ECLI:NL:RBAMS:2025:2453

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
25-001993
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering rechter-commissaris tot opmaken proces-verbaal over contact met AIRS in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 april 2025 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een bezwaarde tegen de weigering van de rechter-commissaris om een proces-verbaal op te maken over haar contact met de Afdeling Internationale Rechtshulp (AIRS). De bezwaarde is verdacht van het betalen van steekpenningen aan belangrijke personen binnen Russische en Wit-Russische bedrijven en het vervalsen van geschriften. De rechter-commissaris had eerder een verzoek om getuigen te horen gedeeltelijk toegewezen, maar stelde als voorwaarde dat deze getuigen zich niet in Rusland of Wit-Rusland bevonden, gezien de stillegging van rechtshulp met deze landen. De bezwaarde heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rechter-commissaris om geen proces-verbaal op te maken over haar contact met AIRS, omdat dit volgens de verdediging van belang is voor het horen van de getuigen. De rechtbank heeft het bezwaarschrift echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de weigering van de rechter-commissaris niet betrekking had op een onderzoekshandeling als zodanig, maar op de wijze waarop een eerdere onderzoekshandeling werd uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter-commissaris niet vatbaar was voor bezwaar, en dat de procedure in haar geheel aan het recht op een eerlijk proces voldeed. De rechtbank heeft de zaak afgesloten zonder inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 81-102882-22
raadkamernummer : 25-001993
datum uitspraak : 10 april 2025
beslissing van de meervoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[bezwaarde] ,

geboren op [geboortedag] 1954 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht ( [adres kantoor advocaat] ),
hierna te noemen: de bezwaarde.

Feiten

De verdenking (onderzoek Mariner) ten aanzien van bezwaarde komt neer op het betalen van steekpenningen aan belangrijke personen binnen Russische en Wit-Russische bedrijven, met het kennelijke doel dat deze bedrijven machines van de bedrijvengroep van [bedrijf]
zouden kopen. Daarnaast is ook het vervalsen van geschriften en/of het voorhanden hebben van valse of vervalste geschriften onderdeel van de verdenking. Alles wat aan bezwaarde ten laste is gelegd, is ook ten laste gelegd in de vorm van feitelijk leiding geven.
Namens bezwaarde zijn al eerder bezwaarschriften ingediend tegen beslissingen van de rechter-commissaris. De volgende beslissingen zijn hier relevant:
De rechter-commissaris heeft op 15 juli 2024 het verzoek namens de bezwaarde om getuigen te horen gedeeltelijk toegewezen. Daarbij heeft zij de verdediging en het Openbaar Ministerie verzocht om naspeuring te doen naar de adres-contactgegevens van een aantal getuigen die nog niet in het dossier stonden. De rechter-commissaris heeft bij de toewijzing van de getuigen als voorwaarde gesteld dat die getuigen zich niet in Rusland of Wit-Rusland bevinden. De rechter-commissaris heeft daarbij overwogen dat alle rechtshulp met Rusland en Wit-Rusland stilligt en dat deze ook niet in de nabije toekomst zal worden hervat gezien de huidige situatie. Volgens de mededeling van Afdeling Internationale Rechtshulp (hierna: AIRS) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is het ook niet duidelijk wanneer dit wel zou kunnen worden hervat.
Tegen voornoemde beslissingen van de rechter-commissaris is namens bezwaarde een bezwaarschrift ingediend. Daarop heeft de rechtbank in raadkamer op 24 september 2024 beslist. De rechtbank heeft de beslissing in zoverre vernietigd, dat een aantal door de rechter-commissaris afgewezen getuigen wordt toegewezen. De voorwaarde dat de getuigen zich niet in Rusland of Wit-Rusland bevinden blijft in stand en dezelfde voorwaarde wordt door de rechtbank ook gesteld aan de door de rechtbank toegewezen getuigen. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie en de verdediging net als de rechter-commissaris verzocht om naspeuring te doen naar de adres- en contactgegevens van voornoemde getuigen en die te verstrekken aan de rechter-commissaris. De rechtbank heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
De raadsman heeft op 23 december 2024 onder verwijzing naar de beslissing van de rechter-commissaris van 15 juli 2024 verzocht om nadere informatie te verstrekken over het contact van de rechter-commissaris (of iemand anders) met AIRS.
De rechter-commissaris heeft per e-mail van 2 januari 2025 te kennen gegeven dat zij die informatie niet aan de raadsman kan geven.
De raadsman heeft op 13 januari 2025 de rechter-commissaris per e-mail verzocht om op de verdediging aangegeven punten, betrekking hebbend op het contact met AIRS, nader geïnformeerd te worden en dit vast te leggen in een proces-verbaal.
De rechter-commissaris heeft de raadsman op 17 januari 2025 per e-mail laten weten dat AIRS haar heeft voorgelicht over de mogelijkheden van rechtshulpverzoeken aan Rusland en Wit-Rusland, dat het antwoord op die vraag in haar beslissing op de onderzoekswensen te vinden is en dat zij de details van de beantwoording door AIRS niet met de raadsman kan delen. De rechter-commissaris ziet dan ook geen aanleiding dit in een proces-verbaal te zetten.
De inhoud van de voornoemde e-mail van 17 januari 2025 is weergegeven in een proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 23 januari 2025. In dit proces-verbaal vermeldt de rechter-commissaris dat de raadsman informatie heeft aangeleverd met mogelijke adres- en contactgegevens van de toegewezen getuigen, die op verzoek van de rechter-commissaris door het Openbaar Ministerie zijn onderzocht en waarvan de FIOD proces-verbaal heeft opgemaakt. Op basis van die informatie heeft de rechter-commissaris geconstateerd dat het aannemelijk is dat de getuigen zich in (Wit-)Rusland bevinden, althans dat er geen aanwijzingen zijn dat zij zich in een land buiten dat gebied bevinden. In datzelfde proces-verbaal heeft de rechter-commissaris herhaald dat zij van AIRS heeft vernomen dat alle rechtshulp met Rusland en Wit-Rusland momenteel stil ligt en ook niet in de nabije toekomst zal worden hervat gezien de huidige situatie, en dat op dit moment niet duidelijk is wanneer dit wel zou kunnen worden hervat. Dit betekent dat deze getuigen niet op een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord en dat het onderzoek van de rechter-commissaris zal worden gesloten, aldus de rechter-commissaris.
Voorliggend bezwaarschrift richt zich tegen de inhoud van laatstgenoemde e-mail van de rechter-commissaris van 17 januari 2025.

Procesverloop

Het bezwaarschrift is ter griffie van de rechtbank ontvangen op 23 januari 2025, en richt zich tegen de weigering van de rechter-commissaris om een proces-verbaal op te maken over haar contact met AIRS zoals verwoord in haar e-mail van 17 januari 2025.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 18 maart 2025 het bezwaarschrift in besloten raadkamer behandeld. Tijdens deze zitting zijn ook de bezwaarschriften van de bezwaarden met de parketnummers:
81.102848.22/ 81 192259.23/ 81.102856 22/ 81.102873.22/ 81.102920.22/ 81.102915.22 gelijktijdig (niet gevoegd) behandeld. De gemachtigde advocaat mr. R.H.M. Wagemans was namens deze bezwaarden ter zitting aanwezig.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de bezwaarde, mr. S.T. van Berge Henegouwen, en de officier van justitie op zitting gehoord.
De bezwaarde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de weigering van de rechter-commissaris tot het opmaken van een proces-verbaal over het contact van de rechter-commissaris met het AIRS in verband met het horen van de toegewezen getuigen die verblijven in Rusland of Wit-Rusland.
Namens de bezwaarde is aangevoerd dat de verdediging er belang bij heeft de toegewezen getuigen daadwerkelijk te kunnen horen. De rechter-commissaris schetst in navolging van het Openbaar Ministerie dat rechtshulp met Rusland (en Wit-Rusland) niet mogelijk zou zijn. Deze onmogelijkheid wordt gestoeld op vermeende mededelingen vanuit het AIRS, waarvan de tijd, de plaats, de aard en context ontbreken. De verdediging wenst over deze informatie te beschikken, althans in ieder geval daarover helderheid en duidelijkheid te hebben. De rechter-commissaris spreekt over een mededeling van het AIRS. Het enkel vermelden van een opmerking of mededeling van het AIRS is in dit geval te mager. Zo is het volstrekt onduidelijk of een weigering in andere zaken om aan eventuele rechtshulp mee te werken ook in deze zaak zal gelden. Er vindt immers nog volop handel met Rusland plaats. Indien er sprake is van een daadwerkelijke stop in de internationale rechtshulp met Rusland (en Wit-Rusland), dan zal daarvan minimaal iets op papier moeten staan en in de openbaarheid moeten zijn gebracht. De verdediging heeft op dit punt niets concreets kunnen vinden. De verdediging heeft de rechter-commissaris vervolgens verzocht om informatie. Daarbij heeft de verdediging aangegeven op welke punten zij nader voorgelicht wenst te worden. De rechter-commissaris weigert deze informatie te verstrekken, zonder daartoe een deugdelijke motivering te geven. De rechter-commissaris heeft het verzoek om een proces-verbaal op te maken over haar contact met het AIRS derhalve ten onrechte afgewezen. De raadsman verzoekt dan ook te bepalen dat de aanvullende onderzoekswens omtrent het op te maken proces-verbaal over haar contact met AIRS alsnog zal worden toegewezen. Subsidiair verzoekt de raadsman de rechter-commissaris ter zitting te horen over het voornoemde contact.
In aanvulling op het bezwaarschrift heeft de raadsman in raadkamer bepleit dat het delen van informatie en het opmaken van een proces-verbaal omtrent het contact met AIRS als onderzoekshandeling in de zin van artikel 182 Sv dient te worden aangemerkt. Die onderzoekshandeling is volgens de raadsman ten onrechte geweigerd. Daarnaast heeft de rechter-commissaris met het voorgaande ook haar verbaliseringsplicht van artikel 172 Sv geschonden. Het had op de weg van de rechter-commissaris gelegen om mee te delen waarom de informatie niet verstrekt kan worden, aldus de raadsman. Nu de informatie niet is gedeeld, heeft dat mogelijk consequenties voor de uitkomst van de strafzaak.
Hierbij moet volgens de raadsman ook in overweging worden genomen dat de zittingsrechter bij toetsing van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) moet weten of het stilleggen van de rechtshulpverzoeken de verantwoordelijkheid is van de Nederlandse of de Russische overheid. Bezwaarde heeft recht op een eerlijk proces en daarmee het recht om getuigen te horen. Als dat verzoek niet kan worden gehonoreerd, moet er worden nagegaan of er in voldoende mate compensatie is geboden.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift van de bezwaarde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Volgens de officier van justitie kan het verzoek van de advocaat aan de rechter-commissaris om informatie rondom het contact met AIRS te verschaffen en dit vast te leggen in een proces-verbaal, niet als een onderzoekswens worden aangemerkt.

Beoordeling

De rechtbank overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift als volgt.
Artikel 182, zesde lid, Sv, bepaalt dat de verdachte een bezwaarschrift kan indienen als de rechter-commissaris weigert om de door de verdachte gewenste onderzoekshandelingen te verrichten.
In dit geval richt het bezwaarschrift zich tegen de weigering van de rechter-commissaris om informatie te verstrekken over het contact met AIRS en dit vast te leggen in een proces-verbaal in verband met het horen van een aantal getuigen. De vraag is of die beslissing een onderzoekshandeling is in de zin van deze bepaling.
Het begrip ‘onderzoekshandeling’ is in het Wetboek van Strafvordering niet gedefinieerd. Ook de wettekst en de wetsgeschiedenis van artikel 182, zesde lid, Sv, bieden geen uitsluitsel over de reikwijdte van dit begrip en de bezwaarmogelijkheid van de wetsbepaling.
De rechtbank overweegt dat een redelijke wetsuitleg met zich brengt dat het begrip ‘onderzoekshandeling’ betrekking heeft op de onderzoekshandeling als zodanig en niet op de wijze waarop deze wordt uitgevoerd.
De weigering van de rechter-commissaris om details van de beantwoording door AIRS te verstrekken en vast te leggen in een proces-verbaal heeft in het licht van deze wetsuitleg geen betrekking op een onderzoekshandeling als zodanig, maar op de wijze waarop een eerdere onderzoekshandeling, in dit geval het horen van getuigen, wordt uitgevoerd. Dat gaat ook op het voor het subsidiaire verzoek van de raadsman tot het horen van de rechter-commissaris hierover.
Dat maakt dat de beslissing (de weigering) van de rechter-commissaris geen betrekking heeft op een onderzoekshandeling en dus niet vatbaar is voor bezwaar.
De vraag of de procedure in haar geheel aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces voldoet, zal beantwoord moeten worden door de rechtbank voordat zij einduitspraak doet.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank het bezwaarschrift niet-ontvankelijk zal verklaren en dat zij niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift en het (subsidiaire) verzoek tot het horen van de rechter-commissaris.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is op 10 april 2025 gegeven door de rechtbank,
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mr. I. Timmermans en mr. C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier.