Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- dagvaarding van 4 september 2024, met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 27 november 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 maart 2025 en de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen.
2.De feiten
€ 300.000,--. Dit bedrag is in oktober 2013 overgemaakt naar de bankrekening van de Stichting.
3.Het geschil
III. de omvang van de legitieme portie van [betrokkene] in de nalatenschap van [erflaatster] vast te stellen en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van dat bedrag te verminderen met de daarover in het belastingjaar 2013 verschuldigde belasting (uitgaande van een verkrijging door [betrokkene] als kind met ziekte of handicap) alsmede te verminderen met het in oktober 2013 bij de Stichting afgestorte bedrag van € 300.000,--, te vermeerderen met wettelijke rente;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot het verstrekken van diverse stukken die nodig zijn om de omvang van legitieme portie van [betrokkene] in de nalatenschap van [erflaatster] vast te stellen
V. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
€ 179.978,-- hebben bedragen,
4.4. De beoordeling
Volgens [betrokkene] dient de financiële ondersteuning die [erflater] heeft verschaft evenwel te worden beschouwd als gift van [erflater] vanwege een morele verplichting van hem om bij te dragen aan het levensonderhoud van [betrokkene] . Het gaat dan ook om een gift in de zin van artikel 4:69 lid 1 sub a BW die niet in mindering moet worden gebracht op zijn legitieme portie, aldus [betrokkene] .