ECLI:NL:RBAMS:2025:2586

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/13/754702 / FA RK 24-5097
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van buitenlandse beslissingen inzake hoogtechnologisch draagmoederschap en adoptie in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 april 2025 een beschikking gegeven over de erkenning van buitenlandse beslissingen met betrekking tot hoogtechnologisch draagmoederschap en adoptie. Verzoekers, een echtpaar dat in Nederland woont, hebben een draagmoederschapstraject in de Verenigde Staten doorlopen, waarbij zij een minderjarige hebben erkend en geadopteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Amerikaanse beslissingen, waaronder de erkenning van het ouderschap van verzoeker 1 en de adoptie door verzoeker 2, in Nederland kunnen worden erkend. De rechtbank heeft de belangen van het kind, de draagmoeder en de eiceldonor in overweging genomen en geoordeeld dat het draagmoederschapstraject zorgvuldig is verlopen. De rechtbank heeft ook de voogdij over de minderjarige aan verzoekers toegewezen, totdat de uitspraak onherroepelijk is geworden. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand als informant aangemerkt, maar niet als belanghebbende in deze procedure. De beschikking is mondeling gegeven door de kinderrechter en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/754702 / FA RK 24-5097
Beschikking van 22 april 2025
in de zaak van:
[verzoeker 1] ,
hierna mede te noemen: [verzoeker 1] ,
en
[verzoeker 2] ,
hierna mede te noemen: [verzoeker 2] ,
hierna mede samen te noemen: de verzoekers,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J.H. van der Tol.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de Raad.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
zetelende te Den Haag,
hierna te noemen: de ambtenaar.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het op 23 juli 2024 ingekomen verzoek, voorzien van producties;
  • het F-9 formulier van verzoekers van 9 augustus 2024, voorzien van aanvullende producties;
  • de brief van de Raad van 2 september 2024;
  • het F-9 formulier van verzoekers van 6 september 2024, voorzien van aanvullende producties;
  • de notitie van de ambtenaar van 15 oktober 2024;
  • het F-9 formulier van verzoekers van 22 november 2024;
  • het rapport van de Raad van 2 december 2024;
  • de brief van de ambtenaar van 3 december 2024;
  • het F-9 formulier van verzoekers van 10 december 2024;
  • de brief van de Raad van 13 januari 2025, voorzien van een bijlage en
  • het F-9 formulier van verzoekers van 29 januari 2025.
1.2.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren van 18 maart 2025. Verschenen zijn: verzoekers en hun advocaat
.De ambtenaar is met kennisgeving niet verschenen. De Raad is evenmin ter zitting verschenen.
1.3.
De datum van de beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Verzoekers zijn op 30 maart 2012 met elkaar gehuwd in Den Bosch.
2.2.
Verzoekers hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
Verzoekers hebben in verband met hun grote kinderwens gekozen voor draagmoederschap. Verzoekers hebben een hoogtechnologisch draagmoederschapstraject in de Verenigde Staten van Amerika (hierna: de VS) gevolgd. Zij hebben een draagmoederschapsovereenkomst gesloten met [draagmoeder] , wonende te Minnesota, Verenigde Staten. De draagmoeder is ongehuwd en Amerikaans staatsburger.
2.4.
De draagmoeder is na een ivf-behandeling bij het “fertility center” in [plaats] , Oragon, in verwachting geraakt. Er is een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij gebruik is gemaakt van een eicel van de eiceldonor [donor] , geboren op [geboortedatum 1] 1994 te [geboorteplaats 1] , Washington, VS, en wonende te [woonplaats 2] , Washington, VS, en semen van [verzoeker 2] .
2.5.
Op [geboortedatum 2] 2024 is uit de draagmoeder in [geboorteplaats 2] , Minnesota, VS, de minderjarige [minderjarige] geboren ( hierna te noemen [minderjarige] ).
2.6.
Op 23 januari 2024 heeft [verzoeker 1] [minderjarige] in de Verenigde Staten erkend.
2.7.
Op 31 januari 2024 heeft ‘The District Court, First Judicial District, Juvenile-Family Court Division of the State of Minnesota, [county] , VS’ een ‘Judgment to establish paternity, maternity, and award of custody’ gegeven, welke beslissing is voorzien van een apostille, - kort weergegeven - inhoudende:
“[…]
Judgment
1.Paternity. [verzoeker 1] is hereby declared to be the legal father of the minor child, [minderjarige] , born on the [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats 2] , Minnesota.
2. Maternity. [draagmoeder] is hereby declared to be the birth and legal mother and guardian of the minor child, [minderjarige] , born on the [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats 2] , Minnesota from birth to the date of this order. [donor] is hereby declared not to be the intended or legal mother of the minor child, and any existing presumption of maternity and/or legal rights that she may have to the minor child are hereby expressly and immediately terminated form the date of this order forward.
3.Legal Name. The minor child’s legal name is hereby established to be [minderjarige] .
4.Custody. Prior to the date of this order, [draagmoeder] has remained
the minor child’s presumptive biological mother, legal guardian, and sole legal and sole physical custodian pursuant to Minn. Stat. §257.541, Subd. 1, and the minor child’s legal residence had remained that of his custodial parent, [draagmoeder] , to the date of this order. As of the date of this order, sole legal en sole physical custody of said minor child are hereby immediately awarded to [verzoeker 1] , and he is hereby expressly authorized to remove the minor child from Minnesota in order to return to his home in [woonplaats 1] , the Netherlands with said child immediately.
(…)
8.Birth Certificate. It is further adjudged en decreed that all [county] court personnel and the Minnesota Department of Health are hereby expressly ordered and authorized to immediately enter, file, complete, sign, stamp, certify, and deliver to [naam 1] or [naam 2] , Esq., their authorized designated representative, [verzoeker 1] , or [verzoeker 2] any and all court orders and other documents necessary to create on an expedited basis a birth record for the child reflecting the child’s name as ‘ [minderjarige] ,” the father’s name as “ [verzoeker 1] ” (DOB: [geboortedatum 3] , 1991), the father’s birthplace as “ [geboorteplaats 3] , the Netherlands,” the mother’s name as “ [draagmoeder] ,” the mother’s last name before first marriage as “ [geslachtsnaam] (last name)” (DOB: [geboortedatum 4] , 1981), and the mother’s birthplace as “ [geboorteplaats 4] , Minnesota.”
[…]”.
2.8.
Vervolgens heeft ‘The District Court, First Judicial District Juvenile-Family Court Division of the State of Minnesota, [county] ’, VS, op 31 januari 2024 een ‘Judgment to terminate parental rights’ gegeven, welke beslissing is voorzien van een apostille, - kort weergegeven - inhoudende:
“[…]
Judgment
1.Termination of Parental Rights. [draagmoeder] ’s legal parental rights and obligations to the minor child, [minderjarige] , are hereby completely, immediately, and permanently terminated.
2.Award of Custody. Sole legal and sole physical custody of the minor child, [minderjarige] , are hereby awarded to [verzoeker 1] as his legal father and he is hereby authorized to remove the minor child from Minnesota in order to return to his home in [woonplaats 1] , the Netherlands with said child immediately.
3.Birth Certificate. It is further adjudged and decreed that all [county] court personnel and the Minnesota Department of Health are hereby expressly ordered and authorized to immediately enter, file, complete, sign, stamp, certify, and deliver to [naam 1] or [naam 2] , Esq., their authorized designated representative, [verzoeker 1] , or [verzoeker 2] any and all court orders and other documents necessary to create on an expedited basis a birth record for the child reflecting the child’s name as “ [minderjarige] ,” the father’s name as ” [verzoeker 1] ” (DOB: [geboortedatum 3] , 1991), and the father’s birthplace as “ [woonplaats 1] , the Netherlands.” For/on the replacement birth record, remove all information related to the birth mother, “ [draagmoeder] ,” pending completion of a stepparent adoption in this matter and list no one as the mother.
[…]”.
Ten slotte heeft ‘The District Court, First Judicial District Juvenile-Family Court Division of the State of Minnesota, [county] ’, VS, op 31 januari 2024 een ‘Judgment’ gegeven waarbij – kort gezegd - de adoptie van de minderjarige [minderjarige] door [verzoeker 2] is uitgesproken en waarbij hij met het gezag over [minderjarige] is belast, welke beslissing is voorzien van een apostille.
2.9.
Uit het verwantschapsonderzoek van Verilabs van 3 juli 2024 blijkt dat [verzoeker 2] de biologische vader is van [minderjarige] .
2.10.
Verzoekers verzorgen [minderjarige] en voeden hem sinds zijn geboorte op. Sinds 4 maart 2024 wonen zij met [minderjarige] in Nederland in gezinsverband. Sinds 15 maart 2024 staat [minderjarige] op het adres van verzoekers in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven. Als ouders van [minderjarige] zijn de draagmoeder en [verzoeker 1] opgenomen.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers verzoeken:
I. hen te belasten met de voogdij over hun zoon [minderjarige] totdat de uitspraak van deze rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan;
II. voor recht te verklaren dat op grond van de beslissing van de rechtbank in de ‘State of Minnesota, [county] ’, van 31 januari 2024 en de volgende twee beslissingen van de rechtbank in de ‘State of Minnesota, [county] ’, van 31 januari 2024,
familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en hun zoon [minderjarige] zijn vastgesteld en van rechtswege in Nederland kunnen worden erkend en dat verzoekers met het gezag over hun zoon zijn belast;
III. een aantekening in het gezagsregister te gelasten waaruit blijkt dat beide verzoekers belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
IV. (voorwaardelijk) de adoptie door verzoekers van [minderjarige] uit te spreken.
3.2.
Volgens verzoekers komen de uitspraken gelet op de artikelen 10:100 en 10:108 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor erkenning in Nederland in aanmerking en is dat ook in het belang van [minderjarige] . Verzoekers wijzen erop dat zij in alle opzichten een zeer zorgvuldig draagmoederschapstraject hebben doorlopen. Verzoekers geven in hun brief van 22 november 2024 aan dat de ambtenaar in dezen geen belanghebbende is, nu niet om inschrijving van de geboorteakte van [minderjarige] is verzocht.

4.De Raad

4.1.
De Raad adviseert de adoptie door [verzoeker 2] en [verzoeker 1] uit te spreken. In het raadsrapport staat dat verzoekers, de draagmoeder en de eiceldonor in het traject ieder een eigen advocaat hebben gehad en dat zij door verschillende instanties zijn begeleid. Verder blijkt dat verzoekers een leuke band hebben met de draagmoeder. Zij hebben contact over [minderjarige] en spreken en zien elkaar regelmatig via zoom of hebben app-contact. Afgelopen mei is de draagmoeder met haar twee jongste kinderen bij verzoekers in Nederland op bezoek geweest. Voor komende zomer staat een bezoek aan de draagmoeder gepland. Met de eiceldonor is geen direct contact. Verzoekers hebben voor een zeer uitgebreid profiel gekozen waarin informatie over de eiceldonor centraal heeft gestaan. Zij staan er voor open om [minderjarige] in de toekomst te ondersteunen in contact met de eiceldonor, maar voelen voor zichzelf op dit moment geen noodzaak daartoe. Zij zullen naar [minderjarige] open zijn over zijn ontstaansgeschiedenis, aldus de Raad.

5.De beoordeling

Erkenning van de buitenlandse uitspraken
Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
De Nederlandse rechter is bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
5.2.
Nu verzoekers kiezen voor de rechtsmacht van de rechtbank Amsterdam en wensen dat de zaak niet wordt verwezen naar de bevoegde rechtbank, acht de rechtbank zich bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
5.3.
Het verzoek strekt tot erkenning van buitenlandse beslissingen in Nederland, zodat op het verzoek Nederlands recht van toepassing is.
De ambtenaar
5.4.
De rechtbank overweegt dat de ambtenaar in de onderhavige procedure in verband met het subsidiaire verzoek tot adoptie van [minderjarige] door verzoekers, op grond van het procesreglement door de rechtbank is aangemerkt als belanghebbende. Nu, zoals hierna in deze beschikking zal worden overwogen, de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling van dit subsidiaire verzoek, stelt de rechtbank thans vast dat de ambtenaar in dezen geen belanghebbende is. Voor zover de ambtenaar de rechtbank heeft geadviseerd ten aanzien van de erkenning van de buitenlandse uitspraken, merkt de rechtbank de ambtenaar aan als informant.
Positie van de draagmoeder
5.5.
De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden aangemerkt. Gelet evenwel op voormelde vastgestelde feiten, waaronder de draagmoederschapsovereenkomst en de overgelegde notariële
instemmingsverklaring van de draagmoeder van 15 april 2024 alsmede de rechterlijke beslissingen uit de VS, waaruit blijkt dat zij ermee instemt dat dat verzoekers worden aangewezen als juridisch ouders van [minderjarige] , heeft de rechtbank de draagmoeder niet als belanghebbende aanmerkt.
Inhoudelijke beoordeling
5.6.
De rechtbank begrijpt de verzoeken aldus dat verzoekers de rechtbank verzoeken om op grond van artikel 1:26 BW een verklaring voor recht af te geven dat de Amerikaanse uitspraken van 31 januari 2024, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige] , in Nederland kunnen worden erkend.
5.7.
Op grond van artikel 1:26 lid 1 BW kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is gedaan.
5.8.
Het belang van verzoekers is daarin gelegen dat zij in Nederland als wettige ouders van [minderjarige] zullen worden erkend en ook als zodanig geregistreerd kunnen worden in de basisregistratie personen. Dit is een gerechtvaardigd belang zodat aan verzoekers een beroep op artikel 1:26 BW toekomt.
5.9.
De rechtbank zal eerst beoordelen of de uit de Amerikaanse beslissingen voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege worden erkend. De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling (naar analogie) toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
5.10.
Op grond van artikel 10:100 lid 1 BW wordt een buitenlands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
5.11.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
5.12.
Uitgangspunt van de wet is dat de Amerikaanse beslissingen waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen verzoekers en [minderjarige] worden erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissingen geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissingen onverenigbaar is met de openbare orde.
5.13.
De rechtbank is gelet op de Amerikaanse beslissingen van oordeel dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in de Verenigde Staten van Amerika heeft plaatsgevonden en de draagmoeder daar woonachtig is, kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Amerikaanse beslissingen.
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?
5.14.
De rechtbank acht het in het kader van de openbare ordetoets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Nu de wensouders in de Amerikaanse beslissingen als ouders zijn aangemerkt van [minderjarige] dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van het kind, de draagmoeder en de eiceldonor voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
5.15.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
5.16.
Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat het draagmoederschapstraject dat verzoekers in Minnesota in de VS hebben doorlopen zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De naam van de draagmoeder en haar contactgegevens zijn bekend. Verzoekers hebben regelmatig contact met de draagmoeder. Ook de naam van de eiceldonor is bij verzoekers bekend. Met haar zijn verzoekers op 5 december 2021 een overeenkomst aangegaan. In onderdeel X sub c van deze overeenkomst gaat de eiceldonor ermee akkoord dat [minderjarige] dan wel verzoekers in de toekomst contact met haar kunnen opnemen en dat zij, onder andere, elkaar op de hoogte zullen houden van adreswijzigingen en andere contactinformatie.
5.17.
[minderjarige] kan in de toekomst dan ook in contact met de draagmoeder en de eiceldonor komen. Voor hem is zijn volledige ontstaansgeschiedenis te achterhalen. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende voorzien in het recht van [minderjarige] om zijn afstamming te kennen zoals opgenomen in artikel 7 IVRK.
5.18.
Daarnaast hebben verzoekers en de draagmoeder in de VS onafhankelijk juridisch advies ontvangen van hun eigen advocaat. De draagmoeder heeft gedurende het traject de mogelijkheid gehad tot psychologische bijstand en voor haar was medische zorg geregeld. Uit de met de eiceldonor gesloten overeenkomst blijkt dat zij onder andere een medische en psychologische evaluatie heeft gehad en juridische bijstand.
5.19.
In de eerste Amerikaanse beslissing van 31 januari 2024 is op grond van de wetgeving van Minnesota, VS, het volgende vastgesteld:
1. Paternity. [verzoeker 1] is hereby declared to be the legal father of the minor child, [minderjarige] , born on the [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats 2] , Minnesota.
(…)
4.Custody. Prior to the date of this order, [draagmoeder] has remained
the minor child’s presumptive biological mother, legal guardian, and sole legal and sole physical custodian pursuant to Minn. Stat. §257.541, Subd. 1, and the minor child’s legal residence had remained that of his custodial parent, [draagmoeder] , to the date of this order. As of the date of this order, sole legal en sole physical custody of said minor child are hereby immediately awarded to [verzoeker 1] , and he is hereby expressly authorized to remove the minor child from Minnesota in order to return to his home in [woonplaats 1] , the Netherlands with said child immediately.
(…)
5.20.
De rechtbank kwalificeert deze Amerikaanse beslissing als een vaststelling van het juridisch ouderschap van verzoeker [verzoeker 1] vanaf de geboorte van [minderjarige] , waarbij in aanmerking is genomen dat [verzoeker 1] [minderjarige] op 23 januari 2024 met toestemming van de draagmoeder heeft erkend.
5.21.
In de daaropvolgende Amerikaanse beslissing van 31 januari 2024 is op grond van de wetgeving van Minnesota, VS, het volgende vastgesteld:
1. Termination of Parental Rights. [draagmoeder] ’s legal parental rights and obligations to the minor child, [minderjarige] , are hereby completely, immediately, and permanently terminated.
5.22.
De rechtbank kwalificeert deze Amerikaanse beslissing als een ontkenning van het moederschap van de draagmoeder over [minderjarige] .
5.23.
In het kader van de openbare orde overweegt de rechtbank dat uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Mennesson v. France (no. 65192/11, ECHR 185, 2014) en de ‘advisory opinion’ van het EHRM van 10 april 2019 (no. P16-2018-001) blijkt dat het EHRM het in het belang van het kind acht dat hij een juridische afstammingsband heeft met de personen die hem verzorgen en opvoeden, ook indien tussen hen geen genetische band bestaat. Daarbij acht het EHRM het in het belang van het kind dat de periode vanaf de geboorte van het kind totdat de juridische band met de wensouders is gevestigd, zo kort mogelijk is, zodat het kind minder lang in een onzekere positie verkeert, waarbij omstandigheden als (rechtmatig) verblijf bij de wensouders, nationaliteit en erfrecht een rol kunnen spelen.
5.24.
De rechtbank is van oordeel dat zij door erkenning van de buitenlandse beslissingen handelt naar wat het EHRM in dit soort zaken van een lidstaat verlangt. Immers, door erkenning van de buitenlandse beslissingen wordt de juridische band van [verzoeker 1] met [minderjarige] erkend.
5.25.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de Amerikaanse beslissingen I en II in Nederland kunnen worden erkend.
5.26.
Daarmee komt de rechtbank bij het verzoek om de derde Amerikaanse beslissing van 31 januari 2024 inzake de adoptie door [verzoeker 2] van [minderjarige] te erkennen.
5.27.
De rechtbank moet allereerst ambtshalve de vraag beantwoorden of er sprake is van een verdragsadoptie op grond van het Haagse Verdrag inzake de bescherming van kinderen en samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie van 29 mei 1993 (Haags Adoptieverdrag), waarbij de adoptie van rechtswege wordt erkend dan wel of er sprake is van een buitenlandse adoptiebeslissing zoals bedoeld in de artikelen 10:108 en 10:109 BW.
5.28.
Verzoekers beschikken niet over een verklaring in de zin van artikel 23 van het Haags Adoptieverdrag, inhoudende dat de adoptie in overeenstemming het met verdrag tot stand is gekomen.
5.29.
De rechtbank zal daarom beoordelen of de adoptiebeslissing van 31 januari 2024, waarbij [minderjarige] door [verzoeker 2] is geadopteerd naar het recht van Minnesota, VS, kan worden erkend in Nederland op grond van de artikelen 10:108 en 10:109 BW. Op basis van de stukken die door verzoekers in het geding zijn gebracht, is de rechtbank van oordeel dat er geen twijfel bestaat dat deze beslissing een adoptiebeslissing betreft zoals bedoeld in de wet van Minnesota, VS.
5.30.
Anders dan verzoekers, is de rechtbank met de ambtenaar van oordeel dat in dit geval niet artikel 10:108 BW, maar artikel 10:109 BW van toepassing is. Verzoekers hadden immers zowel ten tijde van indiening van het verzoekschrift tot adoptie als ten tijde van de Amerikaanse uitspraken hun gewone verblijfplaats in Nederland.
5.31.
Op grond van artikel 10:109 lid 1 BW wordt een in het buitenland gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, erkend indien:
1) de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) in acht zijn genomen, en
2) de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, en
3) erkenning niet op een grond, bedoeld in artikel 10:108 lid 2 of lid 3 van dit boek zou worden onthouden.
5.32.
De erkenning wordt op grond van artikel 10:108 lid 2 of lid 3 BW onthouden indien aan de beslissing houdende adoptie kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van die beslissing kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn, waarvan in ieder geval sprake is indien de beslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
5.33.
De rechtbank is van oordeel dat de Wobka niet is geschreven voor gevallen als de onderhavige. Het gaat hier immers om een in het buitenland door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap geboren kind. Uit de tekst en de wijze van totstandkoming van de wet volgt dat men daarbij het oog heeft gehad op de ‘klassieke adoptie’, namelijk de adoptie van een kind dat zowel biologisch als genetisch afstamt van andere ouders dan de adoptiefouders. De rechtbank wijst daarbij op de definitie van het begrip “buitenlands kind” van artikel 1 Wobka. Waar daarin wordt gesteld dat het kind in een ander gezin dan het ouderlijk gezin zal worden verzorgd, kan de wetgever niet het oog hebben gehad op een situatie als zich in deze zaak voordoet. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de bepalingen van de Wobka zich niet lenen voor onverkorte toepassing in dit geval.
5.34.
De rechtbank stelt vast dat de beslissing van ‘the District Court, First Judicial District Juvenile-Family Court Division of the State of Minnesota, [county] ’, VS, van 31 januari 2024, waarbij de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] is uitgesproken, voldoet aan voornoemde overige voorwaarden voor erkenning van artikel 10:109 BW. Gebleken is dat de weigeringsgronden van artikel 10:108, lid 2 en lid 3 BW zich niet voor doen. De erkenning is naar het oordeel van de rechtbank kennelijk ook in het belang van [minderjarige] . Zoals hiervoor is overwogen, zijn er op basis van de stukken geen aanwijzingen dat er kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging aan de Amerikaanse beslissing is voorafgegaan of dat er sprake is van strijd met de openbare orde.
5.35.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de Amerikaanse adoptiebeslissing wordt erkend in Nederland. Deze beslissing heeft op grond van artikel 10:110 lid 1 en 2 BW tot gevolg dat ook de familierechtelijke betrekkingen tussen [verzoeker 2] en [minderjarige] in Nederland worden erkend.
Conclusie
5.36.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat alle drie de Amerikaanse beslissingen van 31 januari 2024 ten aanzien van [minderjarige] , waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en verzoekers zijn vastgesteld, in Nederland worden erkend en zal de verzoeken toewijzen.
Aantekening in het gezagsregister
5.37.
Verzoekers verzoeken de rechtbank om de Amerikaanse beslissingen ten aanzien van het gezag in Nederland te erkennen, als ook aantekening te gelasten in het gezagsregister waaruit blijkt dat verzoekers zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Toepasselijk recht
5.38.
Nu de beslissing niet in een EU-lidstaat is gegeven en evenmin in een staat die partij is bij het HKBV 1996, noch de verordening Brussel II-ter, noch het HKBV 1961, dient de rechtbank eerst vast te stellen welk recht van toepassing is op de vraag of de Amerikaanse gezagsbeslissing voor erkenning in aanmerking komt. In dit geval dient te worden teruggevallen op het nationale internationaal privaatrecht om de erkenningsvraag te beantwoorden. De regel omtrent de erkenning is in het Nederlandse recht ongeschreven. Zij houdt in dat een beslissing in Nederland voor erkenning in aanmerking komt indien voldaan is aan vier cumulatieve vereisten:
1) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is (waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de bevoegdheidsgronden uit de verordening Brussel II ter of het HKBV 1996);
2) de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging (zoals bedoeld in artikel 6 EVRM);
3) de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde;
4) de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Inhoudelijke beoordeling
5.39.
De rechtbank is van oordeel dat de uitspraken van ‘the District Court, First Judicial District, Juvenile-Family Court Division, State of Minnesota, [county] ’, VS, van 31 januari 2024, waarin de ouderlijke rechten van de draagmoeder zijn beëindigd en verzoekers gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] zijn belast, aan alle vier de vereisten voldoen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het draagmoederschapstraject in de VS plaatsgevonden en woont de draagmoeder daar ook. De bevoegdheid van de Amerikaanse rechtbank om te beslissen over het gezag berust derhalve op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank hiervoor ook al overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat aan de Amerikaanse beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Verder is niet gebleken dat de erkenning van de beslissing van de Amerikaanse rechtbank in strijd is met de Nederlandse openbare orde of dat er sprake is van tussen partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter dan wel van een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust.
5.40.
Het voorgaande betekent dat de beslissingen van de Amerikaanse rechtbank waarin verzoekers met het gezag over [minderjarige] zijn belast in Nederland wordt erkend.
Conclusie
5.41.
Daarmee staat vast dat verzoekers gezamenlijk belast zijn met het gezag over [minderjarige] .
5.42.
Op grond van artikel 2 aanhef en onder c van het Besluit gezagsregisters komen strikt genomen alléén buitenlandse beslissingen die van rechtswege (dus op grond van artikel 23 Haags kinderbeschermingsverdrag 1996, artikel 7 van het oudere Haags kinderbeschermingsverdrag van 1961, artikel 21 verordening Brussel II-bis of artikel 30 Brussel II ter), dus zonder dat daartoe enigerlei procedure vereist is, kunnen worden erkend, voor inschrijving in het gezagsregister in aanmerking. Uit de nota van toelichting bij het (gewijzigde) Besluit gezagsregisters volgt dat deze keuze is gemaakt, omdat in de praktijk de behoefte wordt gevoeld om ook buitenlandse beslissingen in het gezagsregister te vermelden. De reden dat alleen beslissingen die van rechtswege worden erkend in het Besluit zijn opgenomen, ziet er uitsluitend op dat ten aanzien van die beslissingen geen inhoudelijke toets aangaande de erkenning hoeft te worden uitgevoerd, zodat de griffiers van de verschillende rechtbanken in staat kunnen worden geacht deze aantekening te verwerken.
5.43.
In de praktijk wordt evenwel een gelijke behoefte gevoeld om buitenlandse beslissingen in het gezagsregister te vermelden, waarvan de erkenning door de Nederlandse rechter is uitgesproken. Ook nadat de Nederlandse rechter in een uitspraak inhoudelijk heeft getoetst of de betreffende buitenlandse beslissing voor erkenning in aanmerking komt, kunnen de griffiers van de verschillende rechtbanken in staat worden geacht de aantekening van die buitenlandse gezagsbeslissing in combinatie met de Nederlandse erkenningsbeslissing te verwerken. De rechtbank ziet dan ook aanleiding artikel 2 aanhef en onder c van het Besluit gezagsregisters analoog toe te passen en zal de griffier gelasten om deze uitspraak, als die onherroepelijk is geworden, aan het gezagsregister toe te zenden zodat er een aantekening van de Amerikaanse beslissingen van 31 januari 2024 en van deze beschikking in het gezagsregister kan worden gemaakt.
Voogdij
5.44.
Verzoekers verzoeken ten slotte hen te belasten met de voogdij over hun zoon [minderjarige] , totdat de uitspraak is kracht van gewijsde is gegaan.
5.45.
[minderjarige] is opgenomen in het gezin van verzoekers, waar hij wordt verzorgd en opgevoed. De rechtbank overweegt dat het daarom in het belang van [minderjarige] is dat verzoekers reeds nu de volledige zeggenschap over hem hebben. Omdat ouderlijk gezag is voorbehouden aan ouders en het ouderschap van verzoekers in Nederland pas vast zal staan na het onherroepelijk worden van deze uitspraak, zal de rechtbank op grond van artikel 1:299 van het BW verzoekers gezamenlijk belasten met de voogdij over [minderjarige] .
5.46.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verklaart voor recht dat op grond van de hierna te noemen beslissingen de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoekers en [minderjarige] voornoemd zijn vastgesteld en van rechtswege in Nederland worden erkend en dat verzoekers met het gezag over [minderjarige] zijn belast:
I. de beslissing van ‘The District Court, First Judicial District, Juvenile-Family Court Division of the State of Minnesota, [county] , VS van 31 januari 2024, welke beslissing onder meer de vaststelling van het ouderschap van [verzoeker 1] betreft en waarin [verzoeker 1] met het gezag over [minderjarige] is belast;
II. de beslissing van ‘The District Court, First Judicial District, Juvenile-Family Court Division of the State of Minnesota, [county] ’ van 31 januari 2024 waarin het moederschap van de draagmoeder is ontkend;
III. de beslissing van ‘The District Court, First Judicial District, Juvenile-Family Court Division of the State of Minnesota, [county] ’ van 31 januari 2024 waarin de adoptie door [verzoeker 2] van [minderjarige] is uitgesproken en waarin hij met het gezag is belast.
6.2.
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de buitenlandse beslissingen van ‘the District Court, First Judicial District Juvenile-Family Court Division of the State of Minnesota, [county] ’, VS, van 31 januari 2024 en deze beschikking van heden, waaruit volgt dat verzoekers vanaf 31 januari 2024 belast zijn met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] ;
6.3.
benoemt met ingang van heden tot voogden over voornoemde minderjarige:
[verzoeker 1] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 1991, en
[verzoeker 2] , geboren te [geboorteplaats 5] , op [geboortedatum 5] 1987.
6.4.
verklaart de beslissing ten aanzien van de voogdij uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
draagt de griffier op om aantekening van deze voogdijbeslissing te maken in het gezagsregister;
6.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door de rechter mr. E. Dinjens, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.W. van der Weel, griffier, op 22 april 2025. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).