In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot diefstal in vereniging en diefstal met bedreiging met geweld. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting op 4 april 2025, samen met zijn raadsman, mr. R.A. Dayala. De officier van justitie, mr. B.A. Nijs, vorderde een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 januari 2023 betrokken was bij een poging tot diefstal bij de Blokker, maar heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte hiervoor te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit. Echter, de rechtbank achtte het tweede feit, de diefstal van een geldbedrag van € 8.993,16 bij de Albert Heijn op 12 januari 2021, wel bewezen. De verdachte had dit feit bekend en de rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en camerabeelden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van één jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en de impact van de overval op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de vordering van de eerste benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard, terwijl de vordering van de tweede benadeelde partij volledig werd toegewezen.