ECLI:NL:RBAMS:2025:3394

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
13/312190-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal van vrachtwagentrailers met zink

Op 21 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van diefstal van twee vrachtwagentrailers met zink. De diefstal vond plaats op 25 november 2023 in Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen na een terechtzitting op 7 mei 2025. De officier van justitie, mr. M. Modder, heeft gevorderd dat het feit bewezen kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het bewijs is geleverd door de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering omdat deze niet was onderbouwd. De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/312190-23
Datum uitspraak: 21 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 mei 2025.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (13/312191-23).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal van twee vrachtwagentrailers met zink op 25 november 2023 in Amsterdam.
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld het feit kan worden bewezen.
3.2
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte:
op 25 november 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen trailers en zink, die aan [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen
geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals
daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Ladingdiefstallen vormen in het algemeen voor de transportsector een grote bron van
schade; niet alleen in de vorm van directe, materiële schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande
maatregelen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Dergelijke feiten verstoren de
rechtsorde en brengen in de maatschappij gevoelens van onrust en ergernis naar boven. Verdachte heeft zich van dat alles kennelijk geen of onvoldoende rekenschap gegeven en heeft slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Het ging hier om een lading die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigde, namelijk ongeveer € 150.000,-. Bovendien is de ladingdiefstal op geraffineerde en professionele wijze in vereniging gepleegd. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 26 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de uittreksels van 25 november 2023 uit het European Criminal Records Information System van Duitsland, Frankrijk, en België. Uit deze uittreksels blijkt dat verdachte in voornoemde landen in de afgelopen vijf jaar niet voor strafbare feiten is veroordeeld.
Op te leggen straf
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging.
Vanwege de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, kan niet worden volstaan met een andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die strafrechters in Nederland hanteren. Het oriëntatiepunt voor diefstal van een vrachtwagen vermeldt in het geval van een first offender in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de bijbehorende strafvermeerderende factoren die van toepassing zijn. Zo is het feit in vereniging gepleegd, is een professionele werkwijze gehanteerd en vertegenwoordigde de inhoud van de gestolen opleggers een hoge waarde. Verder heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank vindt alles afwegend een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [bedrijf] vordert een bedrag van € 3.000,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering niet is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat de vordering niet is onderbouwd. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart [bedrijf] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. J.M. van Hall en L. Noyon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 mei 2025.
[…]
.