ECLI:NL:RBAMS:2025:3052

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/13/759873 / HA RK 24-417
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van door een incassobureau verwerkte persoonsgegevens afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens door een incassobureau, COEO INCASSO B.V. De verzoeker, die in persoon procedeerde, heeft verzocht om zijn persoonsgegevens te laten verwijderen, omdat hij betwistte dat de Staatsloterij een afdwingbare vordering op hem had. Hij voerde aan dat hij nooit een overeenkomst met de Staatsloterij had gesloten en dat de vordering onterecht was. Het verzoek was gebaseerd op artikel 35 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG).

De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op basis van twee hoofdredenen. Ten eerste oordeelde de rechtbank dat de Staatsloterij wel degelijk een vordering op de verzoeker had, aangezien er bewijs was van een rechtsbetrekking tussen hen. Ten tweede stelde de rechtbank vast dat de verwerking van persoonsgegevens door Coeo Incasso rechtmatig was, omdat deze noodzakelijk was voor de inning van de vordering. De rechtbank concludeerde dat de privacybelangen van de verzoeker niet onevenredig werden geschaad en dat de gegevensverwerking voldeed aan de wettelijke vereisten.

De verzoeker werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank op € 792,00 werden begroot. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/759873 / HA RK 24-417
Beschikking van 24 april 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij (hierna:
[verzoeker]),
procederend in persoon,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
COEO INCASSO B.V.,
te Rotterdam,
verwerende partij (hierna:
Coeo Incasso),
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de aan de balie van deze rechtbank afgeleverde brief van 18 november 2024 met een verzoek en bijgevoegd een inkomensverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand,
- de via Zivver door [verzoeker] overgelegde e-mails van [verzoeker] aan Coeo Incasso van 4 november 2024,
- het e-mailbericht van Coeo Incasso van 14 januari 2025 in reactie op het verzoek,
- de tussenbeschikking van 6 februari 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 april 2025 en de daarin genoemde op zitting overgelegde stukken,
- de nagekomen procesmachtiging van mr. R. Doornheim,
legal counselbij Coeo Incasso die op zitting namens Coeo Incasso verscheen.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
[verzoeker] wil dat zijn persoonsgegevens bij Coeo Incasso worden verwijderd. Hij voert aan dat de Staatsloterij ten onrechte een vordering op hem pretendeert te hebben die Coeo Incasso probeert te incasseren. [verzoeker] heeft dit verzoek op 27 september 2024 eerst bij Coeo Incasso zelf gedaan, maar daar werd niet schriftelijk op gereageerd. Daarom geeft [verzoeker] uitvoering aan de mogelijkheid om zich tot de rechtbank te wenden op basis van artikel 35 Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG).
2.2.
[verzoeker] verzoekt – kort gezegd – dat de rechtbank:
I. Coeo Incasso beveelt om alle bij haar aanwezige persoonsgegevens van [verzoeker] te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 300 per dag dat Coeo Incasso hiermee in gebreke blijft tot een maximum van € 30.000 is bereikt,
II. Coeo Incasso veroordeelt in de verletkosten van [verzoeker] , welke volgens huidige inschattingen voor onder meer communicatie en het opstellen van stukken neerkomen op 3 uur à € 100 per uur dus € 300 in totaal, te vermeerderen met het griffierecht ( [verzoeker] heeft € 87 aan griffierecht betaald).
2.3.
Ter onderbouwing voert [verzoeker] primair aan dat hij de vordering van de Staatsloterij betwist. Subsidiair voert [verzoeker] aan dat gokschulden natuurlijke verbintenissen zijn die volgens artikel 7A:1825 BW niet in rechte kunnen worden afgedwongen. Daarnaast heeft [verzoeker] desgevraagd verklaard dat hij nooit een overeenkomst heeft gesloten met de Staatsloterij. Wel heeft [verzoeker] in het verleden meegespeeld met de Staatsloterij, maar toen had hij alles keurig betaald. Volgens [verzoeker] heeft Coeo Incasso geen grond voor de verwerking van zijn persoonsgegevens. Door de brieven en telefoontjes van Coeo Incasso voelt [verzoeker] zich ernstig in zijn privacy aangetast.
2.4.
Coeo Incasso verzet zich tegen het verwijderingsverzoek en voert aan dat zij wel degelijk een verwerkingsgrondslag heeft om de gegevens voor de inning van ook betwiste vorderingen te verwerken. Op zitting heeft Coeo Incasso toegelicht dat de vordering van de Staatsloterij € 17,50 in hoofdsom bedroeg en na vermeerdering met bijkomende kosten € 57,50 is geworden. Coeo Incasso heeft daarnaast de volgende e-mailberichten overgelegd van de Staatsloterij aan [e-mailadres] , die steeds klantnummer [nummer] vermelden:
  • op 14 juni 2024 dat [verzoeker] zijn leeftijd dient te bevestigen via iDIN,
  • op 26 juni 2024 dat het lot met nummer [lotnummer] voor de trekking van 1 juli 2024 aan [verzoeker] wordt verstrekt,
  • op 2 juli 2024 dat [verzoeker] wordt geattendeerd op de trekkingsuitslag van 1 juli 2024,
  • op 2 augustus 2024 dat het abonnement van [verzoeker] wordt stopgezet omdat hij een betaling heeft teruggedraaid.
2.5.
[verzoeker] heeft zowel verklaard dat hij deze e-mailberichten niet eerder had gezien, als dat hij berichten aan e-mailadressen die eindigen op [domeinnaam] altijd ontvangt.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank komt tot een afwijzing van het verzoek om twee hierna te bespreken redenen. De meest verstrekkende stelling van [verzoeker] dat de Staatsloterij geen afdwingbare vordering op hem kan hebben, gaat niet op. Artikel 7A:1825 BW is volgens artikel 39 Wet op de kansspelen slechts van toepassing op ongereguleerde gokpraktijken en niet op gelegenheden die daartoe een vergunning hebben zoals de Staatsloterij.
De eerste reden
3.2.
Het recht op wissing van persoonsgegevens is neergelegd in artikel 17 Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en vormt de basis voor onderhavig verzoek. Dit recht bestaat in de gevallen genoemd in artikel 17 lid 1 AVG, waaronder sub d over het geval dat de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt. Er is sprake van een onrechtmatige verwerking indien geen enkele verwerkingsgrond uit artikel 6 lid 1 AVG zich voordoet, zoals [verzoeker] hier stelt. In dit geval rust op Coeo Incasso als incassodienstverlener de wettelijke verplichting uit artikel 5.1 Besluit Kwaliteit Incassodienstverlening (BKI) om tot twee jaar na het sluiten van een dossier de voor de vordering relevante documenten te bewaren. Daaronder vallen ook de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om een vordering te kunnen incasseren. Deze verwerking met als doel om te voldoen aan een wettelijke verplichting valt onder de sub c-grond van artikel 6 lid 1 AVG en is daarom rechtmatig. Dat Coeo Incasso daarnaast ook niet voor dit doel noodzakelijke persoonsgegevens heeft verwerkt, is niet aangevoerd en op geen enkele wijze gebleken.
De tweede reden
3.3.
De Nederlandse wetgever heeft de lidstaatruimte voor uitzonderingen onder de AVG gebruikt, door bij UAVG te regelen dat een verwerkingsverantwoordelijke de artikelen 12 tot en met 21 en 34 AVG buiten toepassing kan laten voor zover zulks noodzakelijk en evenredig is voor bijvoorbeeld de inning van civielrechtelijke vorderingen. Dit staat in artikel 41 lid 1 aanhef en onder f UAVG. Het recht op gegevenswissing uit artikel 17 AVG valt onder de artikelen die Coeo Incasso – als aan de daarvoor geldende vereisten van noodzakelijkheid en evenredigheid is voldaan – buiten toepassing kan laten. Bij de afweging op noodzakelijkheid en evenredigheid van een beslissing daartoe, dient Coeo Incasso rekening te houden met de elementen genoemd in artikel 41 lid 2 UAVG, waaronder de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen.
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat de door Coeo Incasso overgelegde e-mails voldoende aannemelijk maken dat er een rechtsbetrekking tussen de Staatsloterij en [verzoeker] heeft bestaan en dat de Staatsloterij een vordering op [verzoeker] heeft vanwege het niet betalen van een wel aan hem geleverd lotnummer. [verzoeker] betwist welswaar stellig dat hij een abonnement bij de Staatsloterij heeft afgesloten, maar dat is niet vol te houden nu uit de overgelegde correspondentie volgt dat de leeftijd van de afnemer bevestigd moest worden via iDIN en dat dat kennelijk is gedaan. Dat een ander dan [verzoeker] dit heeft gedaan, valt zonder nadere toelichting niet in te zien.
Nu aannemelijk is dat de vordering die Coeo Incasso voor haar client dient te incasseren bestaat, is de noodzaak van registratie van [verzoeker] ’ gegevens daarmee gegeven. Niet valt in te zien hoe een incassobureau zonder persoonsgegevens van de schuldenaar in staat is om hem tot betaling aan te manen. De privacybelangen van [verzoeker] worden hier ook niet op onevenredige wijze door geschaad, ook al voelt [verzoeker] dat persoonlijk wel zo.
Conclusie
3.5.
Het verzoek van [verzoeker] zal integraal worden afgewezen en hij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Coeo Incasso tot op heden begroot op:
- griffierecht
0,00
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00
3.6.
De rechtbank is tot toekenning van slechts één procespunt gekomen, omdat het schriftelijke verweer van Coeo Incasso slechts bestaat uit het doorsturen van haar e-mail aan [verzoeker] en dit tezamen met de behandeling op zitting slechts één procespunt rechtvaardigt.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzochte af,
4.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.M. Visser, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025.