ECLI:NL:RBAMS:2025:2491

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
10148119 \ CV EXPL 22-13385
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering in een civiele procedure met betrekking tot een bedrijfsmatige overeenkomst

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 11 april 2025 een vonnis gewezen in de zaak tussen BOL.COM B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, BOL.COM B.V., vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit Rotterdam, heeft een vordering ingesteld op basis van een overeenkomst die volgens hen bedrijfsmatig was gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partij de overeenkomst sloot in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, wat betekent dat er geen ambtshalve toetsing aan het consumentenrecht nodig was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was en heeft deze toegewezen. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 579,84, vermeerderd met wettelijke rente, en € 71,61 aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is de gedaagde partij in de proceskosten van € 634,79 veroordeeld, met de verplichting om deze binnen veertien dagen na aanschrijving te betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10148119 \ CV EXPL 22-13385
Vonnis van 11 april 2025
in de zaak van
BOL.COM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: GGN Mastering Credit Rotterdam,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 februari 2024
- de akte van eisende partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Eisende partij is bij voornoemd tussenvonnis in de gelegenheid gesteld haar stelling dat gedaagde partij bij het sluiten van de overeenkomst handelde in de uitoefening van haar beroep of bedrijf nader toe te lichten.
2.2.
Geoordeeld wordt dat eisende partij de gevraagde nadere toelichting heeft gegeven. Ondanks dat niet de keuze voor het bestellen van producten met een zakelijk account van doorslaggevend belang is voor de vraag of iemand al dan niet als consument moet worden aangemerkt, gelet op HvJ EU 3 september 2015, C-110/14, ECLI:EU:C:2015:538 (Costea), maar met welk doel de overeenkomsten zijn aangegaan, wat met name moet worden afgeleid uit de aard van de goederen of diensten waarop de betrokken overeenkomsten betrekking hebben, blijkt uit de nadere toelichting over de aard van de gekochte producten, in combinatie met de (voormalige) handelsactiviteiten van gedaagde partij in voldoende mate dat gedaagde partij de onderhavige overeenkomsten sloot in de uitoefening van haar beroep of bedrijf.
2.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat ambtshalve toetsing aan het consumentenrecht niet aan de orde is.
2.4.
De vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen als na te melden.
2.5.
De proceskosten van eisende partij worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,29
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
135,00
(1 punt × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
634,79

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 579,84, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 23 september 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 71,61 aan buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten van € 634,79, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagde partij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025.
991