ECLI:NL:RBAMS:2025:3434

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
11506376 \ EA VERZ 25-75
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens werkzaamheden elders tijdens ziekte en gefixeerde schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Amsterdam's Scootercity B.V. en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer was in dienst bij Scootercity als monteur en was gedurende een periode van ziekte, van 31 mei 2022 tot 18 maart 2024 en opnieuw van 29 juli 2024 tot 12 augustus 2024, niet in staat om te werken. Ondanks zijn ziekte heeft hij echter werkzaamheden verricht voor een derde partij, wat leidde tot zijn ontslag op staande voet op 22 november 2024. Scootercity heeft vervolgens een gefixeerde schadevergoeding van € 3.809,22 ingehouden op zijn loon en heeft ook onderzoekskosten van € 15.768,06 gemaakt om zijn werkzaamheden elders te verifiëren. De werknemer heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van Scootercity, maar de kantonrechter oordeelde dat hij de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd was, evenals de onderzoekskosten. De kantonrechter heeft de verzoeken van Scootercity toegewezen en de werknemer veroordeeld tot betaling van de bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de werknemer gekomen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11506376 \ EA VERZ 25-75
Beschikking van 27 mei 2025
in de zaak van
AMSTERDAM'S SCOOTERCITY B.V.,
te Amsterdam,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Scootercity,
gemachtigde: mr. H.J.F. Wekking,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingekomen op 22 januari 2025,
- het verweerschrift met producties, ingekomen op 16 april 2025.
1.2.
Op 6 mei 2025 is de zaak mondeling behandeld. Namens Scootercity zijn [naam 1] en [naam 2] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn partner. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] , geboren op [geboortedatum] 1989, is op 19 augustus 2019 in dienst getreden bij Scootercity in de functie van monteur voor 40 uur per week.
2.2.
Van 31 mei 2022 tot 18 maart 2024 is [gedaagde] wegens ziekte uitgevallen. Per 18 maart 2024 heeft hij zich zelf beter gemeld.
2.3.
Van 29 juli 2024 tot en met 12 augustus 2024 is [gedaagde] wegens ziekte uitgevallen.
2.4.
Op 20 augustus 2024 heeft [gedaagde] zich ziekgemeld wegens rugklachten.
2.5.
Op 12 augustus 2024 is op het kenteken van de auto van [gedaagde] op naam van Guidion Nederland B.V een landelijke RVV-ontheffing verleend.
2.6.
Op 23 september 2024 is het eenmansbedrijf “ [naam eenmanszaak] ” in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven.
2.7.
In opdracht van Scootercity heeft Rebuss Bedrijfsrecherche (hierna: Rebuss) in de periode van 24 september 2024 tot 22 november 2024 een onderzoek naar het ziekteverzuim van [gedaagde] uitgevoerd, waarbij er in de periode van 1 oktober 2024 tot en met 15 november 2025 fysieke observaties zijn uitgevoerd. In de daartoe opgestelde eindrapportage van 6 december 2024 heeft Rebuss vermeld dat [gedaagde] in de periode van 4 november 2024 tot en met 15 november 2024 namens een glasvezelbedrijf op vier dagen glasvezel- c.q. installatiewerkzaamheden in de omgeving van [plaats 1], [plaats 2] en [plaats 3] heeft uitgevoerd op particuliere adressen.
2.8.
Op 22 november 2024 heeft Scootercity [gedaagde] op staande voet ontslagen wegens het elders verrichten van werkzaamheden terwijl hij herhaaldelijk aan de werkgever en de bedrijfsarts heeft aangegeven niet in staat te zijn de bedongen arbeid te verrichten c.q. evaluatiegesprekken in de zin van de Wet Verbetering Poortwachter te voeren.
2.9.
Scootercity heeft op de eindafrekening 2024 een bedrag van € 3.809,22 bruto aan gefixeerde schadevergoeding ingehouden op het loon van [gedaagde] . Dit resulteerde in een negatieve eindafrekening.
2.10.
Bij (gespecificeerde) facturen van 31 oktober 2024 en 2 december 2024 heeft Rebuss aan Scootercity in totaal een bedrag van € 15.768,06 exclusief btw voor het onderzoek in rekening gebracht.
2.11.
Bij e-mail van 5 december 2024 heeft Scootercity [gedaagde] gesommeerd het restant van de gefixeerde schadevergoeding ten bedrage van € 1.153,97 uiterlijk op 12 december 2024
te betalen, bij gebreke waarvan de wettelijke rente in rekening is aangezegd. Daarbij heeft Scootercity een voorbehoud gemaakt om ook de onderzoekskosten op [gedaagde] te verhalen.
2.12.
Op 20 december 2024 heeft Scootercity tegen [gedaagde] bij de politie aangifte gedaan wegens oplichting.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Scootercity verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
a. te verklaren voor recht dat [gedaagde] de gefixeerde schadeloosstelling van artikel 7:677 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) verschuldigd is,
en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
€ 1.153,97 netto wegens (restant) gefixeerde schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2024,
€ 15.768,06 wegens onderzoekskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de beschikking,
de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek heeft Scootercity -samengevat- ten grondslag gelegd dat [gedaagde] door tijdens ziekte bij een derde werkzaamheden te verrichten Scootercity een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, zodat hij een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is. De gemaakte onderzoekskosten zijn noodzakelijkerwijs gemaakt om te bewijzen dat [gedaagde] elders werkte en zijn op grond van artikel 6:96 lid 2, onder b BW, aan te merken als de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen, aldus Scootercity.
3.3.
[gedaagde] verzet zich tegen toewijzing van de verzoeken en voert daartoe -samengevat- aan dat het werk bij Scootercity voor hem te zwaar was, dat hij werd gepest en getreiterd en mentale problemen heeft. Daarom wilde hij (mede op advies van de arbodienst) een carrièreswitch maken. Hij heeft ook geprobeerd ontslag te nemen bij Scootercity maar dat werd geweigerd. Hij heeft zijn bedrijf ingeschreven in het Handelsregister en is alleen (onbetaald) gaan meelopen bij een ander bedrijf om zich te oriënteren op de eventuele carrièreswitch. Hij erkent dat hij dit laatste aan Scootercity had moeten melden.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of [gedaagde] aan Scootercity de gefixeerde schadevergoeding moet betalen. Daarnaast is aan de orde de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de door Scootercity gemaakte onderzoekskosten.
ontvankelijkheid verzoek
4.2.
Het verzoek is binnen twee maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst ingediend, zodat Scootercity ontvankelijk is (art. 7:686a lid 4 sub a BW). De arbeidsovereenkomst is immers geëindigd op 22 november 2024 en het verzoekschrift is ontvangen op 22 januari 2025.
ontslag op staande voet
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] geen rechtsmiddel heeft ingesteld tegen het ontslag op staande voet zodat het ontslag onherroepelijk is.
gefixeerde schadevergoeding
4.4.
Art. 7:677 lid 2 BW bepaalt dat de partij die door opzet of schuld een dringende reden geeft aan de andere partij, een vergoeding verschuldigd is, als op basis daarvan ook daadwerkelijk is opgezegd. Er is sprake van opzet of schuld als de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde reden verwijtbaar is aan de andere partij. De kantonrechter is van oordeel dat Scootercity voldoende heeft onderbouwd dat daarvan sprake. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
Aan het ontslag op staande voet is het uitvoeren van werkzaamheden elders ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft erkend dat hij (onbezoldigde) werkzaamheden voor een derde heeft verricht terwijl hij in dienst was bij Scootercity en uitgevallen was wegens ziekte. [gedaagde] voert aan dat hij zich oriënteerde op een carrièreswitch. Dat kan zo zijn, maar daarbij gaat hij eraan voorbij dat hij aan de bedrijfsarts en Scootercity had aangegeven niet te kunnen re-integreren en zelfs niet in staat te zijn om koffie bij Scootercity te komen drinken. Bovendien werd zijn loon doorbetaald. Hij had het werken elders dan ook moeten melden aan Scootercity, maar heeft dat niet gedaan. Dat is verwijtbaar. Dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] , zoals hij heeft aangevoerd, niet werd betaald voor zijn werkzaamheden elders, doet hier niet aan af.
4.6.
Dit betekent dat [gedaagde] de gefixeerde schadevergoeding aan Scootercity verschuldigd is, zodat de verzochte verklaring voor recht toewijsbaar is.
4.7.
Op grond van artikel 7:677 BW lid 3 BW is de vergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. [gedaagde] heeft niet weersproken dat de gefixeerde schadevergoeding € 3.809,22 bruto bedraagt, welk bedrag gedeeltelijk met de eindafrekening is verrekend. Dit betekent dat het resterende bedrag van € 1.153,97 zal worden toegewezen, vermeerderd met de niet betwiste wettelijke rente vanaf 12 december 2024.
kosten recherche
4.8.
Scootercity verzoekt [gedaagde] te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 15.768,06 aan gemaakte onderzoekskosten. Die kosten komen als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking indien er sprake is van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW ). Het bepaalde in artikel 6:96 BW vereist een dubbele redelijkheidstoets. De kosten moeten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang van de kosten moet redelijk zijn.
4.9.
Uitgangspunt is dat de werkgever het recht heeft een ziekmelding te controleren en dat de inspanningen van partijen erop gericht zijn zo snel als mogelijk te komen tot werkhervatting, al dan niet in aangepast werk of bij derden. Scootercity stelt dat haar verhalen bereikte van een oud-werknemer dat [gedaagde] werkzaamheden elders zou verrichten en dat dit, mede gelet op het voorgaande langdurige ziekteverzuim en de eigen betermelding kort voor het verstrijken van de tweejaars-termijn, ertoe heeft geleid dat zij Rebuss opdracht heeft gegeven om een onderzoek naar [gedaagde] in te stellen.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden redelijk is geweest dat Scootercity deze onderzoekskosten heeft gemaakt. Uit het onderzoek volgde immers de bevestiging dat [gedaagde] tijdens zijn ziekte elders werkzaamheden verrichtte. De door Scootercity gemaakte onderzoekskosten dienen dan ook door [gedaagde] te worden betaald. De kantonrechter is van oordeel dat de onderzoekskosten voldoende zijn onderbouwd met de overgelegde gespecificeerde facturen. Scootercity heeft de in de facturen in rekening gebrachte btw verrekend. Het bedrag van € 15.768,06 is dan ook toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van de beschikking is eveneens toewijsbaar.
proceskosten
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Scootercity, die tot op heden worden begroot op:
aan griffierecht € 543,00
aan salaris gemachtigde € 543,00
aan nakosten € 67,50
------------
in totaal € 1.153,50,
vermeerderd met de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] aan Scootercity de gefixeerde schadevergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW verschuldigd is,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Scootercity van € 1.153,97, ten titel van restant van de gefixeerde schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Scootercity van € 15.768,06 aan onderzoekskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van Scootercity, tot op heden begroot op € 1.153,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart de betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025, in aanwezigheid van mr. B.A. Terwee, griffier.
452