Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
beschikking van de kantonrechter
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster] B.V.
[gedaagde]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
Het geschil
lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Primair stelt [verzoekster] dat [gedaagde] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld (e-grond), subsidiair dat de arbeidsverhouding is verstoord (g-grond) en meer subsidiair dat sprake is van andere omstandigheden die zodanig zijn dat van [verzoekster] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (h-grond). Wanneer wordt geoordeeld dat geen van deze gronden is voldragen, verzoekt [verzoekster] ontbinding op grond van een combinatie van voornoemde omstandigheden (i-grond). Herplaatsing is volgens [verzoekster] niet aan de orde, gelet op de redenen voor de ontbinding. Nu het verwijtbaar handelen van [gedaagde] is aan te merken als ernstigverwijtbaar, verzoekt [verzoekster] tot slot de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, zonder toekenning van enige vergoeding aan [gedaagde] .
Beoordeling
€ 2.950,- aan de verhuurder van [gedaagde] zijn te zien. [gedaagde] heeft de betalingen dus niet aan zichzelf gedaan en deze evenmin ‘verstopt’ zoals [verzoekster] stelt. [gedaagde] mocht er dan ook van uitgaan dat met het verstrekken van deze financiële informatie aan de accountant van [verzoekster] , [verzoekster] ervan op de hoogte was dat deze betalingen werden gedaan. Niet valt in te zien dat hij deze informatie los daarvan ook nog expliciet moest delen met de CEO of de COO van [bedrijf] , zoals [verzoekster] suggereert. Als werknemer mocht [gedaagde] erop vertrouwen dat de leidinggevenden van [verzoekster] bekend waren met de informatie van de boekhouder. Tot slot volgt uit de overgelegde en niet betwiste verklaring van [naam 2] , medeoprichter van [verzoekster] , dat zowel [naam 3] als [naam 1] van het begin af aan ervan op de hoogte waren dat de persoonlijke huurkosten van [gedaagde] door [verzoekster] werden gedekt. [gedaagde] heeft derhalve voldoende gemotiveerd betwist dat hij in het geheim geld zou hebben weggesluisd van de bankrekening van [verzoekster] . Evenmin kan worden vastgesteld dat [gedaagde] heeft geweigerd om de nieuwe bestuurder van [verzoekster] toegang tot of inzage in de bankrekening van [verzoekster] te verschaffen. [verzoekster] heeft haar stelling op dit punt verder niet toegelicht en uit het door [gedaagde] in het geding gebrachte e-mailbericht van 10 oktober 2024 aan [naam 1] , waarin [gedaagde] beschrijft dat hij tevergeefs heeft geprobeerd om een geautoriseerd persoon toegevoegd te krijgen aan de bankrekening van [verzoekster] (productie 17 verweerschrift), lijkt eerder het tegendeel te volgen. Dat [gedaagde] onrechtmatig geld heeft weggesluisd kan dan ook niet worden vastgesteld.