Uitspraak
1.MOY STICHTING BEWAARNEMING GELDEN, tevens b.o.d.n.STICHTING REFAM VASTGOEDBEHEER & HUURGELDEN,
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
Rechtbank Amsterdam
Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding tussen de eisende partijen, MOY STICHTING BEWAARNEMING GELDEN, tevens b.o.d.n. STICHTING REFAM VASTGOEDBEHEER & HUURGELDEN (hierna: REFAM) en [eiser 2], en de gedaagde partijen, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eisende partijen vorderden een voorziening, terwijl de gedaagden een vordering in reconventie indienen. De kantonrechter, M.V. Ulrici, heeft de mondelinge behandeling geleid, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kern van de zaak betreft de vraag of de huurovereenkomst tussen de gedaagden en Stichting Hacienda Beheer, waarvan REFAM stelt de rechtsopvolger te zijn, kwalificeert als een huurovereenkomst van bepaalde of onbepaalde tijd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat REFAM niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd dat REFAM de rechtsopvolger is van Hacienda. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiser 2] onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond om ontruiming te vorderen. De vordering in reconventie van de gedaagden om terugbetaling van onverschuldigd betaalde huurpenningen is eveneens afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.