8.3.1Toepassing van het jeugdstrafrecht
De reclassering noemt in haar advies van 19 december 2024 een aantal indicaties voor toepassing van jeugdstrafrecht. Zo is er sprake van zeer beperkte handelingsvaardigheden, organiseert verdachte zijn eigen gedrag niet of nauwelijks en handelt hij vaak impulsief en/of door beïnvloeding van vrienden. Verdachte heeft geen startkwalificatie en voortzetting van schoolgang lijkt, hoewel niet de eerste prioriteit, wel van belang.
Vanuit het gezin is geen pedagogische beïnvloeding meer mogelijk. Contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht zijn de justitiële voorgeschiedenis van verdachte, het meermaals recidiveren binnen de voorwaardelijke PIJ-maatregel en het gegeven dat er sprake is van antisociale trekken. Bovendien acht de reclassering het gelet op de meerderjarigheid van verdachte gepast om de volwassenreclassering verdachte te laten begeleiden.
De reclassering komt uiteindelijk, in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK), tot het advies om volwassenenstrafrecht toe te passen.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank deskundigen gehoord van Reclassering Nederland, Jeugdbescherming en de RvdK. Reclasseringswerkers [reclasseringsmedewerker 1] en [reclasseringsmedewerker 2] hebben het schriftelijk advies van 19 december 2024 ter terechtzitting bevestigd. Voor de reclassering geven de contra-indicaties de doorslag om te adviseren geen jeugdstrafrecht toe te passen.
Deskundige [deskundige] , zittingsvertegenwoordiger van de RvdK, heeft ter terechtzitting verklaard dat berechting volgens het jeugdstrafrecht wel op zijn plaats is. Voor de problematiek die bij verdachte is vastgesteld in het persoonlijkheidsonderzoek in 2023 is in het kader van de opgelegde voorwaardelijke PIJ-maatregel onvoldoende behandeling en begeleiding ingezet. De problematiek van destijds is dus nog onverminderd aanwezig. Daarnaast lijkt een pedagogische aanpak nog mogelijk vanuit de begeleiders van [begeleide woonvorm] . De ontwikkeling van verdachte is nog niet voltooid. Wel is begeleiding door de volwassenreclassering aangewezen, om toe te werken naar zelfstandigheid.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten 19 jaar oud. De rechtbank ziet alles afwegend aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt de bevindingen van de reclassering die op dit punt in het reclasseringsadvies van 19 december 2024 genoemd zijn over maar komt tot een andere afweging. De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat verdachte niet meer thuis woont, niet betekent dat er geen pedagogische beïnvloeding meer mogelijk is. Verdachte heeft baat bij dagelijkse begeleiding en sturing door de mentor en begeleiders van de begeleide woonvorm [begeleide woonvorm] . De antisociale trekken die door de reclassering in het advies zijn genoemd als contra-indicatie voor het toepassen van jeugdstrafrecht hangen samen met het strafblad van verdachte en het plegen van delicten. Buiten die context komen er geen antisociale trekken naar voren. Het strafblad vormt naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geen contra-indicatie voor het jeugdstrafrecht. Uit de informatie over de persoon van verdachte blijkt niet dat er sprake is van een verharde criminele persoonlijkheid. Verdachte is gemakkelijk beïnvloedbaar in negatieve zin, maar volgens zijn mentor bij [begeleide woonvorm] bij voldoende begeleiding ook juist in positieve zin. Ook is de ontwikkeling van verdachte nog niet voltooid: dit blijkt deels uit zijn jonge leeftijd, maar ook uit met name het advies van de RvdK. Daarbij komt dat de Jeugdbescherming heeft aangegeven dat er sinds de oplegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel bij vonnis van 20 april 2022 – de voorwaardelijke veroordeling waarvan nu de tenuitvoerlegging wordt gevorderd – vrijwel niets is gebeurd in de behandeling en begeleiding van verdachte. Ook hieruit leidt de rechtbank af dat verdachtes ontwikkeling nog niet is voltooid. Ten slotte kan begeleiding door de volwassenen reclassering ook plaatsvinden bij toepassing van het jeugdstrafrecht, zodat dit geen contra-indicatie vormt. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat berechting volgens het jeugdstrafrecht het meest passend is.
8.3.2Strafoplegging en beslissing op de vordering voorwaardelijke veroordeling
Vanwege de samenhang tussen de beslissing ten aanzien van de strafoplegging en de vordering tenuitvoerlegging, bespreekt de rechtbank deze tezamen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen in vereniging, waarvan één met geweld en één door middel van inklimming. Hij heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en bij het toe-eigenen daarvan bereid te zijn geweld te gebruiken. Van slachtoffer [slachtoffer] is zijn horloge van zijn pols gestolen na te zijn vastgepakt op straat. Straatroven zorgen voor een onveilig gevoel bij een slachtoffer, maar tasten ook het veiligheidsgevoel in de maatschappij aan. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat [naam hotel] overlast heeft gehad door de gepleegde diefstal.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan overtreding van een gebiedsverbod dat aan hem was opgelegd voor de duur van drie maanden. Hij trekt zich kennelijk niets aan van verboden die door het openbaar gezag, in dit geval de burgemeester, aan hem worden opgelegd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor onder andere bedrijfsinbraken en straatroven. In april 2022 werd verdachte veroordeeld voor meerdere straatroven en werd aan hem door de kinderrechter een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2023 is de proeftijd van de maatregel verlengd met een jaar. De feiten waarvoor verdachte nu wordt veroordeeld, heeft hij gepleegd tijdens die proeftijd. Dat vindt de rechtbank zorgelijk, omdat het betekent dat de eerdere (voorwaardelijke) veroordelingen er kennelijk niet voor hebben gezorgd dat verdachte niet opnieuw de fout in zou gaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende rapporten, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- een rapport van Reclassering Nederland, van 19 december 2024;
- een deeladvies EM van Reclassering Nederland, van 23 december 2024;
- een rapport van de Jeugdbescherming, inhoudende een evaluatie van het verloop van de
voorwaardelijke PIJ-maatregel, van 17 december 2024;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, van 10 februari 2023 (opgemaakt ten
aanzien van een ander parketnummer).
Reclassering Nederland rapporteert dat verdachte op vrijwel alle leefgebieden geen stabiliteit kent. Verdachte heeft geen dagbesteding of inkomen, heeft schulden en heeft geen positief netwerk. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van middelenproblematiek en heeft verdachte psychische problematiek in de vorm van een gedragsstoornis (een bedreigde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en afhankelijke trekken). De reclassering schat het recidiverisico in als hoog.
Verdachte lijkt wel gemotiveerd voor gedragsverandering maar volgens de reclassering is er een stok achter de deur nodig om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat. Op dit moment is de voorwaardelijke PIJ-maatregel een stok achter de deur, waarbij verdachte zich ook aan voorwaarden moet houden. De proeftijd ervan loopt echter af in de loop van 2025 en is te kort om nog interventies in te zetten of tot gedragsverandering te komen.
De reclassering heeft dan ook geadviseerd om, in het geval dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen en te bepalen dat die voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ter terechtzitting hebben reclasseringswerkers [reclasseringsmedewerker 1] en [reclasseringsmedewerker 2] dit advies bevestigd.
Jeugdbescherming rapporteert dat het toezicht en de behandeling in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet goed van de grond zijn gekomen, dat verdachte zich niet houdt aan afspraken en de bijzondere voorwaarden en dat er zorgen zijn over hoe het met hem gaat. Jeugdbescherming heeft gedurende de proeftijd onvoldoende tot geen actieve betrokkenheid bij verdachte gehad, ook niet op de momenten dat hulpverlening aan de bel trok omdat het niet goed ging met verdachte. Om die reden vindt Jeugdbescherming het niet passend om de voorwaardelijke PIJ-maatregel ten uitvoer te leggen. Indien de rechtbank hierin meegaat, acht Jeugdbescherming een nieuw voorwaardelijk kader met bijzondere voorwaarden passend. Jeugdbescherming rapporteert dat verdachte bovendien na zijn detentie opnieuw bij [begeleide woonvorm] kan wonen, de instelling waar hij begeleid woonde voorafgaand aan zijn aanhouding. Hij zal dan meer begeleiding krijgen dan voor zijn aanhouding.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank de gezinsmanager van Jeugdbescherming [gezinsmanager] gehoord. Zij heeft het advies bevestigd en heeft aangegeven dat het wenselijk is dat de voorwaarden van de PIJ-maatregel worden gelijkgetrokken met eventuele nieuwe bijzondere voorwaarden.
Het genoemde rapport van de RvdK is opgemaakt ten aanzien van een andere zaak, in maart 2023. De RvdK adviseerde toen om de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet ten uitvoer te leggen, maar om het toezicht in een strakkere vorm met duidelijke kaders voort te zetten. Daarnaast was het advies om een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen en die voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ter terechtzitting van 24 december 2024 heeft RvdK-medewerker [deskundige] opnieuw geadviseerd om de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet ten uitvoer te leggen, maar om het toezicht door te laten lopen. De RvdK ziet mogelijkheden tot verbetering als verdachte in een strakker kader en met intensiever toezicht wordt begeleid. Dat is tot nu toe niet gebeurd. Ook adviseert de RvdK om verdachte in deze zaak een straf met bijzondere voorwaarden op te leggen en de voorwaarden van de PIJ-maatregel daaraan gelijk te stellen.
De rechtbank neemt genoemde bevindingen en adviezen uit genoemde rapporten over en maakt die tot de hare.
Het blijkt dat er bij verdachte sprake is van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte kan verblijven bij een andere locatie van [begeleide woonvorm] in [plaatsnaam 2] , waar hij meer begeleiding kan krijgen dan hij eerder had. Verdachte heeft ter terechtzitting zelf ook aangegeven dat het hem een goed idee lijkt om weg te gaan uit [plaatsnaam 3] . Hij staat positief tegenover een locatiegebod op de woonplek en een locatieverbod voor Amsterdam Centrum met elektronische monitoring. Ook heeft verdachte verklaard dat hij aan voorwaarden wil meewerken en graag wil gaan werken als hij vrijkomt. Hij heeft aangegeven dat een dagbesteding hem goed zal doen, omdat hij dan structuur heeft. Verdachtes middelengebruik komt, naar eigen zeggen, door te veel vrije tijd.
De rechtbank vindt het van belang dat verdachte intensief wordt begeleid en behandeld, zodat er meer stabiliteit in zijn leven ontstaat en (eindelijk) aan zijn problematiek wordt gewerkt. Uit de oplegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel en het gegeven dat daar door de Jeugdreclassering maar beperkt invulling aan is gegeven blijkt dat voor verdachte (nog steeds) een – langdurige – behandeling noodzakelijk is. Ook blijkt dat verdachte strakke kaders en een intensief toezicht nodig heeft.
De behandeling en begeleiding door de Jeugdreclassering in het kader van de PIJ-maatregel is niet goed van de grond gekomen, zoals blijkt uit de rapportages en de verklaring van [gezinsmanager] . De rechtbank vindt het daarom, hoewel verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden, niet passend om de PIJ-maatregel ten uitvoer te leggen. Het opnieuw verlengen van de proeftijd is wettelijk niet mogelijk.
De resterende proeftijd van de voorwaardelijke PIJ-maatregel is te kort om voldoende ruimte te bieden voor de benodigde langdurige begeleiding. Om die reden zal de rechtbank een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen. Hoewel de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld – met name de straatroof – ernstig zijn en deze zijn gepleegd tijdens de proeftijd van een opgelegde maatregel, vindt de rechtbank het op dit moment belangrijker dat verdachte snel aan de slag gaat met behandeling en begeleiding en dat zijn woonplek bij [begeleide woonvorm] in [plaatsnaam 2] voor hem beschikbaar blijft dan dat hij nog langer vast moet blijven zitten. Het onvoorwaardelijke deel van de straf zal daarom (nagenoeg) gelijk zijn aan het voorarrest dat verdachte op het moment van de uitspraak zal hebben uitgezeten. Wel vindt de rechtbank het van groot belang dat verdachte een flinke stok achter de deur heeft, die hem moet motiveren om zich aan de voorwaarden te houden en hem ervan moet weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijke straf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden die de reclassering in haar rapporten heeft geadviseerd. Gelet op de verwachting dat verdachte langdurig begeleiding en behandeling nodig zal hebben, vindt de rechtbank een proeftijd van drie jaren passend.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het volgende oordeel. Zij wijst de vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling af. Wel wijzigt ze de voorwaarden die aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel zijn gekoppeld, zodat deze gelijk komen te luiden als de voorwaarden bij het voorwaardelijke strafdeel in deze zaak.
De rechtbank legt aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van acht maanden op, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Als bijzondere voorwaarden gelden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met medeverdachten, een locatiegebod en een locatieverbod met elektronische monitoring, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en inzicht geven in het sociale netwerk. De rechtbank zal de Reclassering Nederland belasten met het toezicht op naleving van de voorwaarden en de begeleiding van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, namelijk een straatroof. Gelet op het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hiervoor genoemde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.