RECHTBANK AMSTERDAM
Strafrecht
parketnummer : 81-102882-22
raadkamernummer : 25-001993
datum uitspraak : 10 april 2025
beslissing van de meervoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[bezwaarde] ,
geboren op [geboortedag] 1954 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht ( [adres kantoor advocaat] ),
hierna te noemen: de bezwaarde.
Feiten
De verdenking (onderzoek Mariner) ten aanzien van bezwaarde komt neer op het betalen van steekpenningen aan belangrijke personen binnen Russische en Wit-Russische bedrijven, met het kennelijke doel dat deze bedrijven machines van de bedrijvengroep van [bedrijf]
zouden kopen. Daarnaast is ook het vervalsen van geschriften en/of het voorhanden hebben van valse of vervalste geschriften onderdeel van de verdenking. Alles wat aan bezwaarde ten laste is gelegd, is ook ten laste gelegd in de vorm van feitelijk leiding geven.
Namens bezwaarde zijn al eerder bezwaarschriften ingediend tegen beslissingen van de rechter-commissaris. De volgende beslissingen zijn hier relevant:
De rechter-commissaris heeft op 15 juli 2024 het verzoek namens de bezwaarde om getuigen te horen gedeeltelijk toegewezen. Daarbij heeft zij de verdediging en het Openbaar Ministerie verzocht om naspeuring te doen naar de adres-contactgegevens van een aantal getuigen die nog niet in het dossier stonden. De rechter-commissaris heeft bij de toewijzing van de getuigen als voorwaarde gesteld dat die getuigen zich niet in Rusland of Wit-Rusland bevinden. De rechter-commissaris heeft daarbij overwogen dat alle rechtshulp met Rusland en Wit-Rusland stilligt en dat deze ook niet in de nabije toekomst zal worden hervat gezien de huidige situatie. Volgens de mededeling van Afdeling Internationale Rechtshulp (hierna: AIRS) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is het ook niet duidelijk wanneer dit wel zou kunnen worden hervat.
Tegen voornoemde beslissingen van de rechter-commissaris is namens bezwaarde een bezwaarschrift ingediend. Daarop heeft de rechtbank in raadkamer op 24 september 2024 beslist. De rechtbank heeft de beslissing in zoverre vernietigd, dat een aantal door de rechter-commissaris afgewezen getuigen wordt toegewezen. De voorwaarde dat de getuigen zich niet in Rusland of Wit-Rusland bevinden blijft in stand en dezelfde voorwaarde wordt door de rechtbank ook gesteld aan de door de rechtbank toegewezen getuigen. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie en de verdediging net als de rechter-commissaris verzocht om naspeuring te doen naar de adres- en contactgegevens van voornoemde getuigen en die te verstrekken aan de rechter-commissaris. De rechtbank heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
De raadsman heeft op 23 december 2024 onder verwijzing naar de beslissing van de rechter-commissaris van 15 juli 2024 verzocht om nadere informatie te verstrekken over het contact van de rechter-commissaris (of iemand anders) met AIRS.
De rechter-commissaris heeft per e-mail van 2 januari 2025 te kennen gegeven dat zij die informatie niet aan de raadsman kan geven.
De raadsman heeft op 13 januari 2025 de rechter-commissaris per e-mail verzocht om op de verdediging aangegeven punten, betrekking hebbend op het contact met AIRS, nader geïnformeerd te worden en dit vast te leggen in een proces-verbaal.
De rechter-commissaris heeft de raadsman op 17 januari 2025 per e-mail laten weten dat AIRS haar heeft voorgelicht over de mogelijkheden van rechtshulpverzoeken aan Rusland en Wit-Rusland, dat het antwoord op die vraag in haar beslissing op de onderzoekswensen te vinden is en dat zij de details van de beantwoording door AIRS niet met de raadsman kan delen. De rechter-commissaris ziet dan ook geen aanleiding dit in een proces-verbaal te zetten.
De inhoud van de voornoemde e-mail van 17 januari 2025 is weergegeven in een proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 23 januari 2025. In dit proces-verbaal vermeldt de rechter-commissaris dat de raadsman informatie heeft aangeleverd met mogelijke adres- en contactgegevens van de toegewezen getuigen, die op verzoek van de rechter-commissaris door het Openbaar Ministerie zijn onderzocht en waarvan de FIOD proces-verbaal heeft opgemaakt. Op basis van die informatie heeft de rechter-commissaris geconstateerd dat het aannemelijk is dat de getuigen zich in (Wit-)Rusland bevinden, althans dat er geen aanwijzingen zijn dat zij zich in een land buiten dat gebied bevinden. In datzelfde proces-verbaal heeft de rechter-commissaris herhaald dat zij van AIRS heeft vernomen dat alle rechtshulp met Rusland en Wit-Rusland momenteel stil ligt en ook niet in de nabije toekomst zal worden hervat gezien de huidige situatie, en dat op dit moment niet duidelijk is wanneer dit wel zou kunnen worden hervat. Dit betekent dat deze getuigen niet op een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord en dat het onderzoek van de rechter-commissaris zal worden gesloten, aldus de rechter-commissaris.
Voorliggend bezwaarschrift richt zich tegen de inhoud van laatstgenoemde e-mail van de rechter-commissaris van 17 januari 2025.