Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Heilbronn in Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 18 februari 2025 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1975 en momenteel gedetineerd, heeft verklaard dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 23 april 2025 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De verdediging heeft aangevoerd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat er een discrepantie is tussen het aantal strafbare feiten dat in het originele EAB en de vertaling wordt genoemd. De officier van justitie heeft echter betoogd dat het EAB voldoende informatie bevat en dat de discrepantie een kennelijke verschrijving betreft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat het specialiteitsbeginsel gewaarborgd is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de OLW en dat er een maximum vrijheidsstraf van ten minste drie jaren op staat. De rechtbank heeft geen beroep op artikel 6 OLW gedaan door de opgeëiste persoon, en heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.