ECLI:NL:RBAMS:2025:2508

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
10828633 CV EXPL 23-15241
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bindend advies Geschillencommissie Energie en terugbetaling door warmteleverancier Eteck Warmte Holding B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eteck Warmte Holding B.V. en een gedaagde, die compensatie vorderde op grond van de Warmtewet en de Warmteregeling. Eteck, als warmteleverancier, werd geconfronteerd met een bindend advies van de Geschillencommissie Energie dat door de rechtbank werd vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de Geschillencommissie zich niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat het financiële belang van het geschil het bedrag van € 5.000,00 overschreed, en dat er geen toestemming was van Eteck voor de behandeling van het geschil door de commissie.

De rechtbank beoordeelde vervolgens de vorderingen van de gedaagde in conventie en reconventie. De gedaagde had gesteld dat hij onvoldoende verwarming had ontvangen in zijn woning, wat leidde tot een vordering voor terugbetaling. De rechtbank concludeerde dat Eteck tekort was geschoten in de levering van warmte, omdat de geleverde warmte niet voldeed aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus. De rechtbank kende de gedaagde een terugbetaling toe van in totaal € 284,72, te vermeerderen met wettelijke rente, en ook buitengerechtelijke incassokosten van € 51,68. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10828633 \ CV EXPL 23-15241
Vonnis van 11 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ETECK WARMTE HOLDING B.V.,
gevestigd te Voorburg,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: Eteck,
gemachtigde: mr. M.W. Huijbers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C. Hofmans.

1.De verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 mei 2024;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties van 4 september 2024;
- nadere productie 4 van de zijde van [gedaagde] ;
- nadere producties 5 tot en met 7 van de zijde van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling van 6 november 2024 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- nadere productie 8 met toelichting van de zijde van [gedaagde] ;
- de akte met producties van 10 december 2024 van de zijde van Eteck;
- de akte met productie van 7 januari 2025 van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Op 6 november 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Voor Eteck is verschenen [naam 1] , Asset Manager, en [naam 2] , bedrijfsjurist, bijgestaan door mr. Huijbers. [gedaagde] is in persoon verschenen en werd bijgestaan door mr. Hofmans. Partijen hebben ter zitting vragen van de kantonrechter beantwoord en hun standpunten toegelicht, [gedaagde] mede aan de hand van spreekaantekeningen. Na verder debat is met partijen besproken dat zij in de gelegenheid worden gesteld nadere stukken in te dienen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
1.4.
De productie achter de akte van [gedaagde] van 7 januari 2025 wordt niet toegelaten tot de procedure, omdat het [gedaagde] in die akte nog slechts was toegestaan te reageren op de akte met producties van 10 december 2024 van de zijde van Eteck en het hem niet was toegestaan nog een nadere productie in het geding te brengen.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en die in reconventie zullen deze gezamenlijk worden beoordeeld.
Niet-ontvankelijkheid Geschillencommissie Energie
2.2.
Eteck heeft, onder meer, aangevoerd dat de Geschillencommissie zich niet-ontvankelijk had moeten verklaren. In artikel 5 lid 1 onder d van het Reglement Geschillencommissie Energie staat dat de commissie de consument ambtshalve in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaart indien het financiële belang van het geschil het bedrag van € 5.000,00 te boven gaat, tenzij partijen anderszins overeenkomen.
2.3.
[gedaagde] heeft bij de Geschillencommissie Energie op grond van de Warmtewet en de Warmteregeling compensatie gevorderd over de periode 26 november 2020 tot en met 21 februari 2021. Uitgaande van de vergoeding van artikel 4 lid 2 van de Warmteregeling (€ 35,00 bij een storing met een duur van 8 tot 12 uur, vermeerderd met € 20,00 voor elke volgende aangesloten periode van 4 uur) komt het door [gedaagde] bij de Geschillencommissie Energie gevorderde uit op een bedrag van € 10.555,00 en dus boven het bedrag van € 5.000,00. Gesteld noch gebleken is dat Eteck akkoord was met de behandeling van het geschil tussen partijen door de Geschillencommissie Energie. Dit betekent dat de Geschillencommissie Energie zich ambtshalve niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Op deze grond zal, nog los van de vraag of de Warmtewet op de rechtsverhouding tussen Eteck en [gedaagde] van toepassing is en de daarmee samenhangende bevoegdheid van de Geschillencommissie om over het geschil te oordelen, daarom het bindend advies van de Geschillencommissie van 25 september 2023 al moeten worden vernietigd. Dit betekent dat dit deel van de vordering van Eteck zal worden toegewezen.
Warmteleverancier
2.4.
Dan is de vraag of Eteck leverancier is in de zin van de Warmtewet. Leverancier in de zin van de Warmtewet is de persoon die zich bezighoudt met de levering van warmte. Levering van warmte in de zin van de Warmtewet is de aflevering van warmte aan verbruikers.
2.5.
Geoordeeld wordt dat Eteck warmteleverancier is in de zin van de Warmtewet. Daarvoor is het volgende redengevend.
2.6.
Eteck is een warmteproducent en beschikt over een vergunning van de ACM voor het leveren van warmte, ook voor het project waarvan de door [gedaagde] gehuurde woning deel uitmaakt.
2.7.
[gedaagde] huurt van Stadgenoot een woning aan de [adres] . Eteck heeft een energieopwekkingsinstallatie (EOI) gebouwd in het gebouw waarvan het gehuurde deel uitmaakt. Stadgenoot is eigenaar van dat gebouw en daarmee ook van onderdelen die zijn aangesloten op de EOI. Eteck is rechthebbende van het opstalrecht dat gevestigd is op de EOI. De EOI bestaat uit aan elkaar geschakelde en met elkaar samenwerkende componenten die per zeven appartementen uit één geheel bestaan. De appartementen hebben een gedeelde (water)bron. Van daaruit wordt zogenaamde laag temperatuur bronwarmte onttrokken door de collectieve warmtepomp. In de collectieve warmtepomp wordt water opgewarmd dat gebruikt wordt voor verwarming van het appartement via het vloerverwarmingssysteem en voor warm tapwater. Vanuit de collectieve warmtepomp gaat het water naar de verdeler. Een deel van het water gaat vanuit de verdeler naar een boiler die zich in het appartement bevindt ten behoeve van warm tapwater. In deze boiler wordt het water opgewarmd tot circa 60 graden. De warmtevraag in het appartement gebeurt door de ruimtethermosstaat, waarmee de bewoner de gewenste temperatuur instelt. Het draadloze signaal van de ruimtethermosstaat naar de verdeler wordt versterkt door een zogenaamde RF repeater. De gedeelde (water)bron, gedeelde warmtepomp, de verbindende leidingen tussen deze installaties en het individuele boilervat per appartement vallen binnen de demarcatie van Eteck. De verdeler, het vloerverwarmingssysteem en de RF repeater vallen binnen de demarcatie van Stadgenoot. Met betrekking tot de ruimtethermosstaat stelt Eteck dat deze binnen de demarcatie – en daarmee verantwoordelijkheid – van Stadgenoot valt, maar heeft [gedaagde] een informatiekaart overgelegd waarin hij geïnformeerd wordt dat Eteck verantwoordelijk is voor de werking van de thermostaat.
2.8.
Eteck en [gedaagde] hebben een gebruikersovereenkomst gesloten getiteld ‘EOI t.b.v. warmte, warm tapwater en koude’. [gedaagde] betaalt maandelijks een bedrag van € 47,69 aan Eteck voor het gebruik van de EOI, welke vergoeding onafhankelijk is van de hoeveelheid geleverde warmte en de wijze waarop de warmte wordt opgewekt. In de gebruikersovereenkomst staat dat de ”
EOI ten behoeve van de warmte en koude voorziening en warm tapwater is aangesloten”. In artikel 4.1 onder 2 van de gebruikersovereenkomst staat dat de EOI in staat is om de woning te verwarmen tot een ruimtetemperatuur van 20 graden bij een buitentemperatuur van -10 graden. In artikel 4.2 van de gebruikersovereenkomst staat, samengevat, dat iedere storing door Eteck zo spoedig mogelijk wordt verholpen conform de Warmtewet. In artikel 4.5 van de gebruikersovereenkomst staat dat voor een periode van overmacht de compensatieregeling als bedoeld in artikel 4.2 niet geldt. In artikel 4.2 van de gebruikersovereenkomst is geen compensatieregeling opgenomen. Artikel 4.2 kan daarom alleen maar wijzen op de compensatieregeling van artikel 4.2 van de Warmteregeling.
2.9.
Tussen de gedingstukken bevindt zich de eerder genoemde ‘Informatiekaart Studio’s [locatie] ’. Deze informatiekaart is door Eteck aan [gedaagde] verstrekt. Eteck stelt daarover dat de informatiekaart onjuiste informatie bevat en dat mogelijk een informatiekaart uit een ander deelproject is gebruikt. Wat daar ook van zij, in de informatiekaart staat dat de woning is aangesloten op een centrale warmtepomp die de woning verwarmt en verkoelt en via een boiler in de woning warm tapwater bereidt. Dit komt overeen met wat Eteck over de werking van de EOI in de dagvaarding heeft beschreven. Verder staat in de informatiekaart dat de thermostaat tot de door Eteck geleverde installatie behoort en wordt de werking van de thermostaat uitgelegd. Ook is aangegeven dat als er een storing is, de storingsdienst van Eteck gebeld dient te worden. Voorts geldt dat als [gedaagde] door Eteck verkeerd geïnformeerd is, dit in de risicosfeer van Eteck valt.
2.10.
De door [gedaagde] en Stadgenoot op 10 november 2020 gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning bepaalt in artikel 11 ’Verplichtingen met betrekking tot de warmte-, ten behoeve van het gehuurde’ dat in dat kader een “
Huur-leveringsovereenkomst” gesloten moet worden met de exploitant van een de EOI, te weten Eteck. Tevens dat huurder tijdens de looptijd van die “
Huur-leveringsovereenkomst” geen energie in welke vorm dan ook voor verwarming van derden mag betrekken, en dat als Eteck “
tekortschiet in zijn verplichtingen met betrekking tot de levering van zijn producten” Stadgenoot daarvoor jegens [gedaagde] niet aansprakelijk is. Onweersproken is gesteld dat de storingsmeldingen door [gedaagde] zijn gedaan aan Eteck en door Eteck in behandeling zijn genomen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat al bij de eerste storingsmelding op 26 september 2022 duidelijk was dat de storing de goede werking van de verwarming betrof en niet de warm tapwater voorziening, en dat Eteck [gedaagde] op dat moment niet naar Stadgenoot verwezen heeft.
2.11.
Het water dat gebruikt wordt voor het vloerverwarmingssysteem en de boiler wordt opgewarmd door de collectieve warmtepomp, die binnen de demarcatie van Eteck valt. Het water wordt geleverd met het doel van verwarming van de woning en van tapwater. Het is dus Eteck die feitelijk de warmte levert aan [gedaagde] .
Vergoeding
2.12.
Dan is de vraag of [gedaagde] Eteck kan aanspreken op het betalen van de door hem gevorderde vergoeding, omdat, zoals hij stelt, hij vanwege een storing in de warmtepomp geen warm water en geen verwarming heeft gehad. Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken [1] volgt dat het probleem de goede werking van de verwarming van de woning betrof, en niet de werking van de boiler aangezien er wel warm tapwater was. Hierna zal derhalve uitgegaan worden van een goede werking van de boiler en dat de storing uitsluitend de verwarming van de woning betreft.
2.13.
Uit de wet- en regelgeving kan opgemaakt worden dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen de situatie waarin sprake is van een onderbreking van de levering en de situatie waarin de geleverde goederen en diensten niet aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus voldoen. In de eerste situatie geldt de compensatieregeling van artikel 4 Warmteregeling en in de tweede situatie een terugbetalingsregeling op grond van artikel 3 lid 1 onder b Warmtewet. Artikel 4 Warmtewet bepaalt immers met betrekking tot afsluiting en onderbrekingen dat de warmteleverancier al hetgeen redelijkerwijs in zijn vermogen ligt in het werk stelt om, indien een onderbreking van de levering van de warmte optreedt, deze zo snel mogelijk te verhelpen. Artikel 3a lid 1 Warmtewet bepaalt dat de warmteleverancier een compensatie uitkeert bij een ernstige storing in de levering van warmte (waaronder een storing in het inpandig leidingstelsel van de gebouweigenaar). Artikel 1 Warmteregeling definieert storing als “
iedere onderbreking van de levering van warmte” en artikel 4 lid 1 Warmteregeling definieert een ernstige storing als een “
storing die langer duurt dan 8 uur”. De compensatieregeling is er, met boetes voor iedere 4 uur dat een storing voortduurt, op ingericht om de warmteleverancier tot het snel verhelpen van een onderbreking aan te sporen.
2.14.
Dat in deze zaak sprake is geweest van een onderbreking is niet gesteld noch gebleken. De compensatieregeling is dan ook niet van toepassing. De vraag is vervolgens of [gedaagde] Eteck kan aanspreken tot het betalen van een vergoeding omdat de geleverde goederen en diensten niet aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus voldoen.
2.15.
Onduidelijk is gebleven wat precies de oorzaak is geweest dat de woning van [gedaagde] onvoldoende kon worden verwarmd. Een mogelijke oorzaak is gelegen in de connectie tussen de ruimtethermostaat middels de verdeler en de collectieve warmtepomp. Dat de warm tapwater voorziening wel goed werkte kan daarvan een indicatie zijn. Immers, de boiler is blijkens de demarcatietekeningen rechtstreeks op de EOI aangesloten en dat deze warm tapwater gaf kan er op duiden dat de EOI goed functioneerde. Eteck heeft aangevoerd voor een storing in de connectie middels de ruimtethermostaat en de verdeler niet aansprakelijk te zijn omdat deze niet binnen de demarcatie van Eteck vallen en de goede werking van de ruimtethermostaat en de verdeler onder de verantwoordelijkheid van Stadgenoot valt.
2.16.
De vraag of de ruimtethermosstaat binnen de demarcatie van Eteck of Stadgenoot valt, kan echter in het midden blijven. In artikel 3d lid 2 onder a en b Warmtewet is namelijk geregeld, samengevat, dat wanneer zich een storing als bedoeld in artikel 3a lid 1 onder d Warmtewet voordoet in het inpandig leidingstelsel van de gebouweigenaar, de verbruiker een compensatie als bedoeld in artikel 3a lid 1 Warmtewet ontvangt van de leverancier en de gebouweigenaar de leverancier de kosten vergoedt van de aan de verbruiker betaalde compensatie. Analoog daaraan kan Eteck, in beginsel, Stadgenoot aanspreken als Eteck gehouden is aan [gedaagde] een vergoeding te betalen op grond van artikel 3 lid 1 onder b Warmtewet voor een storing van apparatuur die binnen de demarcatie van Stadgenoot valt.
2.17.
[gedaagde] vordert over twee perioden compensatie, te weten van 4 januari 2021 tot en met 21 februari 2021 (de periode waarover de Geschillencommissie Energie compensatie heeft toegewezen) en van 26 september 2022 tot en met februari 2023, omdat zijn woning in die perioden onvoldoende werd opgewarmd.
2.18.
Op grond van artikel 2 lid 7 Warmtewet is de warmteleverancier verplicht een storingsregistratie bij te houden. Dit heeft Eteck niet gedaan.
2.19.
[gedaagde] heeft een door de deskundige, die door Geschillencommissie Energie was ingeschakeld, opgevraagd overzicht overgelegd van de door [gedaagde] op de ruimtethermostaat ingestelde temperatuur en de gemeten kamertemperatuur. Uit dat overzicht volgt dat in de periode van 4 januari 2021 tot en met 21 februari 2021 de temperatuur in de woning van [gedaagde] veelvuldig lager was dan de door hem gevraagde temperatuur en daarbij regelmatig lager was dan de (tot een buitentemperatuur van -10 C) gegarandeerde temperatuur van 20 graden. Uit dat overzicht volgt niet dat sprake is geweest van een onderbreking van de levering van warmte (een storing), maar wel dat de geleverde warmte (grotendeels) niet aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus voldoet. Over deze periode heeft [gedaagde] daarom recht op terugbetaling.
2.20.
Een omschrijving van een terugbetalingsregeling als de geleverde goederen en diensten niet aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus voldoen, waartoe Eteck op grond van artikel 3 lid 1 onder b Warmtewet was gehouden, ontbreekt. Geoordeeld wordt dat Eteck bij gebreke van een dergelijke regeling [gedaagde] over de dagen dat Eteck tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst volledig moet terugbetalen.
2.21.
Ten aanzien van de tweede periode heeft [gedaagde] tekstberichten in het geding gebracht, waaruit blijkt dat hij bij Eteck storingen heeft gemeld met de mededeling dat zijn woning onvoldoende wordt verwarmd. [gedaagde] heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat ook ten aanzien van de tweede periode de geleverde warmte niet aan de overeengekomen kwaliteitsniveaus voldeed. Eteck heeft dit onvoldoende weerlegd. Zoals gezegd heeft Eteck geen storingsregistratie bijgehouden. Ook heeft Eteck geen overzicht overgelegd van de door de warmtepomp aan [gedaagde] geleverde temperatuur, die zij kennelijk bij de leverancier daarvan had kunnen opvragen. De conclusie is dat [gedaagde] ook over de tweede periode recht heeft op terugbetaling.
2.22.
[gedaagde] betaalt een bedrag van € 47,69 per maand. Voor de maanden januari en februari 2021 heeft [gedaagde] € 95,38 betaald aan Eteck, terwijl 49 van de 59 dagen de geleverde warmte van onvoldoende kwaliteit was. Dit betekent dat [gedaagde] recht heeft op terugbetaling van € 79,21. Voor de maanden september 2022 tot en met februari 2023 heeft [gedaagde] € 238,45 betaald aan Eteck, terwijl 156 van de 181 dagen de geleverde warmte van onvoldoende kwaliteit was. Dit betekent dat [gedaagde] over die periode recht heeft op terugbetaling van € 205,51 en in totaal dus op een bedrag van € 284,72. De wettelijke rente zal, zoals gevorderd, worden toegewezen vanaf 17 oktober 2023.
2.23.
Nu slechts een gedeelte van de vordering wordt toegewezen, zal de kantonrechter de buitengerechtelijke kosten toewijzen voor het toegewezen bedrag aan hoofdsom en met inachtneming van de in het Besluit buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, te weten een bedrag van € 51,68.
2.24.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk gesteld zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden verrekend in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie en in reconventie
3.1.
vernietigt het bindend advies van de Geschillencommissie Energie van 25 september 2023 met kenmerk [kenmerk] en alle daaraan voorafgaande tussenadviezen,
3.2.
veroordeelt Eteck tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 284,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 oktober 2023 tot en met de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Eteck tot betaling aan [gedaagde] van € 51,68 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar tot zover bij voorraad,
3.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.

Voetnoten

1.Onder meer productie 1 bij conclusie van antwoord de storingsmelding van 26 september 2022: “