ECLI:NL:RBAMS:2025:2734

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
11619622 KK EXPL 25-195
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mondelinge uitspraak in kort geding tot ontruiming woning na ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW; Burgemeesters-sluiting na aantreffen harddrugs en wapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 april 2025 een mondelinge uitspraak gedaan in een kort geding tot ontruiming van een woning. De eiseres, PEC Terracotta S.À. R. L., had de huurovereenkomst met de gedaagde ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, na een politie-inval waarbij harddrugs en een wapen werden aangetroffen. De kantonrechter, mr. H.M. Patijn, oordeelde dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk kon worden ontbonden en dat de ontruiming toewijsbaar was, gezien de ernst van de tekortkomingen van de gedaagde. De rechter erkende dat de gedaagde in strijd met haar verplichtingen de woning ter beschikking had gesteld aan anderen en dat er meldingen van overlast waren ontvangen. De kantonrechter bepaalde dat de gedaagde de woning uiterlijk op 30 juni 2025 moest ontruimen en dat zij de kosten van het geding moest vergoeden. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal mondeling vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team kanton
zaaknummer: 11619622 KK EXPL 25-195
datum uitspraak: 25 april 2025
func.: 454
proces-verbaal van mondelinge uitspraak in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht PEC Terracotta S.À. R. L.
gevestigd te Luxemburg
eiseres
nader te noemen: PEC
gemachtigde: mr. W.Y. Wong
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.W. van Dalen
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge de dagvaarding in kort geding van 2 april 2025. Tegenwoordig zijn mr. H.M. Patijn, kantonrechter, en dhr. T. Weller, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • namens PEC, mevrouw [naam] (werkzaam als accountmanager bij MPGM beheer) met de gemachtigde;
  • namens [gedaagde] haar gemachtigde.

1.De mondelinge behandeling

Partijen hebben hun standpunten toegelicht en op elkaars standpunten gereageerd. De gemachtigde van [gedaagde] heeft een verklaring van zijn cliënte en een pleitnota ter zitting voorgedragen.
De kantonrechter sluit de behandeling van de zaak en deelt partijen mee dat zij mondeling uitspraak zal doen.
De kantonrechter doet de volgende uitspraak.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
PEC verhuurt aan [gedaagde] de woning met parkeerplaats aan het adres [adres 1] (hierna: de woning). Bij een politie inval in de woning naar aanleiding van een opsporingsonderzoek naar handel in verdovende middelen zijn volgens een Bestuurlijke rapportage van de Politie van 16 januari 2025 (productie 8 bij dagvaarding) onder meer een Revolver, een 9mm huls van een vuurwapen, 231 gram heroïne, 6 wikkels en 39 gram poeder, vermoedelijk cocaïne, € 20.106,95 in contanten en een PGP-telefoon aangetroffen. Op dat moment verbleven in de woning [naam broer 1] , een broer van [gedaagde] , en [naam neef] , een zoon van [naam broer 1] . Zij vertelden volgens die Bestuurlijke rapportage beiden in de woning te wonen. Op de woning stond in de BPR behalve [naam neef] en [naam broer 1] nog een Moldaviër ingeschreven, die een afgesloten kamer in de woning bewoonde en € 600,00 zou betalen. [gedaagde] zelf stond ingeschreven op het adres [adres 2] van welk appartementsrecht zij samen met haar broer [naam broer 2] eigenaar was. In het kadaster stond [gedaagde] met [naam broer 2] ook nog ten aanzien van een ander appartementsrecht ingeschreven als mede-eigenaar. Bij Bevel tot sluiting woning van 4 maart 2025 heeft de Burgemeester van [gemeente] de woning op grond van artikel 13b, lid 1 van de Opiumwet en artikel 125 van de Gemeentewet gesloten voor 3 maanden.
2.2.
PEC vordert ontruiming van de woning en parkeerplaats nadat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] op grond van artikel 7:231 lid 2 BW hebben ontbonden. [gedaagde] heeft verweer gevoerd.
De kantonrechter acht voldoende aannemelijk dat de bodemrechter gaat oordelen dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk kon worden ontbonden en dat ontruiming toewijsbaar is gelet op de ernst van de tekortkomingen. De vordering tot ontruiming van de woning zal daarom worden toegewezen.
2.4.
Erkend wordt dat [gedaagde] , in strijd met haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, de woning gedurende langere tijd aan haar broer en zijn zoon ter beschikking heeft gesteld. Er kwamen al een paar jaar meldingen van overlast door drugshandel van omwonenden bij de beheerder van PEC binnen. Het burgemeestersbesluit om de woning te sluiten is gegrond op een uitgebreid en goed onderbouwd onderzoeksverslag van de politie. Daaruit kan worden afgeleid dat bij de inval op 10 januari 2025 een handelshoeveelheid harddrugs, € 20.000 contant geld en een wapen in de woning zijn aangetroffen, hetgeen duidt op handel in drugs.
2.5.
Voldoende aannemelijk is voorts dat [gedaagde] op het moment van de politie-inval niet haar hoofdverblijf had op de woning, gelet op de door de politie beschreven situatie, de foto’s in het onderzoeksverslag en de verklaringen van haar broer en zijn zoon. Zij hebben beiden verklaard dat zij in de woning woonden met een Moldavische onderhuurder. [gedaagde] staat bovendien niet langer op het adres van de woning ingeschreven maar op een adres waar zij een appartement in mede-eigendom heeft. Daarnaast is zij ook mede-eigenaar van een tweede appartement in [woonplaats] . Dit speelt een rol bij de belangenafweging omdat dat er op duidt dat haar woonrecht niet geschonden wordt door de ontruiming en zij zij na de ontruiming mogelijkheden heeft om elders te verblijven.
2.6.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding gelijk aan de laatst betaalde huur is het volgende van belang. De overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten met een consument, zodat ambtshalve toetsing aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht moet plaatsvinden. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat het huurprijswijzigingsbeding als oneerlijk moeten worden aangemerkt. De door PEC gevorderde veroordeling tot betaling van een vergoeding over de maanden april, mei en juni 2025 zal daarom worden beperkt tot het bedrag gelijk aan de aanvangshuurprijs van € 856,05 per maand, zoals genoemd in de huurovereenkomst.
2.7.
Ter zitting heeft PEC ingestemd met een iets langere ontruimingstermijn, mits [gedaagde] meewerkt met een voorinspectie vòòr 30 juni 2025. De woning dient te zijn ontruimd uiterlijk op 30 juni 2025. [gedaagde] heeft dan nog voldoende tijd om na heropening van de woning begin juni 2025 mee te werken aan een voor- en eind inspectie en de woning leeg en ontruimd aan PEC op te leveren.
2.8.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan het adres [adres 1] op 30 juni 2025 te ontruimen en ter beschikking van PEC te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 856,06 per maand over de periode april 2025 tot en met juni 2025;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van PEC begroot op:
exploot € 145,45
salaris € 543,00
griffierecht € 135,00
-----------
totaal € 823,45
voor zover van toepassing, inclusief btw;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 67,50, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
3.5.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier De kantonrechter