ECLI:NL:RBAMS:2025:3331

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 1328
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal onderwijs voor minderjarig kind met specifieke onderwijsbehoeften

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 mei 2025, staat de toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal onderwijs voor het minderjarige kind [naam 1] centraal. Eisers, de ouders van [naam 1], hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Amsterdam Diemen, dat op 27 juni 2023 een toelaatbaarheidsverklaring heeft afgegeven voor [naam 1]. Dit besluit is gebaseerd op deskundigenadviezen die aangeven dat [naam 1] specifieke onderwijsbehoeften heeft en dat speciaal onderwijs momenteel de meest passende optie is. De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2025 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat de motivering van het bestreden besluit voldoende is en er geen sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank benadrukt het belang van onderwijs voor [naam 1] en verzoekt om de aanstelling van een bijzondere curator om haar belangen te behartigen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/1328

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] ,te Amsterdam, eisers (eiser respectievelijk eiseres)
(gemachtigde: mr. W.D. Berkhout),
en

Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Amsterdam Diemen, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.J. Hendrikx).

Inleiding

1.1.
De rechtbank stelt in deze uitspraak het belang van het kind, [naam 1] (hierna: [naam 1] ) voorop.
1.2.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder om een toelaatbaarheidsverklaring af te geven voor [naam 1] .
1.3.
Met het besluit van 27 juni 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder een toelaatbaarheidsverklaring afgegeven voor [naam 1] . Met het besluit van 16 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
1.4.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep van eisers gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder. Ook zijn verschenen [naam 2] , [functie] van het Samenwerkingsverband, [naam 3] en een collega. [naam 1] was ook op de zitting aanwezig.
1.6.
De rechtbank heeft de [belanghebbende] te Amsterdam, uitgenodigd om als derde-belanghebbende deel te nemen aan de procedure. De school heeft niet op deze uitnodiging gereageerd.

Overwegingen

Wat is er aan de procedure voorafgegaan?
2. [naam 1] is geboren op [geboortedatum] 2018. Zij is in mei 2022 begonnen in groep 1 van de [belanghebbende] aan de [adres] te Amsterdam. Op 7 december 2022 heeft de [belanghebbende] zonder toestemming van de ouders van [naam 1] een aanvraag ingediend voor een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal (basis)onderwijs. In de aanvraag is opgenomen dat het de school ondanks extra begeleiding en intensieve één-op-één begeleiding niet lukt om [naam 1] deel te laten nemen aan het onderwijsproces. Op 17 juli 2023 is besloten om [naam 1] per 21 juli 2023 van school te verwijderen. [naam 1] is sindsdien niet meer naar school geweest. Eisers hebben geprobeerd om [naam 1] op verschillende reguliere basisscholen in te schrijven, maar die hebben haar telkens afgewezen.
Besluitvorming
3.1.
Met het primaire besluit van 27 juni 2023 heeft verweerder een tijdelijke toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs (TLV – SO) cluster 4 PI met bekostigingscategorie midden afgegeven voor de periode van 27 juni 2023 tot en met 31 juli 2025. Verweerder baseert zich hierbij op twee deskundigenadviezen en stelt zich op het standpunt dat het speciaal onderwijs op dit moment de meest passende onderwijsplek is voor [naam 1] . Volgens verweerder is bij [naam 1] sprake van een specifieke onderwijsbehoefte op verschillende ontwikkelingsgebieden. Zij heeft een omgeving nodig waar men daarbij aansluit en haar voldoende kan ondersteunen.
3.2.
Op 25 september heeft verweerder de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT) verzocht advies uit te brengen over het bezwaar van eisers. Op 4 december 2023 heeft de LBT geadviseerd om de toelaatbaarheidsverklaring speciaal onderwijs in stand te laten en te voorzien van een daadkrachtige motivering.
3.3.
Volgens de LBT is genoegzaam naar voren gekomen dat de problematiek van [naam 1] dermate ernstig is dat verweerder heeft kunnen concluderen dat speciaal onderwijs op dit moment het meest passend is voor [naam 1] . Daarbij acht de LBT van belang dat het [naam 1] ontbreekt aan schoolse vaardigheden en zij routines in de klas niet zonder ondersteuning kan volgen. Het lukt de school niet om contact met [naam 1] te krijgen en zij legt ook geen contact met andere leerlingen, [naam 1] heeft voortdurend één-op-één begeleiding nodig van een ondersteuner om schoolse vaardigheden te leren en om haar te begeleiden in het sociale verkeer met andere kinderen, [naam 1] heeft een voorspelbare leeromgeving nodig met weinig prikkels om toe te kunnen komen aan het leren van de schoolse vaardigheden. Zij heeft daarbij gespecialiseerde intensieve ondersteuning nodig die gericht is op het ontlokken van taal en wederzijdse contact. Op het speciaal onderwijs kan in een schoolse situatie nader onderzoek plaatsvinden naar de oorzaken van het gedrag van [naam 1] . De bezwaren dat de school te weinig heeft gedaan en dat [naam 1] geen eerlijke kans heeft gekregen, treffen volgens de LBT geen doel. Omdat uit het primaire besluit zelf niet kan worden afgeleid waarom [naam 1] is aangewezen op het speciaal onderwijs, bevat het primaire besluit een motiveringsgebrek. Verweerder dient het gebrek bij de beslissing op het bezwaar te herstellen.
3.4.
Met het bestreden besluit van 16 januari 2024 heeft verweerder het bezwaarschrift van eisers ongegrond verklaard en het advies van de LBT om de afgifte van de TLV – SO gehandhaafd. De toelaatbaarheidsverklaring is dus geldig tot en met 31 juli 2025.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
De rechtbank beoordeelt het beroep van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Zij licht haar oordeel hierna toe.
Juridisch kader
5.1.
In artikel 18a, tweede lid, van de Wet primair onderwijs (WPO) is bepaald dat het samenwerkingsverband zich ten doel stelt een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, binnen een gebied als bedoeld in het derde lid gelegen vestiging van scholen, scholen voor speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, te realiseren en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen.
5.2.
In artikel 18a, zesde lid, onder c van de WPO is bepaald dat het samenwerkingsverband in elk geval tot taak heeft om te beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs of tot het speciaal onderwijs, op verzoek van het bevoegd gezag van een school als bedoeld in het tweede lid waar de leerling is aangemeld of ingeschreven.
Standpunt eisers
6. Eisers voeren aan dat sprake is van een motiveringsgebrek, omdat geen uitvoering wordt gegeven aan het advies van de LBT van 4 december 2023. Eisers verzoeken de rechtbank om verweerder op te dragen de motivering van het bestreden besluit aan te vullen door te verwijzen naar concrete passages uit de deskundigenverklaringen en daarbij blijk te geven van een eigen motivering ten aanzien van het besluit.
7.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder het bestreden besluit heeft gebaseerd op twee deskundigenadviezen, te weten het advies van onderwijsadviseur/NVO Orthopedagoog [naam 4] van 27 juni 2023 en het advies van maatschappelijk deskundige [naam 5] van 12 juni 2023. Eisers hebben met het ontvangen van het primaire besluit van 27 juni 2023 kennis genomen van deze deskundigenadviezen. In deze deskundigenadviezen is – onder meer – opgenomen dat [naam 1] veel moeite heeft met het reguleren van haar emoties en gedrag, dat haar schoolse vaardigheden ontbreken en dat zij in de huidige schoolsituatie onvoldoende tot ontwikkeling komt waarbij haar welbevinden onder druk staat.
7.2.
In artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, in de beslissing de reden voor die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden. In artikel 3:49 van de Awb is bepaald dat ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven.
7.3.
De LBT heeft in het advies van 4 december 2023 geadviseerd om de motivering van het besluit aan te vullen door te verwijzen naar concrete passages uit de deskundigenverklaringen en daarbij blijk te geven van een eigen motivering ten aanzien van het besluit. Verweerder heeft in het bestreden besluit van 16 januari 2024 toegelicht waarom hij dat niet doet. De rechtbank is het met verweerder eens en is van oordeel dat verweerder toereikend heeft gemotiveerd waarom hij dat niet hoeft te doen. Het staat een bestuursorgaan vrij om ter motivering van een besluit te verwijzen naar een advies dat is gegeven met het oog op het bestreden besluit. De rechtbank merkt in dit verband op dat de adviezen helder en duidelijk zijn geformuleerd. De adviezen zijn bondig en bevatten een inzichtelijke motivering. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt niet.
7.4.
De gemachtigde van eisers heeft ter zitting naar voren gebracht dat verweerder er niet voor heeft gekozen om een onderwijsconsulent in te schakelen om misverstanden en meningsverschillen op te lossen en de ouders van [naam 1] te begeleiden. Verweerder heeft dit niet weersproken. Verweerder heeft aangegeven dat eisers zelf ook de onderwijsconsulent hadden kunnen benaderen. De rechtbank overweegt dat de kwestie rondom de onderwijsconsulent niet relevant is voor de uitkomst in dit geschil en onthoudt zich daarom van een oordeel over deze aangelegenheid.
Hoe nu verder?
8.1.
De toelating voor zowel het regulier als het speciaal onderwijs ligt bij de scholen zelf. Verweerder is slechts bevoegd om een toelaatbaarheidsverklaring af te geven. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij steeds zal blijven proberen om [naam 1] op een reguliere basisschool in te schrijven en dat hij bezwaar en beroep zal blijven instellen bij een eventuele afwijzing.
8.2.
De rechtbank acht het in het belang van [naam 1] dat zij onderwijs volgt op een school in plaats van thuis. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de familiekamer van de rechtbank Amsterdam te verzoeken om zo snel mogelijk een bijzondere curator aan te stellen voor [naam 1] . [1] Het is in het belang van [naam 1] dat ze zo snel mogelijk naar school gaat. Hoewel de geldigheidsduur van de toelaatbaarheidsverklaring nagenoeg is verstreken, is er aanleiding om de bijzondere curator de opdracht mee te geven om hiermee zo snel mogelijk aan de slag te gaan. Uit de hier in geding zijnde toelaatbaarheidsverklaring volgt dat [naam 1] is aangewezen op speciaal onderwijs. De rechtbank beschikt niet over informatie dat [naam 1] inmiddels zodanige stappen heeft gemaakt dat zij meekan in het reguliere basisonderwijs. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij de kinderombudsman een brief zal sturen met het verzoek om zich in te zetten voor [naam 1] . De rechtbank zal deze uitspraak voegen bij het verzoek tot aanstelling van een bijzondere curator. De rechtbank zal dat eveneens doen bij de brief aan de kinderombudsman.

Conclusie

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Omdat het beroep ongegrond is krijgen eisers het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Belhadi, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2025.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.De rechtbank acht zich daartoe bevoegd op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel bepaalt dat wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige, de rechtbank, danwel, indien het een aangelegenheid inzake het vermogen van de minderjarige betreft, de kantonrechter, of, indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemt om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.