ECLI:NL:RBAMS:2025:3082

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
13/740148
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake proceskostenveroordeling en benoeming deskundige in civiele zaak tussen Sarphati 104 B.V. en Terberg Totaal Installaties Utrecht B.V.

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben de eisende partijen, Sarphati 104 B.V. en HIHCL HR AMSTERDAM B.V. (samen aangeduid als Sarphati 104 c.s.), een proceskostenveroordeling en de benoeming van een deskundige verzocht in hun geschil met de gedaagde partijen, Terberg Totaal Installaties Utrecht B.V. en Technisch Beheer Nederland B.V. (samen aangeduid als Terberg c.s.). De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 24 juli 2024 reeds enkele processtukken besproken en partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten te verduidelijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat Terberg c.s. verantwoordelijk is voor de uitvoering van het werk conform het bestek, en dat zij niet heeft aangetoond dat het bestek op initiatief van Aedes is gewijzigd. De rechtbank heeft Terberg c.s. in de gelegenheid gesteld om een deskundige voor te dragen, maar heeft uiteindelijk besloten om ing. Marcel van Ingen van Techniplan Adviseurs B.V. als deskundige te benoemen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van het incident aan Terberg c.s. opgelegd, die zijn begroot op € 792,00. De verdere beoordeling van de hoofdzaak is aangehouden, waarbij de deskundige vragen zal krijgen over de gebreken in de technische installaties en de uitvoering van het werk door Terberg.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/740148 / HA ZA 23-892
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van

1.SARPHATI 104 B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: Aedes,
2.
HIHCL HR AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: Hyatt,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Sarphati 104 c.s. (vrouwelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. E. Verweij,
tegen

1.TERBERG TOTAAL INSTALLATIES UTRECHT B.V.,

gevestigd te IJsselstein,
hierna te noemen: Terberg,
2.
TECHNISCH BEHEER NEDERLAND B.V.,
gevestigd te IJsselstein,
hierna te noemen: TBN,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Terberg c.s. (vrouwelijk, enkelvoud),
advocaat: mr. P. Willems.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 juli 2024 en de daarin genoemde processtukken,
- de akte uitlatingen na tussenvonnis tevens verzoek ex artikel 843a Rv van Terberg c.s.,
- de antwoordakte tevens houdende overlegging nadere producties van Sarphati 104 c.s.,
- de rolbeslissing van 11 december 2024, waarin is bepaald dat Terberg c.s. mag reageren op de nadere producties,
- de akte uitlatingen producties van Terberg c.s.,
- de rolbeslissing van 15 januari 2025, waarin is bepaald dat productie 23 van Sarphati 104 c.s. wordt toegestaan en dat een aantal punten uit de akte uitlatingen producties van Terberg c.s. niet wordt toegestaan,
- de rolbeslissing van 29 januari 2024, waarin is bepaald dat partijen een nadere akte mogen nemen over het verzoek op grond van artikel 843a Rv,
- de akte uitlatingen vordering artikel 843a Rv van Terberg c.s.,
- de antwoordakte van Sarphati 104 c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Voor de feiten en het geschil verwijst de rechtbank naar het tussenvonnis.
2.2.
In het tussenvonnis is Terberg c.s. in de gelegenheid gesteld om nader te onderbouwen dat Aedes het bestek heeft gewijzigd, omdat de rechtbank eerst moet vaststellen welke afspraken partijen hebben gemaakt voordat kan worden beoordeeld of Terberg het werk wel of niet conform het bestek heeft uitgevoerd. Ook heeft de rechtbank overwogen dat zij van plan is om een deskundige te benoemen, omdat zij onvoldoende geïnformeerd is over de gebreken van het werk en de oorzaken daarvan. Partijen zijn daarom in de gelegenheid gesteld om in onderling overleg een deskundige voor te dragen. Ook konden zij zich uitlaten over de benodigde specialisatie van de deskundige en de vragen die de rechtbank in het tussenvonnis heeft geformuleerd. In haar akte uitlatingen na tussenvonnis heeft Terberg c.s. een verzoek gedaan op grond van artikel 843a Rv (oud). Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2025 vervallen, maar geldt nog wel voor zaken die al voor die datum aanhangig waren. De dagvaarding in deze zaak is van 31 juli 2023, zodat deze zaak nog onder de werking van de oude wetsbepaling valt.
wijzigingen in het bestek en het 843a-verzoek
2.3.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank Terberg c.s. in de gelegenheid gesteld om nader te onderbouwen dat Aedes het bestek heeft gewijzigd, nu Terberg c.s. zich op het standpunt heeft gesteld dat het bestek tijdens de uitvoering van het werk door Aedes is gewijzigd en dat zij het werk conform dit gewijzigde bestek heeft uitgevoerd.
2.4.
Tijdens het project hebben partijen gewerkt met Docstream, een digitaal platform dat tegen betaling kan worden gebruikt om documenten uit te wisselen en te raadplegen. Terberg c.s. verzoekt de rechtbank om Sarphati 104 c.s. op grond van artikel 843a Rv (oud) op te dragen om haar toegang te geven tot de documenten die betrekking hebben op de installatie zoals die opgeslagen zijn in Docstream. Terberg c.s. stelt dat zij geen toegang meer heeft tot Docstream en dat zij daardoor belemmerd is in de bewijsvoering om aan te tonen dat op vele punten met toestemming van het bestek is afgeweken.
2.5.
Sarphati 104 c.s. vindt dat de incidentele vordering moet worden afgewezen. Voor zover nodig wordt hierna op haar bezwaren ingegaan.
2.6.
Een vordering op grond van artikel 843a Rv (oud) kan worden toegewezen als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
degene die de vordering instelt moet een rechtmatig belang hebben bij afgifte van de bescheiden,
het moet gaan om bepaalde bescheiden,
aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij zijn,
de wederpartij moet over de bescheiden beschikken.
2.7.
Sarphati 104 c.s. voert onder meer aan dat Terberg c.s. verantwoordelijk bleef voor haar eigen tekeningen en aanpassingen van het bestek, ook als zij die had goedgekeurd. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Sarphati 104 c.s. gewezen op de bepaling hierover in het bestek bij de aannemingsovereenkomst, paragraaf 00.02.06 onder 99 (bladzijde 16). Terberg c.s. heeft hier tegenin gebracht dat niet ter discussie staat dat er wijzigingen zijn overeengekomen en dat die zullen blijken uit de documenten in Docstream. Ook heeft Terberg c.s. aangeboden om een aantal met naam genoemde betrokkenen als getuigen te horen, die kunnen verklaren welke wijzigingen in het bestek zijn overeengekomen en op welke wijze die zijn vastgelegd in het bouwdossier.
2.8.
De bepaling in het bestek bij de aannemingsovereenkomst waarop Sarphati 104 c.s. heeft gewezen luidt als volgt:

99.WIJZIGING PARAGRAAF 6 UAV 20212

(…)
“Goedkeuring door de directie van de door de aannemer vervaardigde tekeningen ontheft de aannemer niet van zijn verantwoordelijkheid voor de goede uitvoering en deugdelijkheid van het werk. Eventueel door de aannemer voor te stellen andere constructie- en/of uitvoeringswijzigingen met de daaruit voortvloeiende aanpassing van andere werken en werkzaamheden, waarvan de beslissing bij de directie berust, mogen in geen geval leiden tot het in rekening brengen van meerwerk. De directie heeft en/of aanvaardt ondanks haar goedkeuring geen verantwoordelijkheid voor het uitvoeren en deugdelijkheid van de betreffende voorstellen van de aannemer. (…)”
2.9.
Partijen hebben in deze bepaling afgesproken dat Terberg c.s. verantwoordelijk blijft voor de uitvoering en deugdelijkheid van eventuele wijzigingen van het bestek op initiatief van Terberg c.s., ook als Aedes goedkeuring gaf. Dat brengt mee dat het voor de aansprakelijkheid van Terberg c.s. niet relevant is of Aedes toestemming heeft gegeven voor aanpassingen van het bestek. Want ook mét toestemming blijft Terberg c.s. verantwoordelijk voor de goede uitvoering en deugdelijkheid van het op haar initiatief aangepaste werk. Wel is het relevant of wijzigingen op initiatief van Aedes of op initiatief van Terberg c.s. zijn aangebracht. In de eerste situatie blijft Aedes ontwerpverantwoordelijk, in de tweede situatie is Terberg c.s. verantwoordelijk voor de uitvoering en deugdelijkheid van de eigen voorgestelde wijzigingen.
2.10.
Terberg c.s. heeft niet gesteld dat de wijzigingen op initiatief van Aedes zijn doorgevoerd. Terberg c.s. heeft naar voren gebracht dat zij tijdens de uitwerking van de installatie en tijdens de realisatiefase doorlopend contact onderhield met (adviseurs van) Aedes en dat situaties, principeschema’s en installatietekeningen waar Terberg c.s. tegenaan liep ter goedkeuring werden voorgelegd. Terberg c.s. heeft voorbeelden aangehaald waarin zij akkoord vraagt aan (adviseurs van) Aedes voor bijvoorbeeld een verhoging van de aanvoertemperatuur van de installatie. De uiteindelijke uitwerking van de installatie, de revisietekening, is ook ter goedkeuring aan (adviseurs van) Aedes voorgelegd. Deze revisietekening bevat volgens Terberg c.s. de installatie zoals die is gerealiseerd. Met deze uitleg van Terberg c.s. heeft zij gewezen op door haar zelf voorgestelde wijzigingen en heeft zij niet onderbouwd dat het bestek op initiatief van Aedes is gewijzigd.
2.11.
Gezien het voorgaande is Terberg c.s. er niet in geslaagd om nader te onderbouwen dat het bestek op voorstel van Aedes is gewijzigd. De toestemmingsvraag hoeft niet verder onderzocht te worden, omdat Terberg c.s. ook mét toestemming van Aedes verantwoordelijk blijft voor de goede uitvoering en deugdelijkheid van het werk. Dat brengt mee dat Terberg c.s. geen belang heeft bij toewijzing van de incidentele vordering om toegang te krijgen tot Docstream. Zij wilde die toegang namelijk om aan te tonen dat zij op veel punten met toestemming van het bestek is afgeweken. De incidentele vordering wordt dus afgewezen. Om deze reden ziet de rechtbank ook geen aanleiding om gebruik te maken van haar bevoegdheid uit artikel 22 lid 1 Rv, zoals Terberg c.s. heeft verzocht. Ook het bewijsaanbod van Terberg c.s. om getuigen te horen die kunnen verklaren welke wijzigingen zijn overeengekomen en hoe die zijn vastgelegd in het bouwdossier, wordt gepasseerd, nu niet is onderbouwd dat het om wijzigingen op instigatie van Aedes gaat.
2.12.
Terberg c.s. is in het incident in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van het incident betalen. De proceskosten van Sarphati 104 c.s. worden begroot op € 792,00 (plus de verhoging zoals vermeld in 3.2). Dit bedrag is opgebouwd uit € 614,00 aan salaris advocaat (1 punt, tarief onbepaalde waarde) en € 178,00 aan nakosten.
het vervolg van de hoofdzaak: vragen aan de deskundige
2.13.
Nu moet worden aangenomen dat het bestek niet op initiatief van Aedes is gewijzigd, en vaststaat dat Terberg c.s. verantwoordelijk is voor de op eigen initiatief vervaardigde aanpassingen, moet bij de verdere beoordeling worden uitgegaan van het bestek zoals partijen dat oorspronkelijk zijn overeengekomen. De vraag die nog steeds voorligt is – kort gezegd – of Terberg c.s. het werk conform dat bestek heeft uitgevoerd en zo nee, wat het gevolg daarvan is. Partijen hebben zich uitgelaten over de deelvragen die in dat kader aan de te benoemen deskundige moeten worden gesteld. De rechtbank had in het tussenvonnis de volgende vragen voorgesteld:
Is de uitvoering van het werk door Terberg conform het bestek geweest?
Zijn er gebreken in de door Terberg geïnstalleerde technische installaties en zo ja, wat zijn de oorzaken van deze gebreken?
Op welke wijze moeten de gebreken worden hersteld?
Worden de installaties anders gebruikt dan bij opdracht voorzien? Zo ja, wat is het gevolg daarvan?
2.14.
Sarphati c.s. heeft erop gewezen dat de eerste vraag te ruim is geformuleerd, omdat er geen discussie is over de vraag óf er is afgeweken van het bestek. Ook Terberg c.s. wijst erop dat het om het causale verband gaat tussen gestelde gebreken en afwijkingen van het bestek. Daarin hebben partijen gelijk. De rechtbank zal de vraag aanpassen. Sarphati c.s. heeft nog een suggestie gedaan over het opnemen van een vraag over goed en deugdelijk werk, maar daarvoor geldt ook dat dit een te ruim geformuleerde vraag is.
2.15.
Sarphati c.s. vindt het van belang dat de deskundige acht slaat op de onderzoeken van Nieman. Dat hoeft niet uitdrukkelijk te worden opgenomen, omdat de deskundige een afschrift van het procesdossier zal ontvangen (waarin die onderzoeken zitten) en hij daarvan kennis zal nemen.
2.16.
Terberg c.s. heeft bij vraag 3 opgemerkt dat ook het causale verband tussen gebreken en gevorderde schade moet worden onderzocht, en hoe het herstel zo efficiënt mogelijk kan gebeuren. Deze elementen zullen worden meegenomen in de vraagstelling en komen terug in de nieuwe vraag 4.
2.17.
Terberg c.s. wil ook aan de deskundige vragen of de technische uitgangspunten van de installatie die in het bestek staat beschreven in combinatie met de beschreven technische onderdelen, technisch uitvoerbaar waren. Volgens Terberg c.s. is dat namelijk niet het geval, waardoor zij wel moest afwijken van het bestek. Die vraag zal niet aan de deskundige worden voorgelegd, omdat Terberg c.s. in die situatie de opdrachtgever had moeten waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht, en niet is gesteld of gebleken dat dat is gebeurd.
2.18.
De rechtbank had partijen verzocht geen namen van deskundigen te noemen, tenzij partijen het eens zouden zijn over een te benoemen deskundige. Terberg c.s. heeft in strijd met deze instructie gehandeld en in haar akte toch twee namen genoemd, die kennelijk in een onderling overleg door Sarphati c.s. zijn geopperd. Volgens Terberg c.s. kunnen deze personen niet worden benoemd, omdat ze mogelijk zijn beïnvloed door Sarphati c.s. toen ze door haar werden benaderd met de vraag of ze bereid en in staat zijn om als deskundige op te treden. Die vrees heeft Terberg c.s. niet onderbouwd en wordt dan ook terzijde geschoven.
2.19.
Gelet op wat partijen hebben opgemerkt over de benodigde specialisatie van de deskundige, zal de rechtbank een collega van één van de door Terberg c.s. genoemde personen als deskundige benoemen: ing. Marcel van Ingen van Techniplan Adviseurs B.V. Hij heeft desgevraagd tegenover de rechtbank verklaard dat hij geen persoonlijke of zakelijke banden heeft met de partijen en dat hij bereid is de benoeming te aanvaarden. Aan deze deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
vervolg procedure
2.20.
In het tussenvonnis is al aangekondigd en toegelicht dat Sarphati c.s. het voorschot op de kosten van de deskundige moet betalen.
2.21.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.22.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.23.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt Terberg c.s. in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Terberg c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in de hoofdzaak
3.3.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Zijn er gebreken in de door Terberg geïnstalleerde technische installaties en zo ja, wat zijn de oorzaken van deze gebreken?
Als er gebreken zijn, zijn die dan het gevolg van het niet conform het bestek uitvoeren van het werk door Terberg?
Worden de installaties anders gebruikt dan bij opdracht was voorzien? Zo ja, wat is het gevolg daarvan?
Als er gebreken zijn die het gevolg zijn van het niet conform het bestek uitvoeren van het werk door Terberg, hoe kunnen deze gebreken zo efficiënt mogelijk worden hersteld en wat zijn de kosten daarvan?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.4.
benoemt tot deskundige:
Naam: Marcel van Ingen
Verbonden aan: Techniplan Adviseurs B.V.
Correspondentieadres: [adres]
Telefoon: [telefoonnummer]
E-mailadres: [e-mailadres] ,
3.5.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.6.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige moet binnen twee weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kostengeven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,
  • partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief / het bericht van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
  • als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
  • als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,
3.7.
bepaalt dat Sarphati c.s. het voorschot moet overmaken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.8.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.9.
bepaalt dat Sarphati c.s. het procesdossier – na vaststelling van het voorschot – in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.10.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.11.
wijst de deskundige erop dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
  • de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier over de betaling van het voorschot,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.12.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom verzoekt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.13.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.14.
wijst de deskundige erop dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.15.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.16.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
1 oktober 2025,
3.17.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van zowel Sarphati c.s. als Terberg c.s. op een termijn van vier weken,
3.18.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.