ECLI:NL:RBAMS:2025:3382

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
11503524 \ EA VERZ 25-58
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens privégebruik van een zakelijk voertuig met afwijzing van verzoeken om vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en VEBEGO CLEANING SERVICES B.V. [eiser] heeft verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat op 15 november 2024 door Vebego is gegeven. Het ontslag was gebaseerd op het privégebruik van een bedrijfsbus, wat volgens Vebego in strijd was met de bedrijfsregels. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] erkend dat hij de bedrijfsbus op dagen dat hij niet werkte en tijdens ziekte heeft gebruikt, maar stelde dat dit werkgerelateerd was. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat er sprake was van een dringende reden en het ontslag onverwijld was gegeven. De kantonrechter wees de verzoeken van [eiser] om een transitievergoeding en andere vergoedingen af, omdat zijn handelen als ernstig verwijtbaar werd beschouwd. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten van Vebego, die op € 610,50 werden begroot. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11503524 \ EA VERZ 25-58
Proces-verbaal van de mondelinge beschikking van 15 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G. Akaröz,
tegen
VEBEGO CLEANING SERVICES B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Vebego,
gemachtigde: mr. R.M. Dessaur.
Bij verzoekschrift van 15 januari 2025 heeft [eiser] verzocht om vernietiging van het door Vebego gegeven ontslag op staande voet dan wel om betaling van een billijke vergoeding na ontslag op staande voet. Het verzoekschrift is door [eiser] op 11 februari 2025 herzien.
Op 15 mei 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De zaak is behandeld door mr. B.T. Beuving, kantonrechter, en mr. M.E. Zwart da Silva Palma als griffier.
De heer [eiser] is verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Vebego zijn mevrouw [naam 1] ( [naam functie 1] ) en de heer [naam 2] ( [naam functie 2] ) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is de mondelinge behandeling geschorst, daarna heropend en gesloten. De kantonrechter heeft op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De beoordeling

1.1.
Op 15 november 2025 is [eiser] door Vebego op staande voet ontslagen. Het ontslag op staande voet is op 18 november 2025 schriftelijk aan [eiser] bevestigd. [eiser] heeft op de zitting aangegeven dat hij berust in het ontslag en vordert in deze procedure een transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding, een billijke vergoeding en de kosten van deze procedure. Vebego heeft een voorwaardelijk tegenverzoek - namelijk ontbinding van de arbeidsovereenkomst - ingesteld. De verzoeken van [eiser] worden afgewezen. Aan het voorwaardelijk tegenverzoek wordt niet toegekomen.
Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig gegeven
1.2.
Voor ontslag op staande voet is vereist dat sprake is van een dringende reden en dat het ontslag onverwijld is gegeven. [1] Uit de ontslagbrief van 18 november 2024 blijkt dat de dringende reden die is medegedeeld ziet op het door Vebego geconstateerde privégebruik van de bedrijfsbus door [eiser] . Volgens Vebego heeft [eiser] de bedrijfsbus zowel buiten werktijd, in weekenden als tijdens ziekte gebruikt voor privédoeleinden, terwijl dit hem meerdere malen uitdrukkelijk is verboden. Daarmee heeft [eiser] de bedrijfsregels van Vebego geschonden en gezien de eerdere officiële waarschuwing die Vebego aan [eiser] heeft gegeven omtrent het privégebruik van bedrijfsvoertuigen kan niet langer van Vebego gevergd worden de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
[eiser] heeft de bedrijfsbus privé gebruikt
1.3.
[eiser] erkent dat hij de bedrijfsbus heeft gebruikt op dagen dat hij niet hoefde te werken en op dagen dat hij zich ziek had gemeld, maar stelt dat de geconstateerde ritten te maken hadden met zijn werk. [eiser] kan namelijk niet gratis parkeren voor zijn woning zodat hij steeds gebruik moest maken van de bezoekersvergunning van vrienden om de bedrijfsbus zo voordelig te parkeren.
1.4.
De kantonrechter acht het, gelet op de wisselende verklaringen van [eiser] , niet aannemelijk dat de ritten uitsluitend bedoeld waren om parkeren mogelijk te maken. Het gaat immers om herhaalde korte ritjes op zaterdagen en ziektedagen naar verschillende straten in [woonplaats] en [eiser] heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het niet mogelijk was om de bedrijfsbus voor een langere tijd te parkeren. Daarnaast kwalificeert een bezoek aan de huisarts naar het oordeel van de kantonrechter niet als een werkgerelateerde rit, ook niet als de klachten werkgerelateerd zijn. De kantonrechter stelt dan ook vast dat [eiser] de bedrijfsbus heeft gebruikt voor privédoeleinden.
Er is sprake van een dringende reden
1.5.
Voor het oordeel of het privégebruik van de bedrijfsbus kwalificeert als een dwingende reden is van belang dat er een voorgeschiedenis is omtrent het privégebruik van bedrijfsvoertuigen. Vast staat immers dat [eiser] in juli 2024 met een door Vebego ter beschikking gestelde leaseauto naar Marokko is gereden, terwijl hij op dat moment geen bijtelling betaalde en al meer dan de maximaal toegestane 500 kilometer privé met de leaseauto had gereden. Uit de stukken blijkt dat de (voormalig) leidinggevende van [eiser] hem er uitdrukkelijk op heeft gewezen dat hij dat niet mocht doen.
1.6.
Uit de stukken blijkt dat Vebego [eiser] op 1 augustus 2024 officieel heeft gewaarschuwd wegens het privégebruik van de leaseauto en met terugwerkende kracht bijtelling aan [eiser] heeft doorberekend. Vebego heeft in de waarschuwingsbrief duidelijk aangegeven dat een volgende misstap grote consequenties zou kunnen hebben waarbij het dienstverband beëindigd zou kunnen worden.
1.7.
[eiser] is vervolgens in augustus 2024 overgeplaatst naar een andere afdeling waarbij de leaseauto is ingeruild voor een bedrijfsbus. [eiser] heeft niet weersproken dat bij en na de overplaatsing meerdere malen met hem is besproken dat hij de bedrijfsbus niet privé mocht gebruiken. Daarnaast heeft [eiser] zijn stelling dat hij ook voor de bedrijfsbus bijtelling betaalde en de auto dus privé mocht gebruiken onvoldoende onderbouwd. Dat [eiser] de bedrijfsbus ondanks een waarschuwing en meerdere uitdrukkelijke verboden toch privé heeft gebruikt, maakt dat naar het oordeel van de kantonrechter sprake is van een dringende reden. [eiser] was immers voldoende gewaarschuwd en heeft door de bedrijfsbus toch privé te gebruiken het vertrouwen van Vebego geschaad.
Het ontslag is onverwijld gegeven
1.8.
[eiser] stelt dat Vebego het ontslag niet onverwijld heeft gegeven. Als een werkgever opzegt wegens een dringende reden, dan moet de werkgever zo snel mogelijk daadwerkelijk tot ontslag overgaan. [2]
1.9.
Vast staat dat Vebego op donderdag 14 november 2024 het privégebruik geconstateerd heeft en op vrijdag 15 november 2024 een gesprek heeft gevoerd met [eiser] waarin het ontslag op staande voet is gegeven. Daarnaast staat vast dat Vebego op maandag 18 november 2024 het ontslag op staande voet schriftelijk aan [eiser] heeft bevestigd. [eiser] heeft onvoldoende gemotiveerd waarom Vebego met die handelswijze onvoldoende voortvarend gehandeld heeft, zodat wordt aangenomen dat Vebego het ontslag onverwijld heeft gegeven. Dat Vebego het privégebruik eerder had moeten of kunnen ontdekken kan Vebego niet worden tegengeworpen.
Er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen
1.10.
Nu sprake is van een dringende reden en het ontslag onverwijld is gegeven is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De kantonrechter zal de verzochte gefixeerde schadevergoeding en de billijke vergoeding daarom afwijzen. Ook de verzochte transitievergoeding wordt afgewezen. Daarvoor is het volgende redengevend. Het handelen van [eiser] is ernstig verwijtbaar. Vebego heeft meerdere malen geconstateerd dat [eiser] ten onrechte gebruik heeft gemaakt van bedrijfsvoertuigen voor privédoeleinden. Na het privégebruik van de leaseauto heeft Vebego een officiële waarschuwing en daarmee een extra kans aan [eiser] gegeven. Toen vervolgens is geconstateerd dat [eiser] de bedrijfsbus buiten werktijd gebruikte, wat volgens [eiser] te maken had met het vinden van een laadpaal, heeft Vebego de elektrische bedrijfsbus omgeruild voor een bedrijfsbus die rijdt op brandstof. De kantonrechter is van oordeel dat Vebego daarmee redelijk heeft gehandeld en veelvuldig vertrouwen aan [eiser] heeft gegeven. Dat [eiser] de bedrijfsbus, ondanks dit in hem gestelde vertrouwen, toch privé heeft gebruikt acht de kantonrechter ernstig verwijtbaar. Op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW kan daarom geen transitievergoeding aan [eiser] worden toegekend.
[eiser] moet de proceskosten betalen
1.11.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vebego worden begroot op € 610,50, bestaande uit € 543,- (salaris gemachtigde) en € 67,50 (nakosten).

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
wijst de verzoeken van [eiser] af,
2.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Vebego begroot op
€ 610,50 ,eventueel te vermeerderen met de kosten van betekening, te betalen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis,
2.3.
verklaart deze beschikking met betrekking tot de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge beschikking is gewezen door mr. B.T. Beuving, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 15 mei 2025.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter en de griffier.
64183

Voetnoten

1.Artikel 7:677 lid 1 en artikel 7:678 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 7:677 lid 1 BW.