vanaf 22.04 uur op de [adres 7] te Amsterdam. [20] Hieruit blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] zich gelijktijdig op de [adres 4] te Amsterdam bevonden, te weten een locatie in buurt van de woning van verdachte gelegen aan [adres 2] .
Verder is gebleken dat [medeverdachte 1] tussen 3 oktober 2024 om 12.40 uur en 4 oktober 2024 om 02.04 uur meerdere keren telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 3] . Dit telefoonnummer staat geregistreerd op de naam [medeverdachte 3] en op het [adres 8] . [21]
In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn ook diverse afbeeldingen aangetroffen, waaronder een printscreen van de route van [adres 2] naar Gouda die op 3 oktober 2024 om 21.03 uur is gecreëerd. Daarnaast is op dezelfde datum om 22.03 uur een printscreen gemaakt van de route [adres 3] naar [hotel] te Gouda. Uit deze printscreen blijkt dat de afstand tussen deze twee locaties slechts 600 meter is. [22] Verder is een printscreen van een afbeelding van de achterkant van een zwarte Mercedes met het kenteken [kenteken] in zijn telefoon aangetroffen. [23]
Relatie tussen verdachte en [slachtoffer]
De politie heeft naar aanleiding van de printscreens in de telefoon van [medeverdachte 1] onderzoek ingesteld naar de woning gelegen aan [adres 3] te Gouda. Daaruit kwam naar voren dat [slachtoffer] woonachtig is op dat adres. [24] Uit de politiesystemen bleek dat verdachte en [slachtoffer] in 2022 een persoonlijke relatie hebben gehad en dat er meerdere incidenten met betrekking tot hun relatie zijn gemeld. [25] Verder is vastgesteld dat de zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] op naam van [slachtoffer] staat. [26]
[slachtoffer] verklaarde dat verdachte hem via de App heeft bedreigd dat hij iets met zijn auto wilde doen of laten doen door iemand. [27] Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat er tussen hem en verdachte sprake is van een conflict over een ketting en dat hij [medeverdachte 1] niet kent. [28]
Uit onderzoek aan de telefoon van [slachtoffer] is gebleken dat hij meerdere WhatsApp-berichten afkomstig van het telefoonnummer van verdachte eindigend op * [telefoonnummer 2] heeft ontvangen, waaronder een bedreigend bericht op 27 september 2024. [29]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij de hotelkamer als verjaardagscadeau voor [medeverdachte 1] heeft geboekt. [30] Omdat [medeverdachte 1] minderjarig is en daarom niet zelf mag inchecken, is verdachte op 3 oktober 2024 naar het hotel in Gouda gegaan om de hotelkamerkaart op te halen. [31] Deze kaart heeft hij op dezelfde dag omstreeks 18.00 uur aan [medeverdachte 1] overhandigd. [32] Verder verklaarde verdachte dat [medeverdachte 1] hem belde op het moment dat hij ruzie had met de nachtportier. [33]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de hotelkamer deels door verdachte en deels door [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) was betaald. [medeverdachte 3] woont, net als verdachte, op [straat] . Verdachte heeft de hotelkamerkaart op 3 oktober 2024 in de woning van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] overhandigd en heeft gedurende de dag contact met [medeverdachte 1] onderhouden via de telefoon van [medeverdachte 3] . Verdachte verklaarde verder dat hij regelmatig zijn frustraties over [slachtoffer] uitte op de momenten dat hij samen met [medeverdachte 1] was, maar dat hij [medeverdachte 1] nooit een opdracht heeft gegeven. Het zou daarom mogelijk kunnen zijn dat [medeverdachte 1] stoer wilde doen. [34]
Tussenconclusie verklaring verdachte
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de hotelkamer heeft geboekt voor [medeverdachte 1] verjaardag ongeloofwaardig. Niet alleen strookt dat niet met de hiervoor weergegeven overwegingen van de rechtbank, maar daarnaast heeft [medeverdachte 1] expliciet verklaard dat dit niet klopt.
Gelet op de verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de hotelkamerkaart om 18.00 uur aan [medeverdachte 1] heeft overhandigd ook ongeloofwaardig. Uit de verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt namelijk dat zijn telefoon van 16.07 tot en met 20.59 uur een mast in Almere aanstraalde. [medeverdachte 1] had daarom niet om 18.00 uur in Amsterdam kunnen zijn om de kaart op te halen.
Tussenconclusie opdracht
Uit de historische verkeersgegevens volgt dat de telefoons van verdachte en [medeverdachte 1] op 3 oktober 2024 in ieder geval van 21.32 tot en met 21.46 uur een mast op de [adres 4] te Amsterdam hebben aangestraald, een locatie in de directe nabijheid van de woning van verdachte. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in IJburg de hotelkamerkaart moest ophalen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de hotelkamerkaart op 3 oktober 2024 op de [adres 2] te Amsterdam aan [medeverdachte 1] heeft overhandigd. Hieruit volgt dat verdachte en [medeverdachte 1] in de avond van 3 oktober 2024 samen op de [adres 2] te Amsterdam zijn geweest en dat verdachte op dat moment de hotelkamerkaart aan [medeverdachte 1] heeft overhandigd. Gelet op deze vaststelling acht de rechtbank ook bewezen dat [medeverdachte 1] de cobra’s van verdachte heeft gekregen en dat verdachte de printscreens in de telefoon van [medeverdachte 1] heeft gezet. [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat hij alle voorwerpen op hetzelfde moment en van dezelfde persoon heeft gekregen. Daar komt bij dat uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat hij en [medeverdachte 1] elkaar niet kennen. Dat geeft steun aan de verklaring van [medeverdachte 1] dat iemand anders de printscreen van de route naar het adres van [slachtoffer] en van de auto van [slachtoffer] in zijn telefoon heeft gezet.
Verder staat op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte de hotelkamer heeft geboekt zodat [medeverdachte 1] zich daar met de voorwerpen kon ophouden totdat de ontploffing zou plaatsvinden.
Op basis van het voorgaande, in combinatie met de inhoud van de opdracht, de relationele geschiedenis tussen verdachte en [slachtoffer] en de recente bedreiging van verdachte richting [slachtoffer] , komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte van plan was om op 4 oktober 2024 een ontploffing te veroorzaken gericht op [slachtoffer] en dat [medeverdachte 1] de daartoe benodigde informatie en goederen heeft gekregen van verdachte.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario is daarmee niet aannemelijk geworden.
Het vuurwerk
In de tas van [medeverdachte 1] zijn drie stuks vuurwerk gewikkeld in aluminiumfolie aangetroffen. Verbalisant [verbalisant] , teamleader explosieven veiligheid CBRN/e, heeft dit vuurwerk herkend als Super Cobra’s 6. [35] Uit het rapport Gevaarzetting Super Cobra 6 volgt dat er bij het gebruik van zwaar vuurwerk als Super Cobra’s 6 algemene gevaarzettingen bekend zijn, waaronder gevaar voor brand en brandwonden door de vlam bij het afgaan van het explosief. Wanneer een Super Cobra 6 ontploft, levert dit gevaar op voor personen en goederen die zich nabij het explosief bevinden. [36] Bij (vrijwel) direct contact met bijvoorbeeld het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon ontstaat zelfs gevaar voor dodelijk letsel. [37]
3.3.2
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde (medeplegen van voorbereidingshandelingen)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte (samen met medeverdachte [medeverdachte 1] ) de aangetroffen voorwerpen voorhanden heeft gehad, of die voorwerpen bestemd waren voor het plegen van een brand/ontploffing en of verdachte het opzet had om die brand/ontploffing voor te bereiden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Voorbereidingshandelingen
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3.1 genoemde feiten en omstandigheden bewezen dat [medeverdachte 1] de aangetroffen voorwerpen voorhanden heeft gehad met het doel om een brand/ontploffing bij de woning dan wel onder de auto van [slachtoffer] teweeg te brengen. De rechtbank is voorts van oordeel dat deze voorwerpen geschikt kunnen zijn voor het plegen van een brand/ontploffing. Daarmee heeft [medeverdachte 1] het vereiste opzet op de voorbereiding van de brand/ontploffing gehad. Daarbij acht de rechtbank ook bewezen dat zijn opzet mede gericht was op het voorzienbare gevaar. Uit onderzoek is immers gebleken dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat Super Cobra’s 6 bij ontploffing (ernstig) gevaar voor personen en/of goederen kunnen veroorzaken.
Medeplegen
Bij de uitvoering van het plan hadden de verdachten ieder een rol. Verdachte heeft een initiërende rol gehad. Hij stelde het plan op, benaderde [medeverdachte 1] en verwierf de benodigde voorwerpen. De rol van [medeverdachte 1] was gericht op de uitvoering van het plan. De intensiteit van de samenwerking, het contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] en het belang van de rol van verdachte maken dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De rechtbank acht medeplegen daarom bewezen.
Conclusie
Concluderend kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte, samen met [medeverdachte 1] , voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor het teweegbrengen van een brand/ontploffing bij de woning dan wel onder de auto van [slachtoffer] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1, primair:
op tijdstippen in de periode van 2 oktober 2024 tot en met 4 oktober 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting en/of het teweeg brengen van een ontploffing bij een woning en/of onder een voertuig, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, zoals omschreven in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, te weten
- meerdere stuks vuurwerk en
- een hotelkamer en
- een foto van de auto van [slachtoffer] en
- een foto van de looproute naar de woning en de auto van die [slachtoffer]
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, opgezocht, verstuurd en voorhanden heeft gehad, ten einde dit misdrijf uit te voeren.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering worden opgelegd.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Zij heeft verzocht om aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden te koppelen dat verdachte moet meewerken aan een re-integratietraject en dat de reclassering toezicht op de naleving hiervan houdt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met ander schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot het teweegbrengen van een brand/ontploffing bij de woning/onder de auto van [slachtoffer] . Dat het niet daadwerkelijk tot een ontploffing is gekomen, is te danken aan de oplettendheid en het ingrijpen door de nachtportier van het hotel. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen onverantwoorde risico’s geaccepteerd ten aanzien van de veiligheid en gezondheid van [slachtoffer] , maar ook van de buren van [slachtoffer] en passanten op straat. Daarnaast vindt de rechtbank het extra zorgelijk dat verdachte een minderjarige jongen heeft ingeschakeld om gevaarlijk vuurwerk op te halen en een ontploffing teweeg te brengen. Hij heeft zich daarbij niet bekommerd om de veiligheid van de minderjarige medeverdachte. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan. Bovendien loopt het aantal gerichte ontploffingen bij (onder meer) woningen en auto’s in Nederland steeds verder op. Door de toename van de gerichte ontploffingen groeit het gevoel van angst en onveiligheid in de samenleving als geheel. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
De rechtbank oordeelt dat alleen de oplegging van een gevangenisstraf recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf houdt zij rekening met de volgende omstandigheden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 9 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren is veroordeeld voor een geweldsdelict.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van GGZ Reclassering Nederland van 8 januari 2025, opgemaakt door [naam] . De reclassering heeft – kort gezegd – gerapporteerd dat verdachte geen vaste dagbesteding heeft en dat er sprake lijkt te zijn van sociaal isolement en/of eenzaamheid. Verdachte heeft aangegeven open te staan voor hulp bij en behandeling van deze klachten. Vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte heeft de reclassering het risico op recidive niet kunnen inschatten. Het risico op letsel wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld en het risico op onttrekking als laag. Bij een bewezenverklaring wordt geadviseerd tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelplicht en een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte 1] en met [slachtoffer] .
LOVS
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Hieruit volgt dat het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een explosief in de openbare ruimte een gevangenisstraf van vijftien maanden is. Alhoewel dit feit niet ten laste is gelegd, houdt de rechtbank wel rekening met dit uitgangspunt. Eén onderdeel van de voorbereidingshandelingen van de verdachten was immers het voorhanden hebben van explosieven, te weten drie Super Cobra’s 6.
De op te leggen straf
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 46, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van het opzettelijk brand stichten of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde moet zich binnen 3 (drie) dagen, na het ingaan van de proeftijd, melden bij Reclassering Nederland locatie [locatie] , Nederland. Veroordeelde moet zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Ambulante behandeling
Veroordeelde moet meewerken aan diagnostiek en moet zich indien geïndiceerd laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de medeverdachte [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 2] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [nachtportier] , d.d. 6 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320918-12, midden en onderaan doorgenummerde pagina 43.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [nachtportier] , d.d. 6 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320918-12, bovenaan doorgenummerde pagina 44.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [nachtportier] , d.d. 6 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320918-12, midden doorgenummerde pagina 44.
5.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 1] , d.d. 4 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320918-2, midden doorgenummerde pagina’s 56.
6.Proces-verbaal van bevindingen met bijlage, d.d. 4 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320918-13, midden doorgenummerde pagina 17.
7.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320918-27, bovenaan doorlopende pagina’s 23.
8.Bijlage 3 van het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] met bijlagen, d.d. 5 oktober 2024, met nummer 3, doorgenummerde pagina 53.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , d.d. 4 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320918-11, onderaan doorgenummerde pagina 63 en middenin doorgenummerde pagina 66.
10.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer 2, bovenaan doorgenummerde pagina 85.
11.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer 2, onderaan doorgenummerde pagina 83.
12.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer 2, bovenaan en midden doorgenummerde pagina 85.
13.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer 2, bovenaan doorgenummerde pagina 84 en bovenaan doorgenummerde pagina 87.
14.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer 2, bovenaan doorgenummerde pagina 88 en midden doorgenummerde pagina 89.
15.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer 2, bovenaan doorgenummerde pagina 87 en bovenaan doorgenummerde pagina 91.
16.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer 2, midden doorgenummerde pagina 92.
17.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer 2, bovenaan doorgenummerde pagina 89.
18.Proces-verbaal van bevindingen analyse bankrekening [medeverdachte 1] , d.d. 22 oktober 2024, onderaan doorgenummerde pagina 187.
19.Proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens 31685572333, d.d. 15 oktober 2024, met nummer 22, midden doorgenummerde pagina 185.
20.Proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens 31684324110, d.d. 15 oktober 2024, met nummer 21, onderaan doorgenummerde pagina 183.
21.Proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens 31685572333, d.d. 15 oktober 2024, met nummer 22, onderaan doorgenummerde pagina 185.
22.Proces-verbaal van bevindingen eerste analyse telefoon, d.d. 6 oktober 2024, met nummer 4, doorgenummerde pagina’s 38 en 39.
23.Proces-verbaal van bevindingen foto Mercedes met bijlagen, d.d. 21 oktober 2024, met nummer 24, midden doorgenummerde pagina 180.
24.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320964-27, onderaan doorgenummerde pagina 29.
25.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, d.d. 6 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320964-27, bovenaan doorgenummerde pagina 30.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , d.d. 8 oktober 2024, met nummer 14, onderaan doorgenummerde pagina 114.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , d.d. 8 oktober 2024, met nummer 14, onderaan doorgenummerde pagina 114.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , d.d. 8 oktober 2024, met nummer 14, bovenaan en onderaan doorgenummerde pagina 115.
29.Proces-verbaal van bevindingen eerste analyse telefoon [slachtoffer] met bijlage, d.d. 9 oktober 2024, met nummer 17, midden doorgenummerde pagina 117.
30.Proces-verbaal ter terechtzitting, d.d. 10 januari 2025, bovenaan pagina 3.
31.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 2] met bijlagen, d.d. 8 oktober 2024, met nummer 16, bovenaan doorgenummerde pagina 149.
32.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 2] met bijlagen, d.d. 8 oktober 2024, met nummer 16, bovenaan doorgenummerde pagina 150.
33.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 2] met bijlagen, d.d. 8 oktober 2024, met nummer 16, midden doorgenummerde pagina 147.
34.Proces-verbaal ter terechtzitting, d.d. 28 maart 2025.
35.Proces-verbaal van bevindingen met bijlage, d.d. 18 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320918-43, bovenaan doorgenummerde pagina 167.
36.Proces-verbaal van bevindingen met bijlage, d.d. 18 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320918-43, onderaan doorgenummerde pagina 174.
37.Proces-verbaal van bevindingen met bijlage, d.d. 18 oktober 2024, met nummer PL1500-2024320918-43, bovenaan doorgenummerde pagina 175.