Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 april 2025 met bijlagen;
- de e-mail van [gedaagde] van 30 april 2025 met bijlagen; en
- de e-mail van Woonzorg van 1 mei 2025 met bijlagen.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonzorg Nederland en een gedaagde huurder. Woonzorg vorderde ontruiming van een woning op basis van een tijdelijke huurovereenkomst die was opgezegd. De gedaagde, die samen met zijn echtgenote in de woning woonde, voerde verweer en stelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was omdat zijn echtgenote, die ook als medehuurder werd beschouwd, niet afzonderlijk was opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de echtgenoot van de huurder van rechtswege medehuurder is, zolang deze haar hoofdverblijf in de woning heeft. Aangezien de opzegging enkel aan de gedaagde was gedaan en niet aan zijn echtgenote, was de opzegging niet rechtsgeldig. De kantonrechter wees de vordering van Woonzorg af en veroordeelde hen in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van het correct volgen van de wettelijke procedures bij het beëindigen van huurovereenkomsten, vooral wanneer er sprake is van medehuurderschap.