ECLI:NL:RBAMS:2025:3299

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
C/13/ 721449 FA RK 22/4983
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling ondanks agressie en stalking met begeleiding van gespecialiseerde hulpverlening

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 9 mei 2025 een tussenbeschikking gegeven in een verzoek om een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter, die sinds januari 2022 geen contact meer hebben gehad. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Bevelander, verzocht om een omgangsregeling waarbij de dochter om de week een dag en een weekend bij hem verblijft. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.M. Lattmann - Van der Heijde, verzet zich tegen dit verzoek en verwijst naar een verleden van fysiek en verbaal geweld door de vader, wat heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een noodzaak is voor gespecialiseerde hulpverlening om de omgang veilig te laten verlopen, gezien de problematische relatie tussen de ouders en de impact daarvan op de minderjarige. De rechtbank heeft besloten dat de omgangsregeling zal plaatsvinden onder begeleiding van HomeBase Zorg of een andere door de gemeente aan te wijzen zorgaanbieder. Tevens is bepaald dat de vader iedere twee weken een kaartje naar zijn dochter zal sturen. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 7 juli 2025, om de stand van zaken in het hulpverleningstraject te bespreken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/ 721449 FA RK 22/4983
Beschikking van 9 mei 2025
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. N. Bevelander,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen de vrouw.
advocaat mr. C.M. Lattmann - Van der Heijde.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [vestigingsplaats]
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader met bijlagen, ontvangen op 12 augustus 2022;
  • het F9-formulier van 20 september 2022 van de vader met bijlagen;
  • het F9-formulier van 28 maart 2023 van de vader met bijlagen;
  • het F9-formulier van 28 maart 2023 van de moeder;
  • het F9-formulier van 1 juni 2023 van de vader;
  • het F4-formulier van 25 juni 2023 van de moeder;
  • het e-mailbericht van 30 juni 2023 van de vader;
  • het F9-formulier van 6 september 2023 van de moeder;
  • het F9-formulier van 14 april 2024 van de moeder;
  • het F9-formulier van 17 april 2024 van de moeder;
  • het F9-formulier van 17 mei 2024 van de vader met bijlage.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 30 september 2022 zijn partijen doorverwezen naar het Uniform Hulpaanbod.
1.3.
De zaak is vervolgens meerdere keren pro forma aangehouden.
1.4.
Bij de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 8 september 2023 is de zaak opnieuw aangehouden, in afwachting van hulpverleningstraject via het Uniform Hulpaanbod bij Levvel. Daarop is de behandeling opnieuw meerdere keren pro forma aangehouden.
1.5.
Bij de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 11 september 2024 is de behandeling aangehouden, in afwachting van (verkort) onderzoek door de Raad.
1.6.
De rechtbank heeft nadien de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van 23 december 2024 met bijlagen van de Raad;
  • de brief van 28 januari 2025 van de (advocaat van de) moeder.
1.7.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren is vervolgens voortgezet op 3 april 2025. Daarbij waren partijen met hun advocaten aanwezig, alsmede mevrouw [naam] namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad.
2.2.
Uit deze relatie is geboren:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
2.3.
De vader heeft [minderjarige] erkend.
2.4.
De moeder is van rechtswege belast met het gezag over [minderjarige] .
2.5.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.De verzoeken en verweren

3.1.
De vader heeft de rechtbank verzocht om – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – te bepalen dat:
  • een omgangsregeling wordt vastgelegd waarbij [minderjarige] – kort gezegd – na een opbouw uiteindelijk de ene week een dag van 11.00 uur tot 18.00 uur en de andere week van zaterdag 11.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft;
  • de vader samen met de moeder wordt belast met het gezag over [minderjarige] .
3.2.
De vader heeft het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd. De vader heeft de moeder enige jaren geleden groot onrecht aangedaan. Hij heeft hiervan nog steeds veel spijt. Nadat hij zijn welverdiende straf had gekregen, is hij flink met zichzelf aan de slag gegaan. Inmiddels heeft hij zijn leven weer op de rit. Na de politie-interventie hebben partijen samen met Jeugdbescherming bodemeisen opgesteld over de contacten tussen [minderjarige] en vader. Jeugdbescherming heeft het dossier vervolgens gesloten, met het idee dat de ouders in staat waren de regeling samen uit te breiden, maar dat is anders gelopen. De vader mocht [minderjarige] eerst alleen in aanwezigheid van de moeder zien in een speeltuin of bij moeder thuis en sinds begin 2022 is er helemaal geen omgang meer. De moeder beschuldigt de vader van het aannemen van een dreigende houding tijdens de contactmomenten, maar de vader heeft dit juist andersom ervaren. Veilig Thuis heeft de vader daarop geadviseerd bij de rechtbank een verzoek tot omgang in te dienen. Wat betreft het gezag wenst de vader niet alleen feitelijk maar ook formeel zijn rol als ouder te vervullen.
3.3.
De moeder heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Volgens de moeder was tijdens de relatie tussen partijen sprake van fysiek en verbaal geweld, ernstige bedreiging en stalking door de vader jegens moeder. In februari 2019 heeft de vader haar via app en telefoon met de dood bedreigd. Moeder heeft hier aangifte van gedaan en vader is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. Via Veilig Thuis en Jeugdbescherming is daarna geprobeerd om tot begeleide omgang te komen, maar de vader houdt zich niet aan de gemaakte afspraken. Op 8 januari 2022 is de situatie geëscaleerd nadat de vader tegen de afspraken in het bijzijn van [minderjarige] ruzie maakte en met zijn telefoon filmde. [minderjarige] heeft haar vader sinds januari 2022 niet meer gezien. Ter zitting is namens moeder benadrukt dat zij [minderjarige] wil behoeden voor verdere teleurstelling. Er is de afgelopen jaren veel gevraagd van zowel moeder als [minderjarige] , maar het is vader niet gelukt om zich in te blijven zetten. Een voorbeeld daarvan is dat tijdens de laatste gesprekken met de Raad afgesproken was dat vader iedere twee weken kaartjes naar [minderjarige] zou sturen, maar na twee keer is hij hier al mee gestopt omdat hij het niet eens was met de reactie van de vrouw op het raadsrapport. Gelet daarop moet er nu rust komen. De moeder is bereid de vader regelmatig (eens per kwartaal) te informeren over [minderjarige] en van recente foto’s te voorzien.

4.Overige standpunten

4.1.
De Raad heeft in het briefrapport van 23 december 2024 aangeboden een raadsonderzoek te doen en geadviseerd om partijen via het Uniform Hulpaanbod te verwijzen naar een vorm van omgangsbegeleiding in de woonplaats van de ouders. De Raad heeft onder meer het volgende gerapporteerd. Het is ouders niet gelukt om in een Ouders in Overleg traject (OIO) tot afspraken te komen. Bij beide ouders wordt een noodzaak en verlangen gezien en gehoord om [minderjarige] ruimte en plaats te geven voor beide ouders in haar leven, maar bij beide ouders worden belemmeringen gehoord, waardoor het komen tot gezamenlijke afspraken niet lukt. De grootste belemmering ziet de Raad in de individuele achtergronden van de ouders en de onderlinge verhoudingen blijven complex. Nu het partijen niet is gelukt om afspraken te maken acht de Raad onderzoek noodzakelijk om te kunnen adviseren over de definitieve omgangsregeling.
4.2.
Ter zitting is namens de Raad benadrukt dat er al veel geprobeerd is en dat een traject via HomeBase Zorg wat de Raad betreft een laatste mogelijkheid is om tot omgang te komen.

5.De verdere beoordeling

5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is duidelijk dat de verhouding tussen partijen dermate problematisch is dat er in het leven van [minderjarige] geen plek voor de vader kan worden gecreëerd zonder de sturing en begeleiding van passende en gespecialiseerde hulpverlening. Tot nu toe is die hulpverlening echter nog steeds niet ingezet. Het traject bij Levvel is niet van de grond gekomen omdat dit uiteindelijk door Levvel zelf voor partijen niet passend werd geacht, en de bemiddeling door de Raad heeft daarna niet tot een doorbraak kunnen leiden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de lange duur van de procedure tot nu toe voor de moeder zeer belastend is en dat zij een reëel belang heeft bij beëindiging daarvan, zal de rechtbank de verzoeken van de vader niet afwijzen, zoals zij heeft bepleit. [minderjarige] is nog erg jong en heeft een levensgroot belang bij een plek voor haar vader in haar leven, op wat voor manier dan ook. Dat er zoveel tijd is verstreken in deze procedure zonder dat dit ergens toe heeft geleid, is voor een belangrijk deel te wijten aan de aanwijzing van een niet passende zorgaanbieder door de gemeente en lange wachtlijsten. Doordat tot op heden nog steeds geen inzet van passende, gespecialiseerde hulpverlening heeft plaatsgevonden, is ook nog steeds niet duidelijk of er mogelijkheden voor contactherstel bestaan. [minderjarige] heeft er recht op dat deze hulpverlening alsnog wordt ingezet, zodat voor haar – ook later – duidelijk is dat alles is geprobeerd.
5.2.
De rechtbank heeft partijen ter zitting voorgehouden dat zij een mogelijkheid ziet om de omgang in het belang van [minderjarige] binnen afzienbare termijn tot stand te brengen, namelijk via de organisatie HomeBase Zorg. In het belang van [minderjarige] is noodzakelijk dat het contactherstel en de omgang met de vader begeleid gaan worden, én dat partijen beiden individueel begeleid zullen worden in het proces. HomeBase Zorg biedt omgangsbegeleiding op maat, (systemische) begeleiding van ouders en er is geen wachtlijst. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen duidelijk gemaakt dat de rechtbank geen verwijzende instantie is, en dat HomeBase Zorg naar alle verwachting niet is ingekocht door de gemeente waar de vrouw met [minderjarige] woont. Dat betekent dat vergoeding van de hulpverlening door Homebasezorg uitsluitend mogelijk is indien de gemeente hiertoe in dit specifieke geval besluit. Het lijkt echter passend en redelijk als door de gemeente bij de beoordeling daarvan wordt onderkend dat er inmiddels jaren zijn verstreken zonder passende, gespecialiseerde hulpverlening, en dat dit gevolg is van de aanwijzing van een onjuiste zorgaanbieder door de gemeente, namelijk Levvel. Partijen zijn immers op 30 september 2022 via het Uniform Hulpaanbod door de rechtbank doorverwezen, waarna zij begin 2023 door de gemeente zijn verwezen naar Levvel. Partijen hebben daarna maandenlang op de wachtlijst gestaan, waarna Levvel in februari 2024 alsnog heeft geconstateerd dat zij partijen niet de hulpverlening kunnen bieden die zij nodig hebben. Vervolgens heeft ook geen doorverwijzing van partijen (door Levvel dan wel de gemeente) plaatsgevonden naar een andere hulpverlenende instantie die deze hulpverlening wel kan bieden. Het gevolg daarvan is dat de vader en [minderjarige] elkaar inmiddels ruim drie jaar niet hebben gezien.
5.3.
De rechtbank zal niet meegaan in het voorstel van de vader ter zitting om de omgang te laten begeleiden door zijn familieleden. Gelet op de problematiek en het verleden van partijen vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de begeleiding verzorgd wordt door een gespecialiseerde hulpverlenende instantie. Er is sprake van een verleden van huiselijk geweld en [minderjarige] en de vader hebben al lange tijd geen contact met elkaar gehad. Van [minderjarige] kan daarom niet worden verwacht dat zij het proces van contactherstel alleen kan dragen. Zij heeft daar hulp en begeleiding bij nodig, en ook moeder en vader zullen gespecialiseerde hulp moeten krijgen om dit contactherstel voor [minderjarige] mogelijk te maken.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat er contactherstel zal gaan plaatsvinden op geleide van de hulpverlenende instantie, door de gemeente te vergoeden. De begeleiding zal dus ofwel worden verzorgd via HomeBase Zorg ofwel via een andere door de gemeente aan te wijzen hulpverlenende instantie.
5.5.
Partijen hebben verder ter zitting afgesproken dat de man weer iedere twee weken kaartjes zal gaan sturen aan [minderjarige] . Ook dit zal de rechtbank onder de beslissing vastleggen.
5.6.
Tot slot overweegt de rechtbank nog het volgende. De vader is, tegen de recente afspraken met de Raad in, na twee keer gestopt met het versturen van kaartjes naar [minderjarige] . Dit is het gevolg geweest van teleurstelling van vader over de gang van zaken. Partijen zijn het er niet over eens of die teleurstelling nou terecht of onterecht was. Dat maakt voor [minderjarige] echter geen verschil. Zij heeft er namelijk eenvoudigweg belang bij om regelmatig iets positief van de vader te horen. De conclusie is dan ook dat voor de vader bij de keuze om te stoppen met het sturen van kaartjes in elk geval niet het belang van [minderjarige] voorop heeft gestaan. Als de vader wil dat het contact met [minderjarige] in de toekomst hersteld wordt en blijft, dan zal het belang van [minderjarige] vanaf nu voorop moeten staan bij alle beslissingen die hij neemt. Voor [minderjarige] is het van groot belang dat de omgang met de man veilig en voorspelbaar gaat plaatsvinden en dat de man daarbij betrouwbaar is. Dat betekent dat hij zijn afspraken dus nakomt en dat er geen escalaties zijn tussen partijen, wat er ook gebeurt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt in het kader van een voorlopige omgangsregeling:
  • dat de vader contact zal hebben met [minderjarige] op geleide van Homebasezorg dan wel een soortgelijke door de [gemeente] aan te wijzen en te vergoeden zorgaanbieder, onder verwijzing naar het bepaalde in rechtsoverwegingen 5.1. en 5.2.;
  • dat de vader iedere twee weken een kaartje zal sturen naar [minderjarige] ;
6.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de verdere behandeling pro forma aan tot 7 juli 2025 voor uitlating partijen over de stand van zaken in het hulpverleningstraject;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. V. Zuiderbaan, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.M. Geerding, griffier, op 9 mei 2025. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).Het beroep moet worden ingesteld: