ECLI:NL:RBAMS:2025:2447

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
C/13/766241 / KG ZA 25-187 VVV/EvK
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van gevraagde voorzieningen in kort geding tussen voormalige werknemers en investeringsmaatschappij over tussentijdse uitkeringen en bewijsbeslag

In deze zaak, die op 15 april 2025 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben drie voormalige werknemers van Egeria, [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], een kort geding aangespannen tegen hun voormalige werkgever en de Stichting Administratiekantoor Egeria Private Equity Fund V (de Stak). De eisers vorderden onder andere een tussentijdse uitkering van de Stak en de vernietiging van in beslag genomen gegevens door Egeria. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2025 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de eisers werden bijgestaan door hun advocaten mr. J.H. Lemstra en mr. I. Wassenaar, en Egeria c.s. door mr. L. Milders, mr. A.B. Abeln en mr. T.R.B. de Greve.

De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de eisers geen recht hebben op de gevorderde tussentijdse uitkeringen, omdat het Kerstakkoord, dat op 24 december 2024 was gesloten, alle voorgaande overeenkomsten vervangt en de Stak geen partij is bij dit akkoord. De rechter oordeelde dat de tussentijdse uitkeringen van de Stak onder het Kerstakkoord vallen en dat de eisers niet tegelijkertijd kunnen claimen dat zij recht hebben op deze uitkeringen en dat zij hun belangen in Egeria overdragen. Daarnaast werd de vordering tot vernietiging van de in beslag genomen gegevens afgewezen, omdat er op dat moment geen rechtsgrondslag voor inzage in deze gegevens was en vernietiging onomkeerbaar zou zijn.

De eisers zijn in het ongelijk gesteld en zijn veroordeeld in de proceskosten van Egeria c.s. tot een bedrag van € 8.146,00. Dit vonnis is gewezen door voorzieningenrechter T.H. van Voorst Vader, bijgestaan door griffier E.H. van Kolfschooten, en is openbaar uitgesproken op 15 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/766241 / KG ZA 25-187 VVV/EvK
Vonnis in kort geding van 15 april 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: [eiser 3] ,
eisers bij dagvaarding van 19 maart 2025,
hierna samen te noemen: [eisers] (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. J.H. Lemstra en mr I. Wassenaar,
tegen
1. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR EGERIA PRIVATE EQUITY FUND V,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Stak,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EGERIA CAPITAL MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: Egeria,
gedaagden,
hierna samen te noemen: Egeria c.s.,
advocaat: mr. L. Milders, mr. A.B. Abeln en mr. T.R.B. de Greve.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 1 april 2025 heeft [eisers] de dagvaarding toegelicht. Egeria c.s. heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van [eisers] : [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] met hun advocaten mr. J.H. Lemstra en mr. I. Wassenaar.
aan de zijde van Egeria c.s.: [naam 1] , CEO van Egeria, met zijn advocaten
mr. L. Milders, mr. A.B. Abeln en mr. T.R.B. de Greve.
1.3.
Na verder debat is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Egeria is een investeringsmaatschappij, die zich (onder meer) richt op
private equity-investeringen.
2.2.
[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] waren alle drie in dienst bij Egeria.
[eiser 1] is op 1 mei 2010 in dienst getreden en zijn laatste functie was
managing partner. Op 29 september 2023 heeft hij een vaststellingsovereenkomst gesloten met Egeria waarmee zijn arbeidsovereenkomst is geëindigd op 1 april 2024.
[eiser 2] is op 15 januari 2012 in dienst getreden en zijn laatste functie was
partner. Hij heeft op 4 maart 2024 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarmee zijn arbeidsovereenkomst op 1 januari 2025 is geëindigd.
[eiser 3] is op 1 maart 2012 in dienst getreden bij Egeria en zijn laatste functie was ook
partner. [eiser 3] heeft op 15 februari 2024 een vaststellingsovereenkomst getekend op basis waarvan zijn arbeidsovereenkomst is geëindigd op 1 januari 2025.
Na het vertrek van [eisers] bij Egeria hadden zij nog belangen in Egeria.
2.3.
De Stak houdt lidmaatschapsrechten in ‘Egeria Private Equity Fund V Coöperatief U.A.’ (hierna; Egeria Fund V). Egeria is de enige bestuurder van de Stak. De Stak heeft certificaten uitgegeven aan onder meer [eisers] op grond van de Stakeholders Agreement van 13 december 2007. Hierin is bepaald, voor zover van belang, over uitkeringen door de Stak:
“(…)
6 DISTRIBUTIONS; WITHHOLDING
6.1
Distributions
On or promptly after each date on which the Coop makes a distribution to the Trust Foundation, the Trust Foundation shall distribute such proceeds to each of the Depositary Receipt Holders in the proportion to the number of Depositary Receipts they hold. (…)”
2.4.
Daarnaast is in de statuten van de Stak bepaald over het doel van de Stak en het doen van uitkeringen:

3 Doel
3.1
De stichting heeft ten doel
(…)
(b) het administreren van BV aandelen, (…) het innen van de op de aandelen, het lidmaatschap en het CV belang verschijnende dividenden en andere uitkeringen en het uitkeren van die voordelen aan de certificaathouders (…)
3.2
De stichting zal de rechten (…) op zodanige wijze uitoefenen, dat de belangen van alle daarbij betrokkenen zo goed mogelijk worden gewaarborgd. (…)”
2.5.
In de Trust Conditions van de Stak is (onder meer) bepaald over het doen van uitkeringen:

5.Dividends and other Distributions

5.1
The Trust Foundation shall collect all Proceeds.
5.2
Immediately after receipt, the Trust Foundation shall pay:
- the Proceeds it received on the BV Shares to the holders of BV Depositary Receipts; (…)”
2.6.
Eind december 2024 heeft de Stak een tussentijdse uitkering gedaan aan de certificaathouders, maar niet aan [eisers]
2.7.
Tussen Egeria en [eisers] bestaat een geschil over het vertrek van [eisers] bij Egeria en de door hen opgerichte investeringsmaatschappij Nyver Capital Management B.V. (hierna: Nyver). Egeria vermoedt dat [eisers] bedrijfsinformatie van Egeria gebruikt voor zijn eigen investeringsmaatschappij. Op 5 december 2024 heeft Egeria daarom verlof gevraagd bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag. Op 6 december 2024 is verlof verleend, onder de voorwaarde dat de eis in de hoofdzaak wordt ingesteld binnen 21 dagen na (de eerste) beslaglegging. Op 9 december 2024 is conservatoir bewijsbeslag gelegd. Bij de beslaglegging heeft IT-specialist DigiJuris integrale forensische kopieën gemaakt van, onder meer, alle (privé)gegevensdragers (zoals computers, laptops, telefoons) van [eisers]
2.8.
[eisers] en Egeria zijn eind december 2024 in gesprek gegaan om het geschil op te lossen. Op 24 december 2024 om 11.09 uur heeft mr. De Greve, namens Egeria, een e-email gestuurd met een eindvoorstel op hoofdlijnen (hierna: het Kerstakkoord). In het Kerstakkoord is bepaald dat partijen daarna verder zouden onderhandelen over een finale overeenkomst. In die e-mail staat:
“(…) In het kader van de kerstgedachte is Egeria bereid het volgende eindvoorstel te doen, welk voorstel door de drie heren en Nyver gezamenlijk tot vanmiddag 15.00 uur geaccepteerd kan worden, waarna het komt te vervallen en hier geen beroep meer op kan worden gedaan. Gelet op alles wat is gewisseld, moet duidelijk zijn dat dit het is.
1.
Bedrag: uitkoop van alle belangen van de drie heren tezamen voor een all-in bedrag van
EUR 16,5 miljoen. Onderlinge verdeling is aan de heren maar het moet wel fiscaal aanvaardbaar zijn, geen negatieve consequenties voor Egeria hebben en conform hetgeen in het economisch verkeer aanvaardbaar is, zijn. Om hier uitvoering aan te kunnen geven moet het voorstel voor de verdeling nog dit jaar worden gedeeld.
Partijen akkoord t.a.v. verdeling en aanvaardbaarheid.
2.
Betaling: 75% bij ondertekening/levering (januari 2025), 25% op
1 juli 2026. De betalingen worden gedaan onder de voorwaarde dat de afspraken stipt en geheel worden nagekomen.
Partijen akkoord.
3.
Nyver: Nyver mag bij een deal verder met haar fundraise, maar niet eerder dan per
21 juni 2025en onder de voorwaarde dat bij het eerste fonds geen bedrijven worden aangekocht met een genormaliseerde EBITDA van > EUR 12 miljoen zoals genoemd in het jaar van de aanbieding in het investmentsmemorandum, zoals gepresenteerd in de auction (bedrijven die in een one-on-one omgeving na
21 juni 2025worden gesourced vallen buiten deze definitie).
Partijen akkoord.
4.
LP’s: vanaf
21 juni 2025gelden geen restricties ten aanzien van LP’s.
Partijen akkoord.
5.
Trackrecord: Egeria gaat in het kader van een totaaldeal akkoord met hetgeen is gepresenteerd (de door jou gisteren toegestuurde pdf bijlage) en niet meer dan dat. Hierbij moet duidelijk zijn dat dit niet conform afspraken en overeenkomsten is, maar dat een akkoord uitsluitend kan worden gegeven in het kader van volledige overeenstemming. In aanvulling moet bij alle case studies duidelijk worden vermeld dat dit deals onder de vlag van Egeria zijn geweest.
Partijen akkoord.
6.
Relaties: uitsluitend carve out (dus het gebruik van) professionele adviseurs (zoals de grote accountants-, advocatenkantoren, M&A boetieks en banken), [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] is akkoord. Voor het overige mag niet worden samengewerkt (op welke wijze dan ook) met een relatie van Egeria. Een relatie is eenieder die in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum ondertekening overeenkomst werkzaamheden heeft verricht voor Egeria, haar groepsmaatschappijen of haar portfolio companies. Deze verplichting geldt voor de duur van twee jaren vanaf het ondertekenen van de onderhavige overeenkomst. Egeria wil hierbij nog toezeggen dat op case-by-case basis een schriftelijke waiver mag worden gevraagd, alsook dat die waiver niet op onredelijke gronden zal worden onthouden.
Akkoord met jullie voorstel dat Nyver wél in staat wordt gesteld LP’s in contact te brengen met relaties maar uitsluitend indien deze dienen als referentie check en
mitsEgeria daar dan gelijktijdig en volledig afschrift van ontvangt.
Partijen akkoord.
De gevraagde verduidelijking is akkoord. Dit betekent dat relaties van Egeria mogen worden geaccepteerd als LP, zonder enige verdere vorm van samenwerking. Relaties mogen niet eerder dan1 oktober 2025worden benaderd voor dit doeleinde. Met de gelijktijdige opgave welke relaties aan wie als referent worden opgegeven stemt Egeria eveneens in.
7.
Personeel: voor een periode van vier jaar na de datum ondertekening van de te sluiten overeenkomst mag geen (voormalig) personeel van Egeria werkzaamheden verrichten voor Nyver en/of de heren (op welke wijze dan ook). Ook hiervoor mag – in afwijking – een schriftelijke waiver worden gevraagd. Additioneel boetebeding (naast recht op schadevergoeding en naast recht op nakoming) van EUR 1 miljoen per overtreding.
Partijen akkoord.
8. Communicatie: in trant van “ [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] hebben besloten per de zomer 2025 een eigen fonds te gaan oprichten en Egeria daartoe te verlaten. Egeria wenst hen veel succes in de toekomst.” Voor het overige terughoudend en niet negatief.
Partijen akkoord.
9.
Overig:
Beëindiging van de commissarissenposities van [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] wordt zo snel mogelijk en uiterlijk
op 28/12aan Egeria en de betrokken entiteiten bevestigd en verder geformaliseerd.
Alle informatie en stukken van Egeria worden per ommegaand teruggegeven en – indien teruggave onmogelijk is – deugdelijk vernietigd en daarvan bewijs aan Egeria verstrekt.
Dit voorstel is één en ondeelbaar. Bij overeenstemming en vervolgens ook nakoming is geen inzage in de stukken nodig. Alle procedures e.d. worden gestopt. Finale kwijting over en weer. Iedere partij draagt eigen kosten, Egeria zal bij overeenstemming dus geen kosten gaan verhalen.
Partijen akkoord.
Ter zake de gevraagde verduidelijking geldt datinternevoorbereidingen voor21 juni 2025zijn toegestaan, maar dit dient wel echt uitsluitend intern te zijn (i.e., er wordt niet op enige wijze naar buiten getreden). Dit laatste betekent ook dat het voeren van gesprekken met bedrijven voor21 juni 2025niet acceptabel is.
10.
Tijdspad: Uiterlijk eerste kerstdag ondubbelzinnig akkoord op deze hoofdpunten en het trackrecord. Zo niet, dan eindigen de gesprekken. Januari 2025 finale overeenkomst (welke geheel naar genoegen van Egeria dient te zijn) en leveringen.
Partijen akkoord.
(…)”
2.9.
Mr. Lemstra heeft namens [eisers] gereageerd op het voorstel van mr. De Greve van 11.09 uur en nog enkele wijzigingen voorgesteld. Mr. De Greve heeft de voorgestelde wijzigingen verworpen en geantwoord:
“Je kent het laatste voorstel van vandaag van Egeria. Desgewenst kan dat - zonder verdere toeters en bellen van de zijde van jouw cliënten - tot 15.00 uur worden aanvaard.”
Hierna zijn nog enkele e-mails gewisseld tussen de advocaten over de voorwaarden. Mr. De Greve heeft op 24 december 2024 om 17.05 uur geschreven dat partijen volgens hem tot overeenstemming zijn gekomen en of dat met een enkel woord bevestigd kon worden. Hierna heeft mr. Lemstra om 18.14 uur (onder meer) geantwoord:
“Bij deze de gevraagde bevestiging.”
2.10.
Op 30 december 2024 heeft [eiser 1] [naam 1] , CEO van Egeria, een e-mail gestuurd met een verdeling van de afgesproken waarden:
“(…)
  • Institutionele belangen in Fonds 5 worden teruggekocht tegen de Q4 2024 waardering. Bedragen hieronder zijn gebaseerd op een schatting.
  • Waarde van het vastgoed (FP 1 BV) is geschat op het opgeofferde bedrag. Voor [eiser 1] EUR 2,0m en voor [eiser 2] EUR 0,4m. Voor [eiser 3] is FP1 niet van toepassing.
  • De overige waarde wordt uitgekeerd op de carried interest belangen in F4 en F5
  • Per persoon kan er een ander percentage van de verkochte certificaten tegen kostprijs in de VSO overeengekomen worden. Dit maakt de onderstaande verdeling dan mogelijk
(…)”
2.11.
Op 29 januari 2025 is voor het conservatoir bewijsbeslag – na een eerder verzoek van Egeria op 19 december 2024 tot verlenging van de termijn met 30 dagen – de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak (van rechtswege) vervallen.
2.12.
Egeria heeft op 1 februari 2025 een concept vaststellingsovereenkomst toegestuurd aan [eisers] als uitwerking van het Kerstakkoord voor een finale overeenkomst.
2.13.
[eisers] heeft per brief van 14 februari 2025 laten weten dat hij zich niet kon vinden in dit concept omdat het volgens hem op essentiële onderdelen afwijkt van het Kerstakkoord. Verder heeft [eisers] aanspraak gemaakt op de tussentijdse uitkeringen van de Stak en gesommeerd deze bedragen binnen 7 dagen te betalen aan [eisers] heeft toen betaling uitbleef deze sommatie herhaald bij brief van 13 maart 2025. Ook heeft [eisers] op 24 februari 2025 een eigen concept vaststellingsovereenkomst aan Egeria toegestuurd met de finale uitwerking van het Kerstakkoord.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. de Stak te veroordelen tot betaling van de tussentijdse uitkering ter hoogte van € 1.880.156,00 voor [eiser 1] , € 537.187,00 voor [eiser 2] en € 139.669,00 voor [eiser 3] , te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2025;
II. Egeria te veroordelen tot het geven van een schriftelijke instructie aan DigiJuris, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, om de op 9 december 2024 inbeslaggenomen gegevens van [eisers] volledig en onherroepelijk te vernietigen, op straffe van een dwangsom;
III. Egeria c.s. te veroordelen in de proces- en nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eisers] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. Het tussen partijen gesloten Kerstakkoord staat aan beide vorderingen niet in de weg. De Stak heeft een zelfstandige verplichting om de tussentijdse uitkeringen aan [eisers] uit te betalen. Daarnaast is de grondslag voor het conservatoir bewijsbeslag komen te vervallen omdat Egeria c.s. niet op tijd een eis in de hoofdzaak heeft ingesteld. Er is daarom geen grond meer voor het bewaren van de gegevens en het bewaren is (zelfs) in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
3.3.
Egeria c.s. voert verweer. Egeria c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
Egeria c.s. betwist dat [eisers] recht heeft op de tussentijdse uitkeringen.
Verder betoogt Egeria c.s. dat zij op grond van het Kerstakkoord de gegevens van het bewijsbeslag mag bewaren (onder DigiJuris). Er zijn in het Kerstakkoord geen afspraken gemaakt over vernietiging van de data.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben een geschil over de afwikkeling van het vertrek van [eisers] bij Egeria en de door hem opgerichte investeringsmaatschappij Nyver. Daartoe hebben zij afspraken gemaakt vastgelegd in het Kerstakkoord. Bij de finale uitwerking van het Kerstakkoord hebben partijen onder meer discussie gekregen over de tussentijdse uitkering van de Stak en het bewijsbeslag. Deze twee onderwerpen zullen achtereenvolgens worden behandeld.
Tussentijdse uitkeringen
4.2.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van [eisers] op Egeria c.s. voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de voorzieningenrechter mede betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.3.
Tussen partijen staat vast, nu Egeria c.s. dit niet heeft betwist, dat de Stak eind december 2024 tussentijdse uitkeringen heeft gedaan aan certificaathouders. Partijen verschillen van mening of [eisers] ook nog recht heeft op deze tussentijdse uitkeringen in verband met het op 24 december 2024 gesloten Kerstakkoord.
4.4.
[eisers] stelt dat zij alle drie certificaathouders zijn van de door de Stak gehouden belangen in Egeria Fund V. In december is er een tussentijdse uitkering geweest en daar hebben zij als certificaathouders ook recht op. Het tussen Egeria en [eisers] gesloten Kerstakkoord staat hieraan niet in de weg. De Stak is namelijk geen partij bij het Kerstakkoord. De Stak staat los van Egeria en heeft op grond van artikel 6.1 van de Stakeholders Agreement (zie 2.3), artikel 3.1(b) en 3.2 van de statuten (zie 2.4) en artikel 5.2 van de Trust Conditions (zie 2.5) een zelfstandige verplichting om de bedragen uit te keren aan [eisers] Als Egeria had gewild dat de afspraken uit het Kerstakkoord ook voor de Stak zouden gelden had zij dat moeten opnemen.
Bovendien maken de door de Stak uitgegeven certificaten (in Egeria Fund V) geen onderdeel uit van het Kerstakkoord omdat het Kerstakkoord enkel ziet op de
carriedbelangen in Egeria, zijnde de winstrechten van [eisers] bij succesvol management. Alleen daarvoor is bedoeld om finale afspraken te maken. Dat is ook logisch omdat [eisers] de certificaten heeft gefinancierd uit zijn privévermogen.
Daarnaast is de hoofdregel dat [eisers] tot het moment van levering van zijn certificaten recht heeft op de economische vruchten daarvan, zijnde de tussentijdse uitkeringen, en de certificaten nog niet zijn geleverd. Als Egeria meent dat dat anders is en [eisers] hierop vanaf het Kerstakkoord geen recht meer zou hebben, had dat moeten worden opgenomen in het Kerstakkoord. Door dat niet te doen geldt nu de hiervoor genoemde hoofdregel.
Tot slot zullen bij toewijzing van de vordering de tussentijdse uitkeringen (uiteraard) in mindering worden gebracht op de
lump sumvan € 16,5 miljoen uit het Kerstakkoord. Er is bovendien ook geen restitutierisico omdat [eisers] hebben gesteld in staat zijn om de tussentijdse uitkeringen te restitueren en de certificaten en aandelen hoe dan ook meer dan voldoende verhaal bieden voor Egeria.
4.5.
Egeria c.s. betwist dat [eisers] recht heeft op de tussentijdse uitkering. Met het Kerstakkoord heeft [eisers] afstand gedaan van ieder recht dat zij (mogelijkerwijs) aan bestaande contracten zou kunnen ontlenen. Het was een totaaldeal waarmee het geschil tussen Egeria en [eisers] finaal is beslecht.
Dit blijkt duidelijk uit de bewoordingen van het Kerstakkoord, onder meer: ‘uitkoop van alle belangen’, ‘all-in bedrag’, ‘totaaldeal’, ‘volledige overeenstemming’, ‘dit voorstel is één en ondeelbaar’ en ‘finale kwijting over en weer’. Het Kerstakkoord vervangt dus alle voorgaande overeenkomsten, waaronder dus ook de Stakeholders Agreement op basis waarvan [eisers] meent recht te hebben op de tussentijdse uitkering.
Dat de tussentijdse uitkeringen van de Stak buiten het Kerstakkoord zouden staan, is dus onjuist. Met het Kerstakkoord zijn partijen tot een oplossing gekomen voor ‘alle belangen van de drie heren tezamen’. Onder alle belangen kan niet anders worden verstaan dan alle belangen die [eisers] in Egeria hebben en daaronder vallen dus ook de certificaten in Egeria Fund V. Bovendien krijgt [eisers] hier een ‘all-in’ bedrag, een
lump sum, van € 16,5 miljoen en dat bedrag omvat eveneens de uitkeringen die [eisers] van de Stak zou ontvangen. Daar ging [eiser 1] zelf ook vanuit, blijkens zijn e-mail van 30 december 2024. In die e-mail heeft [eiser 1] de € 16,5 miljoen verdeeld over hemzelf, [eiser 2] en [eiser 3] , waarbij in dat overzicht ook rekening is gehouden met de belangen uit Egeria Fonds V (in e-mail ‘Instutioneel F5’ genoemd) en de belangen in het onroerend goed (in e-mail ‘FP1’ genoemd) (zie 2.10). [eisers] kan dus niet tegelijkertijd afspreken dat zij de belangen gaat overdragen én tussentijdse uitkering van die belangen claimen. Dat komt ook omdat 24 december 2024 kan worden aangemerkt als het moment van overgang van economisch risico.
Verder geldt dat zelfs al zou de Stak geen partij zijn bij het Kerstakkoord, het Kerstakkoord niet anders kan worden uitgelegd dan dat [eisers] jegens de STAK om-niet afstand heeft gedaan van zijn aanspraken , zoals de tussentijdse uitkering.
Dat de tussentijdse uitkering in mindering kan worden gebracht op € 16,5 miljoen gaat (mogelijk) niet op omdat deze betaling in zijn geheel voorwaardelijk is van de nakoming van [eisers] en er op dit moment al tekortkomingen aan de zijde van [eisers] zijn geconstateerd.
4.6.
Uit de standpunten van partijen blijkt duidelijk dat zij van mening verschillen over de uitleg van het Kerstakkoord en de vraag of de tussentijdse uitkeringen hier wel onder vallen, dan wel mee samenhangen. Het is voorshands niet voldoende aannemelijk dat de bodemrechter de uitleg van [eisers] zal volgen, gelet op de gemotiveerde betwisting van Egeria c.s. Voor hun beide standpunten valt iets te zeggen. Als (bijvoorbeeld) enerzijds het standpunt van [eisers] wordt gevolgd dat de Stak geen partij is bij het Kerstakkoord en zij op basis van de Stakeholders Agreement een eigen verplichting heeft tot uitkering lijkt de tussentijdse uitkering aan [eisers] voor de hand te liggen, maar anderzijds als de uitleg van Egeria c.s. wordt gevolgd dat het Kerstakkoord alle voorgaande overeenkomsten vervangt, en dus ook de Stakeholders Agreement, is die verplichting er niet meer voor de Stak. Uit de Kerstovereenkomst blijkt wel duidelijk dat zij een totale overeenkomst behelst die voorziet in betaling van een all-in bedrag voor alle belangen. Dat daarnaast de uitkering van een daarvan losstaande (deel)betaling in de bedoeling lag is onvoldoende aannemelijk om een vordering daartoe in kort geding toe te wijzen.
Daarnaast ondergraaft de e-mail van [eiser 1] van 30 december 2024 (zie 2.10) zijn eigen standpunt (enigszins) dat de uitkering van de certificaten in Egeria Funds V niet onder het Kerstakkoord valt, omdat hij in deze e-mail bij de verdeling van de € 16,5 miljoen wel rekening houdt met de belangen in Egeria Fund V.
Dat tezamen maakt dat (op dit moment) nog niet kan worden vastgesteld dat [eisers] recht heeft op de tussentijdse uitkering. Om die reden wordt deze vordering afgewezen.
Vernietiging gegevens bewijsbeslag
4.7.
Bij het bewijsbeslag heeft DigiJuris integrale forensische kopieën gemaakt van de data en de data vervolgens in bewaring genomen. Zowel DigiJuris als Egeria krijgen op dit moment geen inzage in deze data. Beslaglegger Egeria krijgt pas kennis van de in beslag genomen gegevens of zaken nadat de rechter daarover afzonderlijk in de hoofdzaak heeft beslist (artikel 206 lid 1 Rv). Egeria heeft ter zitting ook toegezegd niet zonder rechterlijke beslissing bij DigiJuris om inzage in de data te verzoeken. De vrees van [eisers] voor schending van zijn privacy is daarom op dit moment niet aanwezig. De rechtsgrondslag voor inzage ontbreekt op dit moment ook omdat de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak is verstreken. Op welke grond Egeria c.s. alsnog inzage wil verkrijgen en of zij daarin kan slagen staat dus niet vast. Hoewel op dit moment een rechtsgrondslag voor inzage dus ontbreekt, gaat vernietiging van de in bewaring genomen gegevens/data in kort geding, zonder dat hierover in een hoofdzaak is beslist, ook te ver vanwege het onomkeerbare karakter.
Dat betekent dat de vordering tot vernietiging van de inbeslaggenomen gegevens wordt afgewezen.
Proceskosten
4.8.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Egeria c.s. worden begroot op:
- griffierecht
6.861,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.146,00
4.9.
De kostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 8.146,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.