ECLI:NL:RBAMS:2025:2923

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
3 mei 2025
Zaaknummer
13/265892-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Lille in Frankrijk. De zaak werd behandeld in het kader van de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon, die in Frankrijk zou worden vastgehouden. Tijdens de zittingen op 8 januari, 23 januari en 19 maart 2025 werd de zaak besproken, waarbij de rechtbank vragen stelde aan de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden in de betrokken instellingen. De rechtbank concludeerde dat er geen algemeen gevaar was voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen van Arras en Douai, en dat de detentiegarantie van de Franse autoriteiten voldoende was om de overlevering toe te staan. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De overlevering werd derhalve toegestaan, en de rechtbank benadrukte dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/265892-24
Datum uitspraak: 2 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 11 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 augustus 2024 door de
Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Lillein Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeeïste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[brp adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 8 januari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht. In verband met het ontbreken van de vertaling van enkele stukken van de uitvaardigende justitiële autoriteit, als ook in verband met vragen die nog bestonden omtrent de verstrekte terugkeergarantie, is de zaak voor bepaalde tijd aangehouden.
De rechtbank heeft de beslistermijn op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW verlengd met dertig dagen. Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen, onder gelijktijdige schorsing.
Tot slot heeft zij de beslistermijn nogmaals verlengd, nu met dertig dagen op grond van artikel 22, vijfde lid OLW, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW, wederom onder gelijktijdige schorsing tot aan de einduitspraak.
Zitting van 23 januari 2025
De behandeling van het EAB is – na toestemming – in gewijzigde samenstelling voortgezet in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht. Het onderzoek ter zitting is gesloten.
Tussenuitspraak van 6 februari 2025
Bij deze tussenuitspraak is onder meer geconcludeerd dat sprake is van een algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon van schending van zijn grondrechten ten aanzien van het voorlopige hechtenis regime van de detentie-instellingen van Béthune en Mauberge, terwijl voor het voorlopige hechtenis regime van de detentie-instelling van Arras en Douai is vastgesteld dat geen sprake is van een algemeen gevaar op schending van zijn grondrechten. Het onderzoek is heropend en geschorst voor onbepaalde tijd waarbij de rechtbank via de officier van justitie vragen aan de Franse autoriteiten heeft gesteld over de detentieomstandigheden van eerstgenoemde detentie-instellingen en of kan worden gegarandeerd in welke detentie-instelling de opgeëiste persoon zal worden geplaatst.
Daarnaast is de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd en onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 19 maart 2025
De behandeling van het EAB is – na toestemming – in gewijzigde samenstelling voorgezet in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 6 februari 2025

Bij deze tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten, over artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest), over de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW, over een (dreigende) schending van artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, OLW en ten slotte over de weigeringsgrond van artikel 13 OLW. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
4. Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Frankrijk
Inleiding
De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 8. van de tussenuitspraak van 6 februari 2025. De overwegingen uit voornoemde uitspraak dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Naar aanleiding van de opgevraagde informatie door de officier van justitie na de tussenuitspraak van 6 februari 2025 hebben de Franse autoriteiten bij e-mail van 20 februari 2025 als volgt geantwoord:
“ Should [opgeeïste persoon] be placed in detention it can be guaranteed that requisitions will be taken by the Advocate General that he will be imprisoned in Arras or Douai.”
Het standpunt van de raadsman
Er is niet voldaan is aan de door de gestelde minimumvereisten aan de detentie omstandigheden in Frankrijk. Uit de brief van de Franse autoriteiten van 3 januari 2025 volgt dat in Arras elke gedetineerde minimaal 5,5 m2 persoonlijke ruimte inclusief sanitair tot zijn beschikking heeft en in Douai gaat het om 4,5 m2 persoonlijke ruimte inclusief sanitair per gedetineerde. Hierdoor is het niet duidelijk of het gaat om 3 m2 of 4m2 persoonlijke ruimte per gedetineerde exclusief sanitair en welke compenserende mogelijkheden voor de opgeëiste persoon buiten de cel worden aangeboden.
Het standpunt van de officier van justitie
De door de Franse autoriteiten bij e-mail van 20 februari 2025 afgeven detentiegarantie dat de opgeëiste persoon in de detentie instelling van Arras of Douai zal worden geplaatst is gelet op de in deze zaak gewezen tussenuitspraak afdoende om te kunnen vaststellen dat artikel 11 OLW geen beletsel vormt tot overlevering van de opgeëiste persoon.
Het oordeel van de rechtbank
In de in deze zaak gewezen tussenuitspraak is door de rechtbank opgenomen dat voor de detentie-instellingen van Arras en Douai geen sprake is van een algemeen gevaar op schending van artikel 4 Handvest. Nu door de Franse autoriteiten bij aanvullende informatie van 20 februari 2025 wordt gegarandeerd dat de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd in de detentie-instelling van Arras of Douai vormt artikel 11 OLW geen beletsel voor de overlevering van de opgeëiste persoon.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 95 van de Wet op de Accijns, artikel 10 van de Algemene Douanewet en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeeïste persoon]aan de
Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Lille(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M. Westerman en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.