In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij hypotheekfraude. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opmaken en gebruiken van valse geschriften, waaronder een salarisspecificatie, een arbeidsovereenkomst en een werkgeversverklaring, om een hypothecaire lening van ongeveer € 173.720 te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten deze documenten valselijk hebben opgemaakt en ingediend bij de hypotheekverstrekker, met als doel om een hypotheek te verkrijgen voor de aankoop van een woning. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte als voldoende beschouwd, mede op basis van zijn bekentenis en het overige bewijs in het dossier. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van valsheid in geschrift en oplichting. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure heeft de rechtbank besloten om een lagere straf op te leggen dan gebruikelijk, en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 70 dagen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de zaak geen bezwaren oplevert voor een toekomstige Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).