ECLI:NL:RBAMS:2025:3196

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
11398752 CV EXPL 24-14412
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na ontbinding consumentenkoop met betrekking tot non-conforme levering

Op 14 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiser] en Bouwstation Detailhandel B.V. (BSD). De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding na de ontbinding van een consumentenkoop. [eiser] had artikelen besteld bij BSD, maar ontving iets anders dan besteld. Na de ontbinding van de koop heeft BSD de artikelen kosteloos opgehaald en het aankoopbedrag geretourneerd aan [eiser]. Vervolgens heeft [eiser] de artikelen elders aangeschaft, maar vorderde hij nu een schadevergoeding van € 1.008,28, evenals buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter, mr. J.M.B. Cramwinckel, heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen schade was geleden, aangezien [eiser] zijn aankoopbedrag terugkreeg en er geen bewijs was dat hij meer had moeten betalen door het handelen van BSD. Het beroep op de dekkingskoop werd ook verworpen, omdat er geen schade was vastgesteld. De kantonrechter heeft [eiser] bovendien veroordeeld in de proceskosten van € 270,00, te betalen binnen veertien dagen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, met de griffier mr. H. El-Falah aanwezig.

Uitspraak

proces-verbaal mondeling vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team kanton
zaaknummer: 11398752 CV EXPL 24-14412
datum uitspraak: 14 mei 2025
func.: 58865
proces-verbaal van mondelinge uitspraak in de zaak van
[eiser]
wonend te [woonplaats]
eisende partij
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M.M. Hoving
t e g e n
de besloten vennootschap
Bouwstation Detailhandel B.V.
gevestigd te Breda
gedaagde partij
nader te noemen: BSD
gemachtigde: [gemachtigde] .
Op 14 mei 2025 zijn voor mr. J.M.B. Cramwinckel, kantonrechter, bijgestaan door mr. H. El-Falah, de griffier, ter zitting verschenen:
- [eiser] , bijgestaan door de gemachtigde;
- [gemachtigde] , medewerker en gemachtigde van BSD.

1.DE MONDELINGE BEHANDELING

Partijen hebben hun standpunten toegelicht, vragen van de kantonrechter beantwoord en op elkaars standpunten gereageerd. De kantonrechter heeft daarna de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de kantonrechter medegedeeld dat hij mondeling uitspraak zal doen. De behandeling van de zaak is gesloten, waarna de kantonrechter in aanwezigheid van partijen mondeling de navolgende uitspraak heeft gedaan. Aangezegd is dat partijen van de uitspraak binnen twee weken proces-verbaal ontvangen.

2.GRONDEN VAN DE BESLISSING

2.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 18 maart 2025.
2.2.
In de kern komt het er op neer dat [eiser] artikelen heeft besteld bij BSD, maar iets anders geleverd heeft gekregen. [eiser] heeft de koop buitengerechtelijk ontbonden. BSD heeft de bestelde artikelen kosteloos opgehaald en de betaling aan [eiser] geretourneerd. [eiser] heeft de artikelen vervolgens ergens anders gekocht.
2.3.
In deze procedure vordert [eiser] veroordeling van BSD tot betaling van een schadevergoeding van € 1.008,28. Verder vordert [eiser] veroordeling van BSD in de buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en de nakosten.
2.4.
De kantonrechter zal die vorderingen afwijzen. Dat wordt als volgt toegelicht.
2.5.
[eiser] stelt dat sprake is van een consumentenkoop en dat op grond van artikel 7:24 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de verplichting bestaat om bij non-conforme levering de schade te vergoeden. Die verplichting vloeit volgens [eiser] ook voort uit artikel 6:277 BW en de dekkingskoop als bedoeld in artikel 7:37 BW.
2.6.
Ook bij een consumentenkoop is voor het toewijzen van een schadevergoeding in ieder geval vereist dat sprake is van schade. Maar het is niet gebleken dat [eiser] schade heeft geleden. De koop is ontbonden, de artikelen zijn kosteloos opgehaald en [eiser] heeft zijn aankoopbedrag teruggekregen. Dat [eiser] , of zijn partner, vervolgens de artikelen elders heeft gekocht en dat daarvoor meer is betaald, betekent in juridische zin niet dat [eiser] schade heeft geleden. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat [eiser] meer heeft moeten betalen als gevolg van het handelen van BSD, of door de ontbinding van de koopovereenkomst tussen partijen. [eiser] heeft ook niet gesteld dat hij, naast het feit dat meer is betaald bij een andere verkoper, ander nadeel heeft geleden, bijvoorbeeld dat hij door de tijdsdruk duurder heeft moeten inkopen, of dat de aannemer bijvoorbeeld meer in rekening heeft gebracht in verband met een gewijzigde planning. Er is dus geen sprake van schade in juridische zin.
2.7.
Het beroep van [eiser] op de dekkingskoop maakt dat niet anders. Dekkingskoop is een wijze van (concrete) schadebegroting. De dekkingskoop staat in boek 7 BW, afdeling 7 ‘schadevergoeding’. Maar aan de vraag hóe de schade moet worden begroot, wordt pas toegekomen als duidelijk is dat er schade ís geleden. Dat is hier dus niet gebleken. Met andere woorden, omdat de schade niet vast is komen te staan, wordt niet toegekomen aan de vraag hoe die berekend moet worden en, in dat geval, de vraag in hoeverre sprake is van een dekkingskoop en wat het eventuele gevolg daarvan is.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de conclusie dat de vorderingen worden afgewezen.
2.9.
BSD heeft een proceskostenveroordeling gevorderd. De partij die verliest, wordt in beginsel in de proceskosten veroordeeld. [eiser] heeft zich ook niet tegen de gevorderde proceskostenveroordeling verzet. De kantonrechter zal die dan ook toewijzen en begroot de proceskosten aan de zijde van BSD op 2 punten ad € 135,00 per punt, dus in totaal € 270,00 aan salaris voor de gemachtigde. Voor deze zitting wordt geen extra punt toegekend, omdat BSD zelf in haar dupliek om deze mondelinge behandeling heeft verzocht, maar op de zitting geen nieuwe punten zijn besproken.

3.DE BESLISSING

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 270,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.3.
verklaart de (proces)veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. J.M.B. Cramwinckel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025, in tegenwoordigheid van mr. H. El-Falah, de griffier.