Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
4.Beslissing
spreekt verdachte daarvan vrij.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een besloten vennootschap, die beschuldigd werd van witwassen van € 1.000.000 in de periode van 28 juli 2017 tot en met 5 oktober 2017. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op meerdere data, waaronder 30 en 31 januari, 3, 4 en 5 februari, en 8 april 2025. Tijdens deze zittingen heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A. Kerkhoff en A.M. Lobregt, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. W. de Vries, advocaat te Amsterdam. De rechtbank heeft de zaak tegen de verdachte gelijktijdig behandeld met andere medeverdachten, maar niet gevoegd. Op 5 februari 2025 heeft de rechtbank bepaald dat de officier van justitie schriftelijk moest reageren op een verweer van de verdediging over niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Na het sluiten van het onderzoek op 8 april 2025 heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden geacht. De volledige tenlastelegging was opgenomen in een bijlage bij het vonnis.