ECLI:NL:RBAMS:2025:2548

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
13/059964-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak valsheid in geschrift en veroordeling voor witwassen met taakstraf

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van valsheid in geschrift, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij betrokken was bij het opstellen of afleveren van valse geschriften. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan witwassen van twee geldbedragen, die afkomstig waren van bankhelpdeskfraude. De verdachte had haar bankrekening ter beschikking gesteld aan een onbekende persoon, wat leidde tot de overmaking van deze bedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich onvoldoende kritisch had opgesteld ten aanzien van de herkomst van het geld en dat zij zich bewust had blootgesteld aan de kans dat haar rekening voor criminele doeleinden werd gebruikt. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uren op, rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor twee jonge kinderen en haar dakloosheid. De rechtbank achtte de straf passend en weigerde een voorwaardelijke straf op te leggen, ondanks de verzoeken van de verdediging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/059964-22
Datum uitspraak: 3 april 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te Amsterdam op [geboortedatum] ,
wonende op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Lobregt, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan (medeplegen van)
1. valsheid in geschrift in de periode van 12 maart 2021 tot en met 31 juli 2021 en
2. witwassen van € 24.681,91 en € 4.888,10 in de periode van 15 september 2021 tot en met 22 september 2021.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Vrijspraak, bewijsmiddelen en bewijsmotivering

Vrijspraak feit 1
De rechtbank is net als de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet is bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Op basis van het dossier kan namelijk niet worden vastgesteld dat verdachte degene is die gebruik heeft gemaakt van de valse/vervalste geschriften (samen met anderen) heeft opgesteld en/of deze geschriften heeft afgeleverd.
Bewijs en bewijsmotivering feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op de bankrekeningen van verdachte is € 24.681,91 en € 4.888,10 gestort. Uit het dossier blijkt dat deze geldbedragen door twee personen zijn overgemaakt en dat deze personen hiertoe zijn bewogen door middel van (kort gezegd) bankhelpdeskfraude. De rechtbank stelt dan ook vast dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Zij heeft wel verklaard dat zij haar bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan een persoon met wie zij via sociale media in contact kwam en van wie zij de gegevens niet wil noemen. Naar eigen zeggen zou zij dit gedaan hebben omdat zij zo geld kon verdienen. Zij heeft aangegeven op dat moment in een financieel kwetsbare positie te hebben gezeten en dat zij daardoor (te) goed van vertrouwen is geweest. Haar zou zijn gezegd dat het geld niet van misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat zij de namen van de rekeninghouders die het geld naar haar overmaakten en de transactieomschrijvingen niet heeft gezien.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onvoldoende kritisch is geweest naar de redenen waarom het geld op haar bankrekening moest worden overgemaakt. Ook is zij onvoldoende kritisch geweest op de herkomst van de geldbedragen; via haar eigen bankafschriften had zij immers eenvoudig kunnen zien dat de namen en de omschrijving van de overboekingen niet overeenkwamen met het haar voorgespiegelde verhaal van de persoon aan wie zij haar bankrekening ter beschikking stelde. Met haar handelwijze heeft verdachte zich minst genomen bewust blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat haar rekening gebruikt werd voor criminele doeleinden. Door lichtvaardig haar bankrekening ter beschikking te stellen heeft zij deze aanmerkelijke kans ook aanvaard.
De rechtbank acht daarmee de aanwezigheid van voorwaardelijk opzet op witwassen aan de kant van verdachte bewezen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging op dit punt.
Voorts overweegt de rechtbank nog dat verdachte haar bankrekening ter beschikking heeft gesteld en er geen aanwijzingen zijn dat verdachte ook de bankhelpdeskfraude heeft gepleegd. De rechtbank acht het medeplegen van witwassen niet bewezen omdat een bewuste en nauwe samenwerking met een ander niet vast te stellen is, Het dossier biedt daarvoor te weinig aanknopingspunten.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
2.
in de periode van 15 september 2021 tot en met 22 september 2021, in Nederland, voorwerpen, te weten geldbedragen van
€ 24.681,91 (ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] ) en
€ 4.888,10 (ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] ),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen die de tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft een taakstraf van 100 uren geëist. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, bijvoorbeeld 100 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk. De rechtbank overweegt als volgt.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Dit is een ernstig feit. Het vormt een bedreiging voor de legale economie en het tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. In dit geval heeft het feit er bovendien voor gezorgd dat de plegers van bankhelpdeskfraude hun gang konden gaan en buiten beeld konden blijven, terwijl hun slachtoffers substantiële geldbedragen afhandig zijn gemaakt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 11 februari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte twee jonge kinderen heeft waar zij in haar eentje de zorg voor draagt. Daarnaast is verdachte op dit moment dakloos. Dat verdachte verdacht werd van het witwassen van opbrengsten uit bankhelpdeskfraude, heeft er bovendien voor gezorgd dat zij moeite heeft om een bankrekening te openen. Zij heeft hiervan dan ook al gevolgen ondervonden.. Tot slot is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de redelijke termijn voor behandeling van een strafzaak, strikt genomen niet geschonden is. De rechtbank houdt echter wel rekening met de omstandigheid dat het feit al ongeveer vier jaar geleden is gepleegd.
De rechtbank acht gezien dit alles een taakstraf van 100 uren passend. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om een gedeelte hiervan voorwaardelijk op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. M.C.H. Broesterhuizen en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 april 2025.
[....]