ECLI:NL:RBAMS:2025:2510

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
11561421 KK EXPL 25-123
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen moeder en zoon over kosten en tenaamstelling van een voertuig

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 10 april 2025, is er een geschil tussen een moeder, eiser, en haar zoon, gedaagde, over de kosten en de tenaamstelling van een voertuig. De moeder heeft op verzoek van haar zoon een Ford Transit op haar naam gesteld, met de afspraak dat de zoon alle kosten, waaronder motorrijtuigenbelasting en boetes, zou vergoeden. Echter, de zoon heeft zijn verplichtingen niet nagekomen, wat heeft geleid tot boetes en beslaglegging op het voertuig door de deurwaarder. De moeder vordert in kort geding betaling van de openstaande kosten en dat de zoon meewerkt aan het op zijn naam stellen van het voertuig. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2025 zijn beide partijen verschenen, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar gemachtigde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de zoon sinds september 2024 geen kosten meer heeft betaald en dat hij niet heeft aangetoond dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De rechter oordeelt dat de moeder recht heeft op de gevorderde bedragen en dat de zoon moet meewerken aan de tenaamstelling van het voertuig zodra het beslag is opgeheven. De rechter heeft de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11561421 \ KK EXPL 25-123
Vonnis in kort geding van 10 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.J. Sneller,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de mondelinge behandeling van 3 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Op de mondelinge behandeling zijn partijen beiden in persoon verschenen, [eiser] vergezeld van mr. D.G.P. Peters, waarnemend gemachtigde, haar dochter en haar schuldhulpverlener [naam] .

2.De feiten

2.1.
[eiser] is de moeder van [gedaagde] .
2.2.
Op 16 september 2022 heeft [eiser] op verzoek van [gedaagde] het voertuig met kenteken [kenteken] (een Ford Transit) op haar naam gesteld. Partijen hebben toen afgesproken dat [gedaagde] alle kosten voor dit voertuig aan [eiser] zou vergoeden. Het gaat onder meer om motorrijtuigenbelasting, de kosten van een verzekering en eventuele (verkeers)boetes. [gedaagde] heeft een gedeelte van die kosten betaald.
2.3.
Aan [eiser] zijn op enig moment boetes opgelegd. Omdat die boetes niet werden betaald heeft de deurwaarder op last van de Staat beslag gelegd op het voertuig. De deurwaarder heeft laten weten dat dit beslag is ingeschreven in het kentekenregister, waardoor het voertuig niet op naam van een derde kan worden gezet. Verder heeft ook de belastingdienst [eiser] gesommeerd om motorrijtuigenbelasting te voldoen.
2.4.
De RDW heeft aan [eiser] laten weten dat die het kenteken van het voertuig niet van haar naam kan halen, omdat zij een civielrechtelijk geschil heeft met de bezitter van het voertuig, waarbij de RDW geen partij is. Ook de politie heeft aan [eiser] laten weten dat zij haar aangifte van diefstal of oplichting door [gedaagde] niet kon opnemen, omdat [gedaagde] het voertuig had aangeschaft en het verder een civielrechtelijk geschil is.
2.5.
De deurwaarder heeft het voertuig niet (executoriaal) kunnen verkopen, omdat het voertuig niet te traceren is.
2.6.
[eiser] heeft [gedaagde] gesommeerd om de kosten van het voertuig te betalen en om het voertuig op zijn naam te stellen. Hiertoe is [gedaagde] niet overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de door verschillende instanties uit handen gegeven de vordering van Bosveld Deurwaarders aan Bosveld Deurwaarders, althans betaling ervan aan [eiser] , en de kosten die de deurwaarder berekent over het opheffen van het beslag op het voertuig, veroordeling van [gedaagde] om, nadat het beslag is opgeheven, het voertuig op zijn naam te zetten op straffe van verbeurte van een dwangsom, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 5.925,- aan motorrijtuigenbelasting en 190 Zwitserse Frank voor een openstaande boete. [eiser] vordert ook nog veroordeling van [gedaagde] tot betaling van vorderingen die tussen de dagvaarding het het wijzen van dit vonnis vanwege het voertuig voor rekening van [eiser] komen en de proceskosten.
3.2.
[eiser] baseert haar vorderingen op de afspraak tussen partijen dat [gedaagde] alle kosten met betrekking tot het voertuig voor zijn rekening zou nemen maar dat niet doet. Ook komt hij de afspraak niet na dat hij na een maand het voertuig weer op zijn naam zou zetten. Daardoor komt [eiser] enorm in de problemen.
3.3.
[gedaagde] voert aan dat hij alle kosten van het voertuig heeft betaald tot september 2024. De kosten voor de verzekering heeft hij via de bank betaald en alle andere de kosten, waaronder die voor de motorrijtuigenbelasting, heeft hij contant aan [eiser] betaald. Hij wil het voertuig weer op zijn naam zetten, maar dat kan niet omdat er beslag op ligt. Het is aan [eiser] om het voertuig te schorsen. Dan stoppen alle kosten voor de verzekering en de motorrijtuigenbelasting en dan hoeft het voertuig niet langer te worden gekeurd, dat ook kostenbesparend is. [eiser] weigert echter het kenteken te schorsen, hoewel [gedaagde] daar vanaf oktober 2024 geregeld om heeft verzocht.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een voorziening in kort geding. De rechter zal daarom moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
4.2.
[eiser] heeft aangevoerd dat zij financieel en persoonlijk steeds dieper in de problemen komt doordat [gedaagde] de kosten van het voertuig niet wil betalen. Schuldhulpverlening kan pas plaatsvinden als de schulden niet verder oplopen. Dat kan pas als het voertuig van de naam van [eiser] wordt gehaald. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] onverwijlde spoed heeft bij beoordeling van de gevraagde voorziening.
4.3.
Tussen partijen bestaat geen verschil van mening over het feit dat [eiser] het voertuig van [gedaagde] op haar naam zou zetten met de afspraak dat [gedaagde] alle kosten verband houdende met het voertuig voor zijn rekening zou nemen. [gedaagde] erkent dat hij sinds september 2024 niets meer heeft betaald. Hij heeft uitgelegd dat hij toen ziek is geworden en hij als zelfstandige sindsdien geen inkomen meer heeft. Dat [gedaagde] niet meer kan betalen vanwege ziekte betekent echter niet dat hij niet hoeft te betalen.
4.4.
[gedaagde] heeft verder niet aangetoond dat naast zijn betalingen die op de bankafschriften staan van [eiser] , hij alle kosten tot september 2024 heeft betaald. Dat is lastig omdat het volgens [gedaagde] om contante betalingen gaat, maar omdat [eiser] betwist dat hij haar contant heeft betaald, moet hij dat wel aantonen en dat heeft hij niet gedaan. Ook heeft hij niet concreet uitgelegd hoe en wanneer die betalingen werden gedaan.
4.5.
[gedaagde] heeft nog gezegd dat [eiser] het kenteken van het voertuig kan schorsen. Daarmee worden veel kosten bespaard. Hij zegt ook dat hij het voertuig op zijn naam wil zetten, maar dat dat niet kan, omdat er beslag op is gelegd. De kantonrechter is van oordeel dat het [gedaagde] is die de situatie in stand houdt door niet te vertellen waar het voertuig zich bevindt. Daardoor kan deze niet door de deurwaarder (executoriaal) worden verkocht. [gedaagde] wil dat laatste niet, omdat hij via een executieverkoop minder voor het voertuig ontvangt. Dat kan zo zijn, maar als het bedrag waarvoor beslag is gelegd niet kan worden betaald, zal het voertuig door de deurwaarder moeten worden verkocht. Op die manier vervalt het beslag op het voertuig en staat het voertuig niet langer op naam van [eiser] .
4.6.
Een en ander neemt niet weg dat [eiser] het oplopen van de kosten (verzekering, motorrijtuigenbelasting) voor het voertuig kan voorkomen door het kenteken te laten schorsen, welke kosten hoe dan ook doorlopen zolang het kenteken niet is geschorst. Alleen zij kan dit doen zo lang het voertuig op haar naam staat. [eiser] vreest dat [gedaagde] daarna toch met het voertuig gaat rijden. [gedaagde] heeft echter op de zitting gezegd dat het voertuig sinds september 2024 in een garage in [plaats] staat en daar niet uit komt. De kantonrechter wijst erop dat ook als [gedaagde] het voertuig wel zou gebruiken ondanks de schorsing, die kosten voor rekening komen van [gedaagde] . Hij kan die kosten besparen door het voertuig in de garage te laten staan. De kosten van de schorsing (€ 88,-) zal [gedaagde] ook hebben te betalen, omdat die kosten samenhangen met het voertuig. De kantonrechter geeft [eiser] dan ook in overweging het kenteken te laten schorsen.
4.7.
Dit betekent dat [eiser] in deze procedure (grotendeels) in het gelijk wordt gesteld. Dat wil zeggen dat [gedaagde] de kosten van de deurwaarder die concreet zijn onderbouwd moet betalen, namelijk € 1.658,45. Ook de gevorderde kosten die de deurwaarder in rekening brengt voor het opheffen van het beslag, worden toegewezen, onder de voorwaarde dat een specificatie van die kosten aan [gedaagde] wordt gegeven. Verder blijkt uit de specificatie van de belastingdienst dat op 28 december 2024 een betalingsachterstand bestond van € 5.241,- aan motorrijtuigenbelasting. Dat de kosten voor het eerste kwartaal van 2025 € 704,- bedragen heeft [gedaagde] niet betwist. Nu [eiser] een bedrag aan motorrijtuigenbelasting € 5.925,- heeft gevorderd, wordt dit bedrag toegewezen. De gestelde Zwitserse boete komt voor toewijzing in aanmerking, zij het dat die wordt toegewezen in euro’s. Volgens de schuldhulpverlener komt dit neer op een bedrag van € 200,69. [eiser] heeft nog gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van vorderingen die tussen de datum van dagvaarding en het wijzen van dit vonnis die zien op het voertuig, maar heeft die kosten niet concreet gemaakt, zodat die vordering wordt afgewezen.
4.8.
[eiser] heeft nog gevorderd dat [gedaagde] moet meewerken aan het op zijn naam stellen van het voertuig als het beslag van het voertuig af is. [gedaagde] zal hieraan moeten meewerken. Daarbij is echter de medewerking van [eiser] vereist. Zij zal eerst de tenaamstellingscode en, voor zover zij die heeft, het kentekenbewijs (of het tenaamstellingsbewijs en het overschrijvingsbewijs als het een papieren kentekenbewijs betreft) aan [gedaagde] moeten verstrekken. Nadat [gedaagde] deze gegevens van [eiser] heeft ontvangen, zal hij ervoor moeten zorgen dat de auto binnen zeven dagen op zijn naam staat. Als hij dat niet doet zal hij een dwangsom moeten betalen zoals hierna zal worden bepaald.
4.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om voor [eiser] een bedrag van € 7.784,14 aan Bosveld Deurwaarders dan wel aan [eiser] te betalen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om voor [eiser] aan Bosveld Deurwaarders dan wel aan [eiser] te betalen de kosten die de deurwaarder berekent over het opheffen van het beslag op het voertuig met kenteken [kenteken] , met overlegging van een specificatie van de kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot het op zijn naam zetten van het voertuig met kenteken [kenteken] , onder de voorwaarde dat de deurwaarder heeft aangegeven dat het beslag is opgeheven, dat [eiser] dit aan [gedaagde] heeft doorgegeven en nadat [eiser] aan [gedaagde] de gegevens bedoeld onder 4.8 van dit vonnis heeft gegeven aan [gedaagde] . Nadat hieraan is voldaan moet [gedaagde] binnen zeven dagen het voertuig op zijn naam laten zetten. Doet [gedaagde] dat niet, dan moet hij een dwangsom betalen van € 50,- per dag of een gedeelte van een dag dat hij dat niet doet, met een maximum van € 500,-,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Kuiken en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.
460