ECLI:NL:RBAMS:2025:3179

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
11446263 \ CV EXPL 24-15789
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter in geschil over rechtsbijstandverzekering en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een incident betreffende de exceptie van onbevoegdheid. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, heeft een rechtsbijstandverzekering bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., vertegenwoordigd door mr. D.A. Pronk. De eiseres heeft een geschil met haar zorgverzekeraar over een schadevergoeding van € 671.428,59, die door de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening is afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiseres een hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000, waardoor de kantonrechter zich onbevoegd verklaart. De zaak wordt verwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 339. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en partijen worden erop gewezen dat zij in het vervolg van de procedure alleen kunnen procederen bij advocaat. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11446263 \ CV EXPL 24-15789
Vonnis in incident van 15 mei 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir,
tegen
DAS NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: DAS,
gemachtigde: mr. D.A. Pronk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 november 2024, met producties,
- de conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord, met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident, met producties.

2.Feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
[eiseres] heeft via haar zorgverzekeraar een rechtsbijstandverzekering bij DAS. Op die rechtsbijstandverzekering heeft zij een beroep gedaan vanwege een geschil met drie huisartsen, een GGZ-instelling en een apotheek.
2.2.
Na intern en extern ingewonnen advies heeft DAS beslist dat geen redelijke kans op succes bestaat om te komen tot verhaal van schade. [eiseres] was (en is) het daar niet mee eens, wat tot een geschil tussen [eiseres] en DAS heeft geleid. [eiseres] heeft zich gewend tot de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna: de Geschillencommissie), alwaar zij een schadevergoeding van in totaal € 671.428,59 heeft gevorderd.
2.3.
Bij bindend advies van 27 september 2024 heeft de Geschillencommissie geoordeeld dat een deel van de klachten ongegrond en een deel gegrond is, maar dat dit niet heeft geleid tot schade bij [eiseres] . Om die reden zijn haar vorderingen afgewezen.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eiseres] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de bindende uitspraak van de Geschillencommissie van 27 september 2024 vernietigt,
II. voor recht verklaart dat DAS jegens [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld,
III. voor recht verklaart dat DAS aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
IV. DAS veroordeelt tot betaling van € 24.000,
V. DAS veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
VI. DAS veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten.
in het incident (de exceptie van onbevoegdheid)
3.2.
DAS vordert dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart en het geschil verwijst naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken (de handelskamer) van deze rechtbank, met uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit incident.
3.3.
DAS legt daaraan ten grondslag dat niet aan artikel 93 Rv aanhef en onder b is voldaan. Dit artikel bepaalt namelijk dat vorderingen van onbepaalde waarde alleen dan door de kantonrechter worden behandeld en beslist indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen
geenhogere waarde vertegenwoordigd dan € 25.000. In dit geval geldt het tegenovergestelde, gelet op een eerdere aansprakelijkheidstelling van [eiseres] (voor € 550.000) en de ingestelde vordering bij de Geschillencommissie (bijna € 700.0000). De kantonrechter is bij deze stand van zaken alleen bevoegd als [eiseres] afstand doet van het meerdere boven de € 25.000. Dat heeft zij niet gedaan, aldus steeds DAS.
3.4.
[eiseres] heeft niet gereageerd op deze stelling. Haar conclusie van antwoord in incident gaat in op de stelling van DAS dat [eiseres] niet ontvankelijk is
omdatzij geen beroep heeft ingesteld tegen het bindend advies van 27 september 2024 van de Geschillencommissie.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
In geschil is de bevoegdheid van de kantonrechter. Voor bepaling van de bevoegdheid van de kantonrechter bij objectieve cumulatie – de situatie waarbij meerdere vorderingen in één dagvaarding aanhangig worden gemaakt – telt de totale waarde van de vorderingen (artikel 94 lid 1 Rv).
4.2.
Onder 3.1
sub I tot en met IIIgaat het om vorderingen van onbepaalde waarde. Op grond van artikel 93 aanhef en onder b Rv worden dergelijke vorderingen alleen behandeld en beslist door de kantonrechter als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat het gevorderde geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000. Onder 3.1
sub IVwordt € 24.000 gevorderd. Onder 3.1
sub VIgaat het om buitengerechtelijke kosten (niet gespecificeerd).
4.3.
Aldus is kantonrechter alleen bevoegd als de vorderingen onder 3.1 sub I tot en met III en VI ten hoogste een waarde vertegenwoordigen van in totaal € 1.000. Dat is niet het geval. Zoals DAS terecht aanvoert volgt uit de overgelegde stukken dat [eiseres] een schadevergoedingsvordering pretendeert van € 671.428,59, ofwel ruim meer dan € 1.000. Daarnaast tellen ook nog de gevorderde buitengerechtelijke kosten mee (3.1 sub VI) die nog niet zijn gekwantificeerd, wat vermoedelijk af zal hangen van de eventueel toe te wijzen hoofdsom. Linksom of rechtsom gaat het in totaliteit dus om een geschil van (ruim) meer dan € 25.000 zodat de kantonrechter niet bevoegd is. Ten slotte heeft [eiseres] ook geen afstand gedaan van het meerdere boven de € 25.000.
4.4.
De zaak zal op grond van artikel 71 lid 1 Rv worden verwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken op de wijze zoals vermeld in de beslissing.
4.5.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de proceskosten in het incident. De proceskosten van DAS worden begroot op:
- salaris advocaat
204
(1 punt × € 204)
- nakosten
135
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
339

5.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde toe,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident aan de zijde van DAS tot op heden begroot op € 339 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen,
5.5.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken bij deze rechtbank en wel naar de rolzitting van
woensdag 4 juni 2025 om 10:00 uur.
5.6.
deelt partijen mede dat zij in het vervolg van deze procedure alleen kunnen procederen bij advocaat,
5.7.
wijst [eiseres] erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is en dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl,
5.8.
wijst DAS erop dat na verwijzing een griffierecht verschuldigd is en dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl,
5.9.
wijst partijen erop dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
- een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging, dan wel,
- een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, kantonrechter, bijgestaan door mr. V.W. de Leeuw, griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.