Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1974. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen, toegewezen. De terbeschikkingstelling is oorspronkelijk opgelegd na bewezenverklaring van ernstige misdrijven, waaronder afpersing en zware mishandeling. De terbeschikkinggestelde verblijft momenteel in een Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg-voorziening (LFPZ) en is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis en problemen met middelengebruik. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 8 april 2025, waarbij de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en de officier van justitie zijn gehoord, evenals een deskundige. De rechtbank concludeert dat het recidiverisico onverminderd hoog is en dat eerdere behandelpogingen geen effect hebben gehad op de stoornissen van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de verlenging van de maatregel te beperken tot één jaar, gezien de noodzaak voor een veilige omgeving en de ernst van de situatie. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.