ECLI:NL:RBAMS:2025:285

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
692046
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over non-conformiteit van biologisch product en bewijswaardering in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de rechtbank op 15 januari 2025 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen Tradin Organic Agriculture B.V. en Göknur Gida A.S. over de levering van een biologisch product. Tradin, de eisende partij, stelt dat Göknur een partij druivenconcentraat heeft geleverd die besmet was met pesticiden, waardoor het product niet meer als biologisch kon worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besmetting met pesticiden al vóór de levering aan Tradin heeft plaatsgevonden, en dat Göknur tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Tradin heeft bewijs geleverd dat de besmetting al aanwezig was voordat het product aan haar werd geleverd op 27 februari 2019. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en schriftelijk bewijs in overweging genomen en geconcludeerd dat de besmetting niet het gevolg kan zijn van omstandigheden na de levering. Tradin heeft de overeenkomst met Göknur terecht buitengerechtelijk ontbonden en heeft recht op terugbetaling van de koopsom, evenals een schadevergoeding. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de schadevergoeding, waarbij Tradin de gelegenheid krijgt om haar schade nader toe te lichten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/692046 / HA ZA 20-1081
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRADIN ORGANIC AGRICULTURE B.V.,
gevestigd te Huizen,
eisende partij,
hierna te noemen: Tradin,
advocaat: mr. J. Streefkerk,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GÖKNUR GIDA A.S.,
gevestigd te Ankara (Turkije),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Göknur,
advocaat: mr. B. Bulucu Wouters,
en
de rechtspersoon naar buitenlands recht
MAPFRE SIGORTA ANONIM SIRKETI
gevestigd te Istanbul (Turkije),
voegende partij aan de zijde van gedaagde,
hierna te noemen Mapfre,
advocaat: mr. C. Almeida.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 november 2023, met de daarin genoemde stukken,
- de akte na tussenvonnis van Tradin van 20 december 2023,
- de antwoordakte na tussenvonnis van Göknur van 17 januari 2024,
- het proces-verbaal van de op 11 april 2024 in enquête gehoorde getuigen,
- het proces-verbaal van de op 26 september 2024 in contra-enquête gehoorde getuigen,
-de akte na getuigenverhoren van de zijde van Tradin van 30 oktober 2024,
-de akte na getuigenverhoren van de zijde van Göknur van 30 oktober 2024, met één productie,
-de akte uitlaten productie van Tradin van 13 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank volhardt in hetgeen in de eerdere in deze zaak gewezen tussenvonnissen is overwogen en beslist. Voor de voor deze zaak relevante feiten verwijst de rechtbank naar het tussenvonnis van 6 juli 2022. Verder werd in dat tussenvonnis in overweging 2.2 het volgende overwogen:
“Tradin beroept zich op een door Göknur gepleegde wanprestatie, die eruit zou hebben bestaan dat zij haar een partij heeft geleverd die (teveel) pesticiden bevat, waardoor de partij niet (meer) kwalificeert als biologisch. Vaststaat dat Göknur krachtens de koopovereenkomst verplicht was een biologische partij druivenconcentraat te leveren. Ook staat vast dat een partij niet (meer) als biologisch kan worden aangemerkt en als zodanig kan worden verkocht indien het een ongeoorloofde hoeveelheid pesticiden en/of fosetyl bevat en de partij door SKAL wordt gedecertificeerd. Dat de partij op enig moment teveel pesticiden/fosetyl bevatte, wordt niet betwist evenmin als de omstandigheid dat dit vervolgens terecht heeft geleid tot decertificatie door SKAL. Ook KIWA beschouwt de aan Tradin geleverde partij niet langer als biologisch.
De vraag is echter of de pesticiden/fosetyl ook al in de partij aanwezig waren ten tijde van de levering door Göknur aan Tradin, en derhalve in de periode die binnen de risicosfeer van Göknur valt. Alleen dan kan haar immers een wanprestatie worden verweten. Indien de partij op een later moment besmet is geraakt, dan ligt dat buiten de risicosfeer van Göknur en levert dat geen tekortkoming van Göknur op. In dat verband is relevant dat de koop heeft plaatsgevonden onder de leveringsconditie Free carrier Beneden Leeuwen.
Op Tradin, die zich erop beroept dat de geleverde partij niet aan de overeenkomst beantwoordt, rust in beginsel de stelplicht en de bewijslast.”
2.2.
Nadat het leveren van bewijs via het inschakelen van een door de rechtbank te benoemde deskundige niet mogelijk bleek en nadat partijen zich hierover hebben kunnen uitlaten, is Tradin toegelaten tot het leveren van bewijs, door middel van het horen van getuigen, van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de besmetting van de partij heeft plaatsgevonden op een moment dat de partij nog binnen de risicosfeer van Göknur viel. Zij dient - kort gezegd - te bewijzen dat de partij al besmet was voordat deze vaten in de loods van H&S Coldstore werden overgedragen aan Tradin en voortaan, in de loods van H&S Coldstore, ten behoeve van Tradin werden opgeslagen. Dat volgt onder meer uit het tussenvonnis van 22 november 2023.
2.3.
Tradin heeft daarop in enquêt̹e laten horen:
- [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) Cargo Surveyor/register-expert in dienst van Vadesta Expertise B.V., en
- [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), werkzaam bij Tradin als kwaliteitsmanager.
Vervolgens heeft Göknur in contra-enquête laten horen:
- [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), werkzaam als levensmiddelen engineer bij Göknur, en
- [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ), werkzaam als levensmiddelen engineer bij Göknur.
De afgelegde verklaringen van deze getuigen zijn in twee afzonderlijke processen-verbaal opgenomen. Voor zover voor de beoordeling relevant zullen deze verklaringen in het hierna volgende worden geciteerd. Voor zover Göknur haar bezwaar tegen het horen van [getuige 1] als deskundige handhaaft (zij is hier in haar akte na enquête niet meer op teruggekomen), gaat de rechtbank hieraan voorbij en wordt het Tradin toegestaan de verklaring van [getuige 1] als bewijs te gebruiken. Aan de verklaring van [getuige 1] komt vrije bewijskracht toe.
2.4.
Na afloop van de getuigenverhoren hebben Tradin en Göknur ieder nog een akte na getuigenverhoor genomen en Tradin nog een akte uitlating productie.
2.4.1.
Tradin stelt in haar aktes in het te leveren bewijs te zijn geslaagd. Uit de afgelegde verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] kan worden afgeleid dat de pesticiden besmetting al heeft plaatsgevonden voordat Tradin de vaten kocht van Göknur in februari 2019. De gevonden pesticiden duiden bovendien op een actief gebruik in de landbouw, waarbij Tradin verwijst naar het besluit van SKAL van 16 december 2019 en het daaraan mede ten grondslag liggende rapport van Lach & Bruns (overgelegd als productie 4 bij dagvaarding). Nu de vaten nog geseald waren tot het moment van bemonstering door Qualitas is het fysiek en biologisch uitgesloten dat op een later moment landbouw-pesticiden in die verzegelde vaten en afgesloten septische zakken terecht zijn gekomen. Uit de in contra enquête afgelegde verklaringen kan geen steekhoudend tegenbewijs worden afgeleid, aldus steeds Tradin.
2.4.2.
Göknur acht Tradin niet geslaagd in het te leveren bewijs. Samengevat weergegeven twijfelt Göknur, onder verwijzing naar het overgelegde informatieblad van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), aan de bewijskracht van het rapport van Qualitas. Dat rapport voldoet volgens Göknur niet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen, nu niet kan worden vastgesteld dat de geanalyseerde monsters daadwerkelijk afkomstig waren van Göknur. Daarbij merkt Göknur verder op dat foto’s van haar zegels voor monsterafname in de fotorapportage ontbreken. Niet kan daarmee bewezen worden geacht dat de vaten nog ongeopend waren ten tijde van de monstername en niet al eerder waren geopend. Ook zijn de instrumenten die bij de monstername zijn gebruikt kennelijk niet gesteriliseerd maar enkel met water schoongemaakt.
Göknur wijst er verder op dat voor de geleverde partij een COI was afgegeven, wat alleen kan als het product schoon/vrij van pesticiden is. Verder is het hele proces van teelt van het product tot de productie ervan gecertificeerd waarbij alle stappen van het proces worden gecontroleerd. Ook zijn er van andere afnemers van deze batch geen klachten ontvangen. Daarbij komt dat de verklaringen van [getuige 1] niet zijn gebaseerd op eigen waarnemingen ten aanzien van deze specifieke batch en dat [getuige 1] , als (voorheen) vaste expert van ladingen van Tradin, niet als onafhankelijke deskundige kan worden beschouwd.
Als volgens haar meer waarschijnlijke oorzaak van de besmetting noemt Göknur dat de zich al gedurende langere tijd (gedurende een jaar voor de levering) bij H&S Coldstore bevindende vaten wel al eerder voor de levering waren geopend, dan wel dat er vaten zijn bemonsterd die niet afkomstig waren van Göknur, dan wel dat de instrumenten waarmee is bemonsterd niet helemaal schoon waren dan wel dat er tijdens het vervoer van de monsters naar het laboratorium iets is misgegaan.
Bewijswaardering door de rechtbank
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat Tradin is geslaagd in het door haar te leveren bewijs dat het door Göknur verkochte druivenconcentraat al besmet was vóór het tijdstip van levering aan Tradin op 27 februari 2019. Uit de afgelegde verklaringen in enquête en in contra enquête, in samenhang met het eerder al in de procedure overgelegde schriftelijke bewijs, leidt de rechtbank af dat de besmetting met pesticiden al heeft plaatsgevonden tijdens de teelt/oogst dan wel tijdens de productie van het druivenconcentraat of in ieder geval voordat het in de gesealde vaten/septic zakken is verpakt en vervolgens is getransporteerd, bij H&S Coldstore is opgeslagen en aan Tradin is geleverd. Hiertoe acht de rechtbank het navolgende redengevend.
2.5.1.
Vrijwel alle getuigen zijn het erover eens dat er geen besmetting kan hebben plaatsgevonden nadat het product is afgevuld in de septic zakken die vervolgens in gesealde vaten zijn verpakt, zolang dat vat/de septic zak geseald, onbeschadigd en ongeopend blijft.
[getuige 2] verklaart in dat verband: ‘
gezien de pesticiden die zijn aangetroffen kan het niet anders dan dat de pesticiden al in het vat zaten. Er is geen andere mogelijkheid dat de pesticiden erin kunnen komen. Het is een metalen vat met plastic zakken en daar kunnen geen pesticiden in komen’.
[getuige 1] beantwoordt de vraag
‘Op welke manieren kunnen pesticides in zo’n product terecht komen?als volgt:
In zijn algemeenheid, als vaten verzegeld zijn kan het alleen in het product komen voordat de producten verpakt en verzegeld zijn. Het moet er dus al in gezeten hebben.’.
Ook [getuige 3] in contra enquête verklaart
‘in een a-septisch vat is dat afgesloten en verzegeld is, kan geen contaminatie plaatsvinden.’
Hieruit leidt de rechtbank af dat de besmetting ofwel voor het afvullen van de septic zakken en sealen van de vaten, ofwel na de opening van de zakken/vaten (en verbreking van de verzegeling) moet hebben plaatsgevonden. Er bestaat geen concrete aanwijzing voor de aanwezigheid van een defect aan de vaten / septic zakken (zoals het bol staan of lekken ervan) dan wel van de verzegeling zelf.
2.5.2.
Verder kan uit zowel de verklaring van [getuige 2] als uit het besluit van SKAL van 16 december 2016 (overgelegde als productie 4 bij dagvaarding) worden afgeleid dat de aangetroffen pesticiden wijzen op gebruik bij de teelt.
[getuige 2] verklaart in dit verband dat:
“de aangetroffen pesticiden gebruikelijk zijn bij de teelt van niet-biologische druiven”.
In het besluit van SKAL staat onder meer vermeld:
“Skal heeft Lach & Bruns geraadpleegd. Zij zijn experts op gebied van pesticide analyses en het beoordelen van residuzaken. Zij zijn van mening dat de 6 gevonden pesticiden gebruikelijk zijn in de teelt van gangbare druiven.”
De vervolgens door SKAL genoemde mogelijke oorzaken van besmetting, te weten gebruik bij de teelt, bij het verwerken van het product dan wel bij de vermenging ervan, duiden alle erop dat de besmetting bij de teelt dan wel tijdens het vervaardigen van het concentraat zijn ontstaan, en niet pas na levering en opening van de vaten/zakken dan wel door opslagomstandigheden.
2.5.3.
Aan de stelling dat er geen of minder betekenis aan de verklaring van [getuige 1] kan worden gehecht omdat hij als vaste voormalige expert eerder goederen van Tradin heeft geïnspecteerd en daarmee niet als onafhankelijk is te beschouwen, gaat de rechtbank voorbij. [getuige 1] is niet langer als expert bij zaken van Tradin betrokken en bovendien wordt zijn verklaring op belangrijke punten ondersteund door de verklaringen van de andere getuigen en/of door ander (schriftelijk) bewijs.
2.5.4.
Aan de omstandigheid dat de partij in eerste instantie wel was goedgekeurd en als biologisch is aangemerkt, kan in het licht van het voorgaande en de afgelegde getuigenverklaringen niet de conclusie worden verbonden dat daarmee ook onomstotelijk vaststaat dat de partij op het moment van levering nog niet was besmet. Vaststaat immers ook dat, na de de-certificatie van de partij door SKAL, de biologische status van de partij is ingetrokken en dat hiertegen ook door de Turkse autoriteiten niet is geprotesteerd.
Ook blijkt uit de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] dat de afgifte van het COI was gebaseerd op geanalyseerde monsters die kennelijk door Göknur zelf zijn genomen en ter analyse werden aangeboden. Over de wijze van bemonstering is niets bekend geworden en deze is ook niet meer te controleren. Daarmee kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat die bemonstering correct is gebeurd, wat er precies is bemonsterd en welke mate van concentratie het bemonsterde product had. Dat decertificering uit zekerheid ook naar aanleiding van een vermoeden van besmetting mogelijk is, maakt nog niet dat, mede in het licht van het hiervoor overwogene, de aanvankelijke goedkeuring met afgifte van het COI onomstotelijk bewijs ervan oplevert dat het product op dat moment nog niet kon zijn besmet met pesticiden. Eveneens wordt relevant geacht dat uitsluitend de testanalyses van twee SGS rapporten (op basis van door Göknur zelf aangeleverde monsters) een resultaat vrij van pesticiden laten zien, terwijl door andere laboratoria (GALAB en Primoris) en bij een derde rapport van SGS (zij het in mindere mate) wel pesticiden zijn aangetroffen. Om onduidelijke redenen is verder bij twee van de rapporten van SGS sprake geweest van een ‘revised’ rapport, en in de beide rapporten waaruit geen besmetting volgt is niet specifiek geanalyseerd/onderzocht op fosetyl en glyphosate.
De afgifte van een COI voor de partij wordt daarmee niet van doorslaggevende betekenis geacht.
2.5.5.
Uit de verklaring van [getuige 3] volgt verder dat er in het verleden (bij andere partijen) eerder sprake is geweest van (een vermoeden van) besmetting met pesticiden van door Göknur aan Tradin geleverde producten (zonder dat het desbetreffende certificaat werd ingetrokken) ondanks het volledig gecertificeerd zijn van het (productieproces van) Göknur. De omstandigheid dat het bedrijfsproces van Göknur gecertificeerd is wordt daarom evenmin doorslaggevend geacht.
2.5.6.
Voor de door Göknur genoemde alternatieve mogelijkheden van besmetting na levering van de partij en na opening van de vaten/septic zakken, bestaat geen enkele concrete aanwijzing terwijl deze wijze van besmetting door de getuigen onwaarschijnlijk wordt geacht.
Zo verklaren zowel [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] als [getuige 4] ̹ dat de opslagomstandigheden niet tot de pesticiden besmetting kan hebben geleid en ook het mogelijk verstrijken van de houdbaarheidsdatum kan volgens [getuige 1] niet hebben geleid tot een pesticiden besmetting.
Dat er sprake is geweest van lek geraakte vaten dan wel vaten of zakken die bol zijn gaan staan is verder niet gebleken.
[getuige 4] ̹ verklaart bovendien dat, voor zover haar bekend, kristallisatie de aanwezigheid van pesticiden niet beïnvloed. De omstandigheid dat door de bewaartemperatuur kristallisatie van het product heeft plaatsgevonden, kan daarmee evenmin als mogelijk oorzaak van de pesticiden besmetting worden aangemerkt. Bovendien vermeldt het rapport van Qualitas dat het product eerst is gehomogeniseerd.
2.5.7.
Dat er een besmetting met pesticiden kan hebben plaatsgevonden doordat bij de bemonstering door Qualitas (ten behoeve van de analyses van Primoris) mogelijk niet gesteriliseerde, doch slechts met water gewassen instrumenten zijn gebruikt, wordt zeer onaannemelijk geacht. Kennelijk valt deze methode van reinigen van instrumenten onder de daarvoor geldende regels. Wat hier verder ook van zij, elke aanwijzing dat de gebruikte instrumenten verontreinigd waren met (landbouw) pesticiden ontbreekt. Nu bovendien ook in niet door Qualitas genomen monsters pesticiden besmettingen zijn aangetroffen, zoals in de analyses van GALAB, kan de besmetting niet door de verontreinigde instrumenten van Qualitas zijn veroorzaakt. In dat geval zou die besmetting immers uitsluitend te zien moeten zijn geweest in de door Primoris verrichte analyses en niet tevens in de analyses van GALAB (en in mindere mate in één van de analyses van SGS), welke analyses niet waren gebaseerd op de door Qualitas genomen monsters. Ook [getuige 1] heeft in dat verband verklaard een dergelijke wijze van besmetting onwaarschijnlijk is te achten, mede gelet op de resultaten zoals deze volgen uit de rapporten van GALEB en Primoris.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de besmetting niet is ontstaan door toedoen van onjuist gereinigde instrumenten van Qualitas.
2.5.8.
Ook aan het argument van Göknur dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat Qualitas ook echt monsters heeft genomen van de door Göknur geleverde batch dan wel dat niet kan worden vastgesteld dat de vaten/zakken niet al geopend waren geweest (onder verwijzing naar het informatieblad van de NVWA en bij gebrek aan foto’s waarop ook het seal van Göknur is te zien) gaat de rechtbank voorbij. Het gehele rapport van Qualitas ziet op de wijze van monsterafname ten behoeve van door Primoris te verrichten analyses. Het rapport laat foto’s zien van vaten en zakken, van etiketten waarop de gegevens van Göknur staan, van zegels en bevat bovendien een overzicht/tabel van genomen monsters, soort verpakking en nummers van de verzegeling. Dat er daarbij monsters zouden zijn genomen van al geopende niet gesealde/verpakkingen blijkt niet uit het rapport en voor een dergelijke conclusie ontbreekt iedere aanwijzing. Ook moeten de monsters worden geacht afkomstig te zijn van vaten/zakken van Göknur gelet op de etiketten met de gegevens van Göknur erop. Dat het rapport van Qualitas onjuistheden of onvolledigheden bevat (in strijd met de aanwijzingen zoals vermeld in het informatieblad van de NVWA, nog los van de vraag wat de status van een dergelijk informatieblad is en of dat informatieblad, dat dateert van april 2024, ook al daarvoor gold), daarvoor ontbreekt iedere aanwijzing.
De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van het rapport van Qualitas, en gaat ervan uit dat het een juiste omschrijving geeft van de wijze van bemonstering van ter analyse aan Primoris aangeboden monsters uit bij H&S Coldstore opgeslagen vaten en verpakkingen die gesloten/geseald waren en die afkomstig waren van Göknur.
2.5.9.
Waarom er een verschil in waardes/testresultaten is te zien wat betreft de mate van aangetroffen pesticiden in de op diverse momenten verrichte analyses, is in deze procedure onvoldoende vast komen te staan. Het kan worden verklaard door de omstandigheid dat volgens [getuige 2] een pesticiden besmetting in de loop van de tijd kan verminderen, door het afbreken ervan. Dat wordt niet door Göknur betwist of door de andere getuigen tegengesproken. Ook kan er mogelijk een verschil in testresultaten ontstaan doordat er de ene keer op een concentraat is getest en de andere keer op minder geconcentreerd/aangelengd sap en door het gebruik maken van verschillende laboratoria, zoals Tradin in haar akte na getuigenverhoor stelt en zoals eveneens volgt uit de verklaring van [getuige 3] . Wat daar ook van zij, de geconstateerde verschillen doen geen afbreuk aan de hiervoor onder 2.5 weergegeven conclusie dat het door Göknur verkochte druivenconsentraat al besmet was voor levering aan Tradin op 27 februari 2019.
2.5.10.
Dat er kennelijk geen klachten door andere afnemers van deze batch aan Göknur zijn geuit, wordt niet van doorslaggevende betekenis geacht. Daarmee is immers nog niet uitgesloten dat ook aan deze afnemers druivenconcentraat is geleverd dat besmet was maar deze besmetting mogelijk onopgemerkt is gebleven. Deze afnemers hadden immers geen voor bemonstering vatbaar restant van de geleverde partij meer beschikbaar om deze alsnog te kunnen analyseren, zo volgt uit de verklaring van [getuige 3] .
2.5.11.
Het (in het kader van haar onderzoeksplicht) niet testen vlak voor/direct na de levering van de partij door Tradin, waarop Göknur zich eveneens beroept, was mogelijk verstandiger geweest en had dan minder bewijsmoeilijkheden opgeleverd, maar rechtvaardigt niet de conclusie dat daarmee kan worden aangenomen dat geen sprake is geweest van een besmetting ten tijde van de levering.
2.6.
Alles bij elkaar bezien acht de rechtbank voldoende door Tradin bewezen dat de besmetting heeft plaatsgevonden voordat de partij aan haar werd geleverd. Göknur heeft daarom aan Tradin een non-conform product geleverd, aangezien het product, gelet op de pesticiden besmetting, niet kwalificeert als biologisch product.
2.7.
Daarmee is komen vast te staan dat Göknur jegens Tradin tekort is geschoten in de nakoming van voor haar uit de gesloten overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, welke tekortkoming haar ook is toe te rekenen. Ook verkeert Göknur jegens Tradin in verzuim.
De ontbinding van de overeenkomst
2.8.
Gelet op het voorgaande heeft Tradin de met Göknur gesloten overeenkomst terecht buitengerechtelijk ontbonden. Tradin maakt daarom op goede gronden jegens Göknur aanspraak op terugbetaling van de betaalde koopsom van € 27.769,50, te verminderen met het inmiddels door Göknur gecrediteerde bedrag van € 7.713,75, zo begrijpt de rechtbank uit punt 3.13 van de akte uitlaten tevens akte overlegging producties van Tradin van 10 oktober 2022. Van dit deel van het gevorderde is daarmee toewijsbaar € 20.055,75 te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 27 februari 2019.
Ten aanzien van de schade
2.9.
Daarnaast maakt Tradin aanspraak op vergoeding door Göknur van een schadebedrag van € 217.686,56 te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 15 maart 2020. In een meer actueler schadeoverzicht (zie haar akte van 10 oktober 2022, onder 3.13, 3.14 en productie 14) is dit schadebedrag door Tradin bijgesteld naar € 167.050,22.
2.10.
De rechtbank constateert dat het door partijen gevoerde debat over (de omvang van) de geleden schade nog niet in volle omvang is gevoerd. Daarom zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om zich hierover alsnog bij akte nader uit te laten.
In beginsel wordt het meest actuele schadeoverzicht, zoals door Tradin overgelegd als productie 14, daarbij als uitgangspunt genomen.
Tradin krijgt als eerste de gelegenheid om haar schade, inclusief het causaal verband, nader toe te lichten en met bewijsstukken te onderbouwen. Daarbij dient zij eveneens in te gaan op de eerder al gevoerde verweren over de omvang van de schade, zoals de betwisting door Göknur van de door Tradin genoemde, maar volgens Göknur niet realistische kiloprijs van
€ 1.901,33 voor de 9,24 kg aan overgehouden gemixt sap (onderdeel van de claim van Passina), zoals dat volgt uit punt 8.16 van de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van Göknur. Ook dient Tradin in te gaan op het beroep van Göknur op de schadebeperkingsplicht van Tradin zoals weergeven in de pleitnota, op pagina 2 en verder, overgelegd en voorgedragen ten behoeve van de op 8 november 2021 gehouden mondelinge behandeling.
2.11.
Wel overweegt de rechtbank nu al dat het van Tradin / haar afnemers in het kader van de op hen rustende schadebeperkingsplicht niet verwacht hoefde te worden dat zij zou proberen het product alsnog, als niet biologisch, af te zetten. Zij kon en mocht een biologisch product verwachten en hoefde geen rekening te houden met het ontvangen van een niet biologisch product. Tradin heeft in dat verband bovendien onbetwist gesteld dat zij uitsluitend handelt in biologische producten.
2.12.
Gelet op het voorgaande zal de zaak voor het hiervoor onder 2.10 weergegeven doel naar de rol worden verwezen voor door partijen te nemen aktes (eerst aan de zijde van Tradin en vervolgens voor antwoordakte aan de zijde van Göknur en Mapfre).
2.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 12 februari 2025 voor het nemen van een akte door Tradin overeenkomstig het bepaalde in rechtsoverweging 2.10 (daarna antwoordakte Göknur en Mapfre);
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink, rechter, bijgestaan door mr. C.L. de Rijke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.