Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een besloten vennootschap, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder (gewoonte)witwassen en oplichting van de gemeente Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 30 en 31 januari, 3, 4 en 5 februari, en 8 april 2025. Tijdens deze zittingen zijn de officieren van justitie, mrs. A. Kerkhoff en A.M. Lobregt, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. W. de Vries, gehoord. De rechtbank heeft de zaak tegen de verdachte gelijktijdig behandeld met die van medeverdachten, maar niet gevoegd. De tenlastelegging omvatte onder andere het witwassen van aanzienlijke geldbedragen en het oplichten van de gemeente voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is, behalve voor het feit dat betrekking heeft op het impliciet subsidiaire ten laste gelegde schuldwitwassen, dat is verjaard. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de tenlastegelegde feiten niet bewezen zijn en heeft zij de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. H.J. Bos, en is openbaar uitgesproken op 8 april 2025.