ECLI:NL:RBAMS:2025:2452

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
765828 / FA RK 25/1759
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • K. Duker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor betrokkene die niet persoonlijk is onderzocht door een psychiater

Op 9 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1953. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg, omdat betrokkene niet bereid was om zich te laten onderzoeken door een psychiater. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2025 bleek dat betrokkene niet op de zitting was verschenen, ondanks herhaalde oproepen. De rechtbank concludeerde dat betrokkene op de hoogte was van de zitting, maar ervoor had gekozen niet te verschijnen. De advocaat van betrokkene voerde aan dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat betrokkene niet face-to-face door een psychiater was gezien. De rechtbank oordeelde echter dat de psychiater voldoende inspanningen had geleverd om betrokkene te spreken, en dat de medische verklaring voldeed aan de eisen. De rechtbank stelde vast dat betrokkene leed aan een psychische stoornis, wat leidde tot ernstig nadeel, en dat verplichte zorg noodzakelijk was. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen die gedurende deze periode konden worden getroffen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter K. Duker en is op 16 april 2025 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/765828 / FA RK 25/1759
kenmerk: ZM/IND/160034
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 9 april 2025van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
zorgaanbieder, Arkin,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M. Berg te Amsterdam.

1.Procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van deze rechtbank van de zitting van 27 maart 2025 waarbij de behandeling van het onderhavige verzoek werd aangehouden.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 7 maart 2025.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 april 2025, op de locatie [adres] .
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- bovengenoemde advocaat;
- verpleegkundig specialist, mevrouw [naam] .
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig acht, is hij niet ter zitting verschenen
.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Na herhaaldelijk aanbellen heeft zij de deur niet open gedaan. Door de deur heeft zij verklaard dat zij haar advocaat heeft gesproken en dat het niet meer nodig is. De rechter heeft haar komst vervolgens toegelicht, maar betrokkene heeft de deur niet opengedaan en verder ook niets meer gezegd. De behandelend arts heeft ter zitting meegedeeld dat betrokkene op de hoogte is van de zitting.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene behoorlijk is opgeroepen en dat zij naar behoren in de gelegenheid is gesteld om zich over het onderhavige verzoek uit laten. De zitting is op 27 maart 2025 uitgesteld. Betrokkene was toen niet verschenen en de advocaat heeft betrokkene ook toen niet kunnen spreken. Hij heeft twee keer voor de deur gestaan, maar betrokkene deed niet open. De advocaat heeft ook nu verklaard dat hij betrokkene voor deze zitting niet heeft kunnen spreken. Hij was wel even in haar woning, maar betrokkene heeft hem al gauw gevraagd weer te vertrekken. De rechtbank gaat, gelet op het vorenstaande, ervan uit dat betrokkene op de hoogte was van de datum, het tijdstip en de plaats van de zitting, maar er blijkbaar voor heeft gekozen niet ter zitting te verschijnen om haar standpunt toe te lichten. Niet valt in te zien dat aanhouding zal leiden tot verschijning van betrokkene ter zitting en wat in redelijkheid nog meer zou kunnen worden gedaan om haar in de gelegenheid te stellen haar standpunt toe te lichten.

2.Beoordeling

2.1.
Namens betrokkene is gesteld dat het verzoek niet aan de eisen van de wet voldoet, nu de medische verklaring ten onrechte is afgegeven. Betrokkene is niet face-to-face door een psychiater gezien, terwijl dit conform jurisprudentie van de Hoge Raad wel vereist is. Dat betrokkene tweemaal door de intercom is gesproken is niet voldoende. De psychiater had meer moeten doen om betrokkene te spreken te krijgen. De informatie in de medische verklaring is daarom niet actueel. Primair wordt verzocht om het verzoek gelet op het voorgaande af te wijzen.
2.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Het uitgangspunt is dat een betrokkene persoonlijk door een onafhankelijke psychiater wordt onderzocht. De psychiater moet de nodige moeite doen om dit onderzoek te verrichten. Afwijken van de hoofdregel is mogelijk in uitzonderingsgevallen. In het onderhavige geval is daarvan sprake. Tijdens de zitting is voldoende gebleken dat betrokkene niet instemt met een bezoek in haar woning. Zij geeft aan geen hulp nodig te hebben en ook niet te willen. Dit heeft zij aan de onafhankelijk psychiater verteld door de intercom. Volgens de psychiater was dit te verwachten vanuit de pathologie en is vanwege de duidelijkheid van de pathologie en de onveranderbaarheid daarvan de verklaring opgemaakt zonder betrokkene in persoon te spreken of te zien.
2.3.
De rechtbank is, gezien de stelselmatige weigering van betrokkene om zich in persoon te laten onderzoeken, van oordeel dat de medische verklaring voldoet aan de daaraan in dit geval te stellen eisen en dat de psychiater voldoende heeft gedaan om betrokkene te spreken. Hij heeft datgene gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden. Daarbij volgt uit de medische verklaring dat de psychiater genoeg informatie heeft ingewonnen zodat sprake is van een zorgvuldig onderzoek. Het verweer van de advocaat wordt dan ook verworpen en de rechtbank zal de medische verklaring gebruiken voor de te nemen beslissing.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een verstandelijke beperking en schizofrenie, dd cognitieve klachten.
2.5.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
:
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
De advocaat heeft subsidiair afwijzing van het verzoek bepleit, omdat betrokkene niet onder dwang behandeld wil worden en daarom de zorgmachtiging niet wil. Het ernstig nadeel ziet alleen op betrokkene. De advocaat stelt dat dan naar de algemene uitgangspunten van de Wvggz (art. 2:1 lid 6 Wvggz) de wensen van betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg gehonoreerd dienen te worden.
2.8.
Voor zover de advocaat van betrokkene een beroep heeft gedaan op het wilsbekwame verzet van betrokkene en om die reden bepleit dat het verzoek van de officier van justitie dient te worden afgewezen, overweegt de rechtbank dat uit de bij het verzoekschrift gevoegde medische verklaring blijkt dat betrokkene door de onafhankelijk psychiater niet in staat wordt geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake van de noodzakelijk zorg. Betrokkene heeft geen ziektebesef, is niet van mening dat zij psychotische episodes heeft en realiseert zich niet dat zij zonder medicatie slechter functioneert, terwijl dat voor familie en behandelaren duidelijk zichtbaar is. Bovendien is er sprake van een risico op ernstig nadeel voor anderen (psychische schade). De rechtbank gaat dan ook aan dit verweer voorbij.
2.9.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, die zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk:
  • toedienen van medicatie gedurende 6 maanden;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening gedurende 6 maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid gedurende 6 maanden;
  • insluiten gedurende 6 maanden telkens voor maximaal 1 week per keer;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene gedurende 6 maanden telkens voor maximaal 1 week per keer;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het nakomen van afspraken met het ambulant behandelteam gedurende 6 maanden;
  • opnemen in een accommodatie gedurende 6 maanden.
2.10.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.11.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van 6 maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] , inhoudende dat gedurende de looptijd van de machtiging bij wijze van verplichte zorg de in rechtsoverweging 2.9. genoemde maatregelen kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 9 oktober 2025.
Deze beschikking is op 9 april 2025 mondeling gegeven door mr. K. Duker, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J. Koomen als griffier en op 16 april 2025 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.